Wie in Europa een jurk, trui of broek van Esprit wil kopen, kan daarvoor binnenkort waarschijnlijk niet meer binnenlopen in een eigen winkel. Na faillissementen van dochterbedrijven in Zwitserland, Duitsland en België heeft het moederbedrijf van het ooit iconische merk nu faillissement aangevraagd voor de Nederlandse tak.
Het van oorsprong Amerikaanse, maar nu in Hongkong gevestigde bedrijf maakte de faillissementsaanvraag voor de Nederlandse dochter dinsdag bekend. Wat het besluit op korte termijn betekent voor de circa dertig Nederlandse winkels, waaronder veel franchisezaken, is vooralsnog niet duidelijk. Afgelopen maart opende een franchisenemer nog een nieuwe Esprit-vestiging in Zoetermeer. Die zaak was deze dinsdag nog gewoon geopend, vertelde een medewerker aan NRC. Op een winkel in Den Bosch hangen juist A4’tjes dat de winkel gesloten is, merkte retailblog FashionUnited op.
Lees ook
Na mislukte doorstart verdwijnt kledingmerk Scotch & Soda uit winkelstraat, maar de webwinkel blijft open
Op de Hongkongse beurs waar het bedrijf genoteerd is, daalde de waarde van het aandeel dinsdag naar enkele centen. Sinds begin dit jaar is het aandeel al 70 procent minder waard geworden. 2024 staat dan ook al sinds het begin in het teken van een grote herstructurering. Het bedrijf begon het jaar met een winstwaarschuwing en de twijfels van de externe accountants in het jaarverslag over 2023 of het bedrijf wel een toekomst heeft.
Hoge huren, lange contracten
Het probleem: het bedrijf haalt het grootste deel van haar omzet, 90 procent, uit Europa. Maar met die activiteiten gaat het al een decennium slecht. Veel van de winkels zitten in te grote panden met lange contracten met hoge huren. Recent hebben stijgende kosten en terughoudende consumenten, vooral in de belangrijke markt Duitsland, Esprit nog verder in de problemen gebracht. Esprit zag de omzet over het boekjaar 2023 met 16 procent dalen tot 700 miljoen euro. Het verlies bedroeg 275 miljoen euro, tegenover 80 miljoen euro een jaar eerder.
In maart werd dan ook het bankroet van de Zwitserse winkels uitgesproken, gevolgd door de Belgische vestigingen. In mei volgde het faillissement in de belangrijke Duitse markt.
Esprit maakte na het Duitse bankroet al bekend zich in Europa voortaan te willen concentreren op een eigen online winkel en verkoop via derde partijen. Mogelijk blijft er om die reden ook wel een pand in Nederland waar het logo van Esprit op prijkt: op een groot distributiecentrum voor heel Europa. In juni schreef Esprit dat het hiervoor zes potentiële locaties in Nederland op het oog heeft.
Esprit werd in 1968 op Bermuda opgericht door het echtpaar Tompkins, ook oprichter van The North Face. Vooral in de jaren tachtig was het merk razend populair. Retailexpert Olaf Zwijnenburg van Rabobank: „Wie kende niet het ‘E’ in drie streepjes? Esprit was echt een iconisch, global merk.” Begin dit decennium had Esprit meer dan 600 winkels en een omzet van 4 à 5 miljard euro. Maar daarna zette de ondergang in, zag Zwijnenburg. In 2012 trok het merk zich terug uit de Verenigde Staten, na jaren van verliezen. „De ziel verdween uit het merk. Collecties waren niet vooruitstrevend meer en winkels hadden weinig allure.”
Zwijnenburg vraagt zich af of Esprit zich voor een zoveelste keer opnieuw kan uitvinden. „Maar dat er afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in e-commerce kan wel een goed uitgangspunt zijn.”
Lees ook
Lege etalages, failliete ketens – toch overleeft de winkelstraat
Opvallend is dat het huidige management van Esprit voor het voortbestaan van het merk ook juist mikt op een revival in het land waar het begon: de VS. Het ontwerpteam van Esprit werkt sinds vorig jaar vanuit New York. In een aantal grote steden zijn pop-upstores geopend. Het merk hoopt terug te kunnen grijpen op het succes van eind vorig eeuw. In een presentatie aan franchisenemers omschrijft het bedrijf zijn eigen imago als ‘vergeten’: „We moeten ze eraan herinneren dat we cool zijn.”
Staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport, VVD) heeft de vaccinatie tegen het RS-virus opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma, zo schrijft hij dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer. Hij hoopt dat er in het najaar van 2025 kan worden gestart met inenten.
Het respiratoir syncytieel virus (RS-virus) is het vaakst voorkomende verkoudheidsvirus bij kinderen en gaat vooral in de winter rond en veroorzaakt infecties in de luchtwegen. Met name baby’s kunnen erg ziek worden na een besmetting.
Door hen te inenten, wordt ,,veel leed bij pasgeboren kindjes en hun ouders” voorkomen, aldus Karremans. Daarnaast gaat volgens de staatssecretaris een preventieve werking uit van de vaccins, waarmee het aantal ziekenhuisopnames terugloopt. Zo moet de druk op de zorg ook afnemen.
In een zogenoemde piekweek afgelopen november werden er 190 kinderen onder de twee jaar opgenomen met het virus, meldt het RIVM op basis van gegevens die 47 ziekenhuizen registreren. In 2022 ging het in diezelfde week om negentig kinderen onder de twee jaar.
Op termijn kunnen alle ouders hun kinderen in het eerste levensjaar laten inenten, een advies dat Karremans eerder heeft overgenomen van de Gezondheidsraad.
De Amerikaanse wetenschappers John J. Hopfield en Geoffrey E. Hinton krijgen de Nobelprijs voor Natuurkunde voor hun baanbrekende werk aan kunstmatige neurale netwerken (beter bekend als AI). Dat maakte het Nobel Comité dinsdag in Stockholm bekend.
De Amerikaan Hopfield vond een netwerk uit, geïnspireerd door de werking van het menselijk brein, dat patronen kon opslaan en opnieuw kon creëren. Dit Hopfield network maakt gebruik van het magnetisch moment dat atomen hebben.
Geoffrey Hinton, Brits-Canadees, gebruikte dit netwerk voor een ander nieuw netwerk dat de Boltzmann machine heet. Dit netwerk kan kenmerkende patronen herkennen in data. De machine kan daardoor afbeeldingen categoriseren of nieuwe afbeeldingen creëren die lijken op die waarmee hij getraind is.
Ellen Moons, voorzitter van het Nobel Comité voor Natuurkunde, benadrukte bij de bekendmaking dat AI veel kansen biedt, maar ook een bedreiging voor de mensheid kan zijn.
Dinsdagmiddag om 17 uur verschijnt er een speciale aflevering van Onbehaarde Apen over deze Nobelprijs
Op 27 september, de dag dat Israël Hezbollah-kopstuk Hassan Nasrallah ombracht in een luchtaanval in Libanon, werden de financieel-economische autoriteiten van Israël onaangenaam verrast door ander nieuws. Kredietbeoordelaar Moody’s waardeerde de financiële score van Israël af, met twee stappen tegelijk, van ‘A2’, naar ‘Baa1’, met als waarschuwing: „vooruitzicht negatief”.
Met zo’n lager kredietstempel (rating) zegt Moody’s: de houdbaarheid van de Israëlische overheidsfinanciën is achteruitgegaan. Het is een waarschuwing aan beleggers in met name Israëlische staatsobligaties.
De afwaardering maakt duidelijk: de escalatie van de oorlog met Hezbollah raakt de Israëlische economie – en daarmee de staatskas. De oorlog, ook met Hamas, zal de Israëlische economie op lange termijn „duurzaam verzwakken”, denkt het ratingbureau.
Israël reageerde geprikkeld op het plotselinge besluit van Moody’s. „Excessief en niet gerechtvaardigd”, zei Yali Rothenberg, hoog ambtenaar bij het ministerie van Financiën, volgens persbureau Bloomberg.
Maar al enkele dagen later besloot ook een andere grote kredietbeoordelaar, S&P Global Ratings, de kredietscore te verlagen, van ‘A+’ naar ‘A’. De beslissing, legt S&P uit, weerspiegelt „de gevolgen voor Israëls economie en overheidsfinanciën” van een „verergerend” conflict met Hezbollah en aanhoudende oorlogsvoering in Gaza.
Een jaar na de terreuraanval van Hamas op Israël, op 7 oktober 2023, hebben alle drie de grote kredietbeoordelaars Israël één of meerdere keren afgewaardeerd (ook Fitch, dat dit in augustus deed). Het roept de vraag op: kunnen de Israëlische economie en overheidsfinanciën een lange oorlog op meerdere fronten wel aan?
Economische schade ‘kolossaal’
Voor een aantal sectoren is de economische schade van de oorlog nu al „kolossaal”, e-mailt Yannay Spitzer, een econoom verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Toerisme is „zowat uitgestorven”. Veel hotels blijven draaien op de tienduizenden uit het Noorden geëvacueerde Israëlische burgers die daar overnachten, maar veel restaurants en toeristengidsen zitten nu zonder werk.
Boerenbedrijven en andere ondernemingen rond de Gazastrook en de Libanese grens „functioneren niet meer”, schrijft Spitzer. En dan is er de bouwsector, die sterk lijdt onder het intrekken door de regering van werkvergunningen voor meer dan 100.000 Palestijnen uit de bezette Westelijke Jordaanoever. In de eerste helft van 2024 was er 37 procent minder bouwactiviteit in Israël dan een jaar eerder.
Toch is de impact van de schade in deze sectoren op de economie als geheel beperkt. Landbouw vormt slechts 2 procent van Israëls bbp, bij toerisme gaat het om 2,4 procent (volgens OESO-cijfers uit 2018). De Israëlische economie leunt vooral op een sterke techsector. Het land exporteert veel hoogwaardige diensten, zoals software-ondersteuning.
Israëls economie groeide de afgelopen jaren hard, maar kreeg na de terreuraanval van Hamas een forse klap. In het vierde kwartaal van 2023 daalde het bbp met 5,6 procent, vergeleken met het kwartaal ervoor.
Begin 2024 volgde weliswaar snel herstel – het bbp groeide weer met 4 procent – maar dat herstel zette in het tweede kwartaal van dit jaar amper door (de groei was minimaal: 0,2 procent). De economie was medio dit jaar dus nog niet bijgekomen van de Gaza-klap – en toen moest de escalatie aan het noordelijke front nog beginnen.
De schok van 7 oktober
De schok die de Hamas-aanval van 7 oktober in Israël teweegbracht, was meteen terug te zien in consumentengedrag, zegt Anon Eizenberg, als hoogleraar economie eveneens verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, in een videogesprek. „Iedereen in Israël kende wel een slachtoffer van de aanval of een naaste daarvan. Niemand had zin om uit eten te gaan of nieuwe spullen voor in huis te kopen.”
Bovendien hadden veel Israëliërs volgens Eizenberg al snel door dat de oorlog lange tijd zou duren, anders dan bijvoorbeeld de Jom Kippoeroorlog in 1973, die na drie weken voorbij was. „Bedrijfseigenaren stelden hun verwachtingen bij, en veel mensen gingen uit voorzorg sparen.”
Overigens was er één bedrijfstak die wel van deze situatie profiteerde: supermarkten. Omdat Israëliërs veel minder in restaurants aten en velen ook afzagen van vakantieplannen, ontstond een ware „supermarkt-boom”, zegt Eizenberg.
Met uitzondering van getroffen bedrijfseigenaren en mensen die hun huizen en boerderijen in het noorden en zuiden van Israël zijn ontvlucht, voelen Israëlische consumenten de kosten van de oorlog amper in hun portemonnee. De techgedreven economie is grotendeels blijven draaien, de belastingen zijn niet verhoogd, en veel mensen die in de toerisme- of landbouwsector werkten, konden dankzij de krappe arbeidsmarkt – die nog krapper werd door het oproepen van 300.000 reservisten – snel elders werk vinden, zegt Eizenberg.
‘Langste en duurste’ oorlog
Voor de Israëlische schatkist daarentegen is de oorlog een behoorlijke belasting. „We zitten in de langste en duurste oorlog in de geschiedenis van Israël, met uitgaven van 200 tot 250 miljard sjekel” (48 tot 60 miljard euro), zei minister van Financiën Bezalel Smotrich, van de extreem-rechtse Nationale Religieuze Partij, begin september volgens persbureau Reuters. „We beperken onze oorlogsuitgaven niet, we zullen de oorlogsinspanningen ondersteunen tot de overwinning. Zonder overwinning zal er geen veiligheid zijn en zonder veiligheid zal er geen economie zijn.”
Het begrotingstekort lag in augustus op 8,3 procent van het bbp. Over het hele jaar genomen zegt de Israëlische regering een tekort van 6,6 procent te verwachten – maar Moody’s denkt dat dit zal uitkomen op 7,1 procent en S&P zelfs op 9 procent.
De staatsschuld van Israël loopt op: deze komt dit jaar uit op 69 procent van het bbp, in de prognose van S&P. Dat is fors hoger dan in 2023 (61 procent). Naar verwachting van S&P zal de schuld vanaf volgend jaar stabiliseren rond de 72 procent. Dat is overigens nog steeds lager dan in de eurozone (gemiddeld 89 procent), en in de VS (120 procent).
Buffers en bezuinigingen
Wat opeenvolgende regeringen in Israël na de coronapandemie verstandig hebben gedaan, zegt Eizenberg, is het snel terugdringen van de staatsschuld, van 71 naar 61 procent. Zo heeft Israël „manoeuvreerruimte” gecreëerd om de oorlog te kunnen bekostigen. „Het nu laten oplopen van de tekorten, zoals de regering nu doet, is precies wat je moet doen. Je moet de bevolking steunen”, aldus de econoom.
Spitzer is kritscher: hij is bang dat de regering „de staatsschuld verhoogt zonder een plan te hebben om die schuld in de toekomst terug te betalen”. Dat is een „recept voor inflatie”, zegt hij. De inflatie is de laatste maanden al opgelopen, tot 3,6 procent op jaarbasis in augustus. Spitzer ziet ook „een verhoogd risico op een staatsschuldencrisis in de toekomst”.
De regering moet daarom nu „snel besluiten tot aanpassingen in de begroting”, zegt hij, waarmee hij doelt op niet-militaire uitgaven. „De regerende partijen weigeren de meest voor de hand liggende bezuinigingen door te voeren”, aldus Spitzer, verwijzend naar subsidies aan ultra-orthodoxen en Israëliërs die nederzettingen in Palestijns gebied bevolken.
Wat Israël helpt, stelt S&P, is dat het al decennia een overschot heeft op de betalingsbalans (het saldo van geld dat in en uit een land vloeit). Dat komt vooral doordat Israël meer exporteert dan het invoert. Dat overschot zal blijven aanhouden in oorlogstijd, zo verwacht de kredietbeoordelaar, want de dienstenuitvoer kan goeddeels blijven draaien.
Eveneens goed voor de stabiliteit, stelt S&P, zijn de grote valutareserves die de Israëlische centrale bank heeft opgebouwd: 217 miljard dollar, oftewel 42 procent van het bbp.
De rente die de Israëlische overheid betaalt op staatsleningen is wel opgelopen, in een jaar tijd van ruim 4 naar krap 5 procent op tienjarige leningen. Het renteverschil met de VS is in een jaar tijd met ongeveer een procentpunt gestegen.
Maar daarmee zijn de financieringskosten voor Israël niet „onbeheersbaar” geworden, stelt Eizenberg. Al met al, zegt de econoom, „kun je moeilijk zeggen dat het land voor een financiële calamiteit staat”.
Pijn en stabiliteit
Hoe de economische situatie van Israël zich verder ontwikkelt, hangt grotendeels samen met het verloop van de oorlog. Eén ding is zeker, zegt Spitzer: de schulden die de overheid nu maakt om de oorlog te financieren, moeten een keer terugbetaald worden. Die last zal volgens de econoom bij de Israëlische huishoudens terechtkomen, „in de vorm van hogere belastingen en minder publieke diensten in de komende jaren”.
Eizenberg is voorzichtig positief dat de economie zich na de oorlog zal herstellen. Want die economie is tot dusver „veerkrachtig” gebleken. „Er heerst pijn in Israël, maar er is ook stabiliteit”, concludeert hij.