In een Noord-Koreaanse grensgevangenis krijg je dertig maïskorrels per dag

De gevangenis van het ministerie van Staatsveiligheid in Hyesan, in de Noord-Koreaanse provincie Ryanggang, ligt hemelsbreed maar zo’n vijfhonderd meter van de rivier de Yalu, die de grens met China vormt. En deze gevangenis is de plek waar Noord-Koreanen uit de regio terechtkomen als ze worden betrapt bij een poging om die grens over te steken – of als ze worden teruggestuurd door China, dat in weerwil van het VN-Vluchtelingenverdrag regelmatig groepen Noord-Koreaanse vluchtelingen uitzet.

In het detentiecentrum worden de vluchtelingen uitvoerig ondervraagd, bijvoorbeeld of ze contact hebben gehad met buitenlanders – vooral Zuid-Koreanen. De gedetineerden verblijven er onder erbarmelijke omstandigheden.

Korea Future, met kantoren in Den Haag, Londen en Seoul, documenteert mensenrechtenschendingen in het Noord-Koreaanse penitentiaire systeem. Een database die de ngo bijhoudt bevat informatie over 245 detentiecentra en meer dan duizend daders. Op basis van onder meer satellietbeelden en uitvoerige vraaggesprekken met oud-gedetineerden die het land hebben weten te verlaten, maakt de organisatie daarnaast 3D-modellen die een gedetailleerd beeld geven van het bestaan in de detentiecentra.

De nieuwste reconstructie is die van het detentiecentrum van het ministerie van Staatsveiligheid in de provincie Ryanggang. Het 3D-model dat Korea Future maakte, geeft een indruk van het interieur, met smalle gangen, verhoorruimtes en kale gevangeniscellen. Verscholen in een woonwijk, tussen een groot oorlogsmonument en een militaire begraafplaats, is op satellietbeelden het eenvoudige gebouw te zien, van twee verdiepingen met een getrapt schuin dak en een ommuurd, deels overdekt plein.

Maar wat zich daarbinnen afspeelt, verraden die foto’s niet. Daarover kan L. vertellen. Zij wil om veiligheidsredenen niet met haar naam in NRC, en sprak na bemiddeling door Korea Future met de krant via een tolk en met behulp van een videoverbinding vanuit Seoul. Details uit haar getuigenis zijn moeilijk onafhankelijk te controleren, maar zijn in lijn met wat eerder is verteld door andere overlopers.

Verkocht

L. was 29 jaar toen ze in 2006 voor het eerst de grens met China overstak. Ze speelde toen accordeon in een propagandamuziekgroep, en verdiende bij op de zwarte markt – zoals veel Noord-Koreanen. Toen ze werd betrapt, verloor ze haar geld en kon ze nog maar moeilijk in haar levensbehoeften voorzien. „Toen werd ik benaderd door mensen die zeiden dat ik een driejarig contract kon tekenen om in China te werken. En dus ben ik gegaan, om geld te verdienen.”

Dat was niet eenvoudig. Langs de rivier die de grens tussen beide landen vormt, stonden volgens haar „om de tien meter” wachtposten. „We gingen ’s nachts, de mensensmokkelaars voorop om uit te kijken voor de politie. Toen gingen we het water in. De stroming was heel sterk en het lukte niet om over te steken.” Uiteindelijk wist een smokkelaar haar vanaf de Chinese kant naar de oever te sleuren.

Daar bleek al snel dat van een arbeidscontract geen sprake was. L., die zonder papieren alleen informele baantjes in restaurants en op boerderijen kon krijgen, werd door haar mensensmokkelaars verkocht aan een man die met haar trouwde. Hoewel het huwelijk niet vrijwillig was, behandelde hij haar goed, zegt L., en de twee kregen een dochter.

Toch besloot ze in 2008 om terug te keren naar Noord-Korea. „Ik was naar China gekomen om geld te verdienen, niet om te worden verkocht en er te blijven wonen. Ik realiseerde me dat mijn familie geen idee had hoe het met me ging, en ik miste Noord-Korea, waar de ziekenhuizen en de scholen gratis zijn.”

„Ik hield toen een dagboek bij, en iedere keer als ik erin schreef, moest ik huilen en dan vroeg mijn man me waarom. Dan vertelde ik over thuis. En toen besloot mijn man met me mee te gaan. Hij wilde zelf zien hoe mijn leven daar was.”

De terugreis, met haar Chinese man en hun dochter, was zeker zo riskant als het vertrek naar China. Wie illegaal het land verlaat, kan in Noord-Korea op flinke repercussies rekenen. „Ik wist dat het gevaarlijk was, maar ik kende veel mensen bij de grenswacht en ik hoopte dat ze me stiekem zouden doorlaten. Maar het was december, en dan worden er bonussen en promoties uitgedeeld. De grenswachten kenden me inderdaad, maar toen we de Yalu overstaken, leverden ze ons toch uit aan de veiligheidsdienst.”

Gedwongen abortus

Zo belandde L. met haar man en éénjarige dochter in het detentiecentrum in Hyesan, waar ze werden vastgehouden en ondervraagd. Haar ondervragers wilden vaststellen of ze spioneerden, of bijvoorbeeld geld hadden aangenomen uit Zuid-Korea. Ook werden de gedetineerden lichamelijk onderzocht, om te kijken of ze bijvoorbeeld iets meesmokkelden in hun anus of vagina. „Alle mannen en vrouwen werden daarvoor naakt in een ruimte verzameld. Zelfs de luier van onze baby moest af.”

Aan de hand van onder meer getuigenissen van oud-gedetineerden documenteert Korea Future het Noord-Koreaanse gevangeniswezen.
Beeld Orion Intel/Korea Future

De omstandigheden waren zwaar. „In zes cellen werden elk zo’n 26 mensen vastgehouden. Het was er heel krap. We werden iedere ochtend om half zes gewekt, en dan moesten we de hele dag op de grond zitten en recht voor ons kijken. We mochten ons hoofd niet laten zakken, of praten met andere gevangenen.” Wie werd betrapt op fluisteren, kreeg straf, zoals met de handen op het hoofd honderden kniebuigingen maken. Voedsel was schaars. „Een maaltijd bestond uit dertig maïskorrels, voor mezelf en mijn dochter.”

Na vijftig dagen mocht L. gaan, maar zonder haar dochter en haar man. Die werden, zwaar ondervoed, uitgezet naar China. L., die in verwachting was, werd naar een ziekenhuis gebracht, waar ze werd gedwongen haar zwangerschap te laten afbreken.

„Thuis dacht ik voortdurend aan mijn dochter, ik huilde heel veel en werd gek van verdriet.” L. besloot opnieuw naar China te reizen om haar kind te zoeken, maar werd betrapt, opnieuw vastgezet en door een rechtbank twee jaar naar een heropvoedingskamp gestuurd. Daar deed ze dwangarbeid, onder meer op het land.

Verdronken ratten

Ze verbleef er in een krappe cel met zo’n 120 medegevangenen, op een koude cementen vloer. Er waren geen dekens of schoon water. „Vooral de voedselsituatie was erg slecht. De gevangenenbewaarders namen alle maïs in. Behalve de verrotte kolven, met schimmel en muizenpoep, die werden helemaal zwart en dan tot blokken gekookt. Je werd er heel ziek van, maar je at het toch want er was niks anders. Sommigen aten ratten die waren verdronken in de giertanks waar alle uitwerpselen van het kamp werden verzameld.”

Straffen waren er streng. L. werd meermaals mishandeld, bijvoorbeeld toen ze probeerde op het land een maïskolf achterover te drukken en met een geweerkolf in haar gezicht werd geslagen. „Een keer viel ik uit tegen een bewaker. Ik werd een week in een isolatiecel gestopt van vijftig centimeter bij een meter. Je kunt er niet liggen en ook niet staan, want dan duwt de toiletpot in je rug.”

Vijf keer maakte L. mee dat een medegevangene ’s ochtends bleek te zijn bezweken aan ondervoeding. „Dan scheurden ze hun kleding aan repen en bonden daarmee het dubbelgevouwen lichaam vast, zodat het in een zak paste. Een soort half mens, door de ondervoeding waren ze heel dun. En zo werden de lijken verbrand.”

Leugens

Toen L. vrij kwam en naar huis terugkeerde, woog ze nog maar 26 kilo. „Ik was zo zwak dat ik niet meer kon eten.” Maar nadat ze een paar maanden bij haar moeder was aangesterkt, deden ze samen een nieuwe poging om naar China te reizen, dit keer met succes. „De tweede keer dat ik naar China vluchtte, was natuurlijk allereerst vanwege mijn dochter. Maar het was ook omdat ik had ontdekt dat alles wat ik in Noord-Korea heb geleerd, een leugen was.”

Zuid-Korea is vanuit China alleen over zee of per vliegtuig bereikbaar, voor Noord-Koreanen zonder papieren onmogelijk. Maar met hulp van een christelijke hulporganisatie wist L. – inmiddels van haar man gescheiden – enkele jaren later samen met haar moeder en dochter de Zuid-Koreaanse ambassade in Vietnam te bereiken. Sinds vijf jaar wonen de drie in Seoul, waar ze werkt in een hotel. Dat baantje wil L. binnenkort opzeggen. „Noord-Koreanen krijgen om een of andere reden nooit promotie.”

Ze hoopt zich aan te sluiten bij een muziekgroep, waar ze wil zingen en dansen, en haar accordeonspel weer wil oppakken.