Het nadeel van nuchter blijven op feestjes is dat, wanneer je niet op tijd naar huis gaat, je op een zeker moment altijd in een soort reddingsbrigade verandert. Zo heb ik in de loop der jaren nogal wat mensen op een taxi naar huis gezet, en anderen weer over hun ruggen gewreven terwijl ze hun maaginhoud leegden in de hondenmand. Maar vooral heb ik geluisterd, want velen beginnen als ze een slok op hebben tegen me te biechten. Dan vertrouwen ze me toe dat ze niet zo blij zijn met hun werk, met hun relatie of, nog verdrietiger, dat ze zichzelf eigenlijk helemaal niet leuk vinden.
Ik beschouwde het aanhoren van al die bekentenissen lang als een soort gemeenschapsdienst, mijn kleine bijdrage aan de samenleving, maar onlangs begon ik er toch een beetje wanhopig van te worden, want er veranderde weinig voor degenen die tegen me leegliepen. Zij hadden hun hart gelucht, maar ondernamen verder geen stappen om hun leven te veranderen, waardoor ze bij het volgende feestje weer huilend om mijn hals hingen.
Uiteindelijk ging ik zelf maar te biecht. Weliswaar nuchter en bij een gepensioneerde zenleraar in plaats van bij een jezuïet, maar je moet toch wat.
„Ik kan geen avond nuchter zijn of mensen storten hun hart bij me uit”, begon ik.
‘Ik kan geen avond nuchter zijn of mensen storten hun hart bij me uit’
‘Maar dat doen ze ook bij dronken soortgenoten hoor, alleen vergeten die het weer”, neuriede hij. „En vergeet niet dat velen het tegenwoordig stellen zonder geloof of enige andere vorm van levensbeschouwing. Die hebben dus niet de uitlaatklep van het gebed, de biecht of de rust van even mediteren waardoor je inziet dat het hele bestaan nergens op slaat.”
„Maar dat wil toch niet zeggen dat ik opeens ieders praatpaal moet zijn?”
„Nee, maar niemand dwingt je. Je kan ook gewoon weglopen wanneer het je te veel wordt.”
Hij vouwde van een theezakjeslabel een piepklein bootje. Daarna drukte hij het minuscule vaartuig met zijn duim plat.
„Je kan er ook anders naar kijken”, vervolgde hij. „Zij práten tenminste nog over hun zorgen, ook al moeten ze zich daarvoor eerst een stuk in de kraag drinken. En het lucht hen genoeg op om weer even door te kunnen. Sommige dingen moeten er nou eenmaal uit. En vaak gebeurt dat juist wanneer je teut bent, want dan ben je ongeremder. En dan kan je bovendien je openhartigheid achteraf gooien op dronkenschap, wat de schaamte verkleint.”
„Welke schaamte?”
„Dat er blijkbaar een roes voor nodig is om echt eerlijk te durven zijn over jezelf.”
Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.
Het idee van een Europees hogesnelheidsnetwerk heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Ook in het opiniestuk van Hidde Boersma en Floris Kreiken, over het herwinnen van centrale overheidscapaciteit kwam het weer terug (Progressieven, zet weer vol in op een overheid met power, 11/6).
Een netwerk van hogesnelheidstreinen oogt modern, past in het groene narratief en is politiek verleidelijk. Maar in werkelijkheid is het een buitengewoon dure manier om opvallend weinig te bereiken.
Een veelgehoord argument is dat het netwerk een milieuvriendelijk alternatief is voor korteafstandsvluchten. Maar dat is het niet: het daadwerkelijke vervangingspotentieel is slechts marginaal. Met het huidige netwerk is slechts twee tot vijf procent van de Europese vliegbewegingen realistisch te vervangen door de trein, wat ongeveer een procent van de CO2-uitstoot van de luchtvaart vertegenwoordigt. Een volledig dekkend Europees hogesnelheidsnetwerk zou dat aandeel verhogen tot zo’n vijftien procent, ongeveer vijf procent van de CO2-uitstoot van de luchtvaart. Maar om dat laatste te bereiken zijn honderden miljarden euro’s nodig, en de daarmee gepaard gaande natuurverwoesting en milieuschade staan in geen verhouding tot het beoogde effect.
Bespaarde uitstoot
Want het project is enorm duur: één kilometer spoor kost in vlak terrein al snel 20 tot 30 miljoen euro, en in bergachtig gebied kan dit oplopen tot 50 miljoen of meer. De ecologische rekening is minstens zo hoog. Het spoornetwerk doorsnijdt vaak kwetsbare natuurgebieden en vereist enorme hoeveelheden beton en staal. De CO2-uitstoot die vrijkomt tijdens de aanleg is zo substantieel dat het decennia kan duren om deze te compenseren, als dat al ooit gebeurt. Het is bovendien een van de minst efficiënte manieren om uitstoot te besparen. De kosten per bespaarde ton CO2 via nieuwe projecten kunnen oplopen tot wel duizend euro, een veelvoud van wat andere klimaatmaatregelen kosten.
De fundamentele kracht van luchtvaart is haar flexibiliteit: de infrastructuur bestaat uit relatief goedkope knooppunten, de luchthavens, en de routes passen zich aan de vraag aan. De trein zit gevangen in vaste, kapitaalintensieve routes. Bovendien staat de luchtvaart niet stil. Moderne vliegtuigen zijn aanzienlijk zuiniger en de ontwikkeling van duurzame vliegtuigbrandstoffen is in volle gang. Hoewel de opschaling van die brandstoffen een enorme opgave is, maken deze gebruik van een bestaande, flexibele infrastructuur van vliegtuigen en luchthavens, in tegenstelling tot de starre, immense investering die een nieuw spoornetwerk vereist. Europa kan zich beter richten op het versnellen van die introductie en het voortouw nemen in deze industrie van de toekomst.
Auto-industrie
Intussen ondergaat de auto-industrie een snelle transformatie. Elektrische voertuigen zijn inmiddels gemeengoed geworden, wat autorijden schoner en goedkoper maakt. De volgende stap is de geleidelijke invoering van autonoom rijden, wat de auto een steeds aantrekkelijker alternatief maakt voor langere reizen. En de auto biedt wat de hogesnelheidstrein nooit kan: volledige flexibiliteit van deur tot deur, zonder overstappen of dienstregelingen. Internationaal vervoer betreft doorgaans incidentele in plaats van dagelijkse verplaatsingen, waardoor het effect op bereikbaarheid of filedruk te verwaarlozen is. Deze revolutie voltrekt zich op infrastructuur die we al hebben en wordt met elke software-update beter.
En dan is er nog het veelgehoord argument over de economische groei die een omvattend hogesnelheidsnetwerk zou veroorzaken. Een snellere verbinding tussen steden leidt tot meer handel en toerisme. Maar wie dieper graaft, ziet dat de beloofde baten vaak rusten op te rooskleurige passagiersprognoses en onderschatte kosten. Als er al economische voordelen zijn, concentreren deze zich ook nog eens doorgaans in de grote, toch al welvarende stadscentra. In de praktijk zullen de nieuwe spoorlijnen de economische activiteit verder centraliseren in de grootste hubs, wat leidt tot het uithollen van de kleinere steden die het netwerk juist zou moeten helpen. Het resultaat is geen wijdverspreide welvaart, maar een verdere versterking van de toch al oververhitte centra, vaak ten koste van de omliggende regio’s.
Optimalisatie van het oude
Dit alles betekent niet dat de hogesnelheidstrein waardeloos is. Op drukke corridors tussen grote steden, zoals Amsterdam-Parijs, biedt de trein duidelijke voordelen en heeft hij zijn waarde bewezen. Het al bestaande Europese netwerk moet dan ook gekoesterd en geoptimaliseerd worden.
Maar het bouwen van compleet nieuwe lijnen is economisch en ecologisch onverantwoord.
Het vergt moed om nee te zeggen tegen projecten die prachtig ogen maar niet maar niet brengen wat we werkelijk nodig hebben. Het tijdperk van het bouwen van grootse, nieuwe netwerken is voorbij.
Max Engelander (67), voorheen inspecteur bij de Amsterdamse politie, bestelt één kroket met één boterham – „bruin graag” – en beslist niet meer, want hij is trots op zijn getrainde lijf en wil niet aankomen. In de sportschool staat hij graag op de stairclimber – „je verbrandt 600 calorieën in een halfuur” – en dan zijn er nog de apparaten voor de kracht. Ja, werken doet hij ook nog, harder dan ooit eigenlijk, sinds hij in 2011 een bedrijf is gestart in kogelwerende vesten. „Dat loopt zo goed dat ik drie jaar geleden bij de politie ben gestopt.” Hij verkoopt zijn vesten over de hele wereld, behalve aan landen als Iran of Rusland of Noord-Korea. „Dat is mijn morele kompas.”
We zitten in de brasserie van hotel De Roode Leeuw op het Damrak, waar niets nog herinnert aan de herberg die Simon Pietersz hier in 1454 opende. Of nou ja, die herberg stond toen nog op de Dam. Maar hij heette al wel De Roode Leeuw en het hotel (nu vier sterren) geurt graag met de geschiedenis, die dus teruggaat tot de middeleeuwen. In de negentiende eeuw was er op zondag een levend orkest en zaten mannen – alleen mannen – te schaken. Nu zit je tussen de toeristen die hamburgers en friet bestellen, en nooit de tartaar van artisjok of de zomerrisotto met doperwtjes en peultjes die ook op de kaart staan.
Een reportage over het Damrak, vijfentwintig jaar geleden, daar ken ik Max Engelander van. Hij was buurtregisseur bij bureau Burgwallen en liet me met politieogen kijken naar de verloedering die toen vergaande vormen aannam. Zakkenrollers, drugsdealers, naakte meisjes dansend op de bar van café Teasers. De illegale terrassen, de verwaarloosde gevels, de criminaliteit erachter, vooral witwassen. En dat was dan de rode loper vanaf het Centraal Station de stad in. De assistent van de general manager van De Roode Leeuw fantaseerde hardop over een sprinklerinstallatie in de steeg naast het hotel om de dronken mannen die daar ’s nachts tegen de gevel stonden te pissen weg te jagen. Het vocht drong door de voegen en onder de drempels door naar binnen. „Lijkt me prachtig”, zei hij. „Camera’s erop en zodra iemand blijft stilstaan, gaat hier het alarm af. Als het er weer zo een is, zet ik de koude douche aan.”
Net als we na de koffie de straat op willen gaan, gaat zijn telefoon. „De deurbel”, zegt hij.
Ik had Max Engelander gevraagd om weer met me over het Damrak te lopen en te kijken wat er in die vijfentwintig jaar veranderd is. Hij vond het een geweldig idee – „toch een soort reünie” – en is met zijn Birò vanuit Buitenveldert, waar hij woont, naar het centrum gereden. Net als we na de koffie de straat op willen gaan, gaat zijn telefoon. „De deurbel”, zegt hij. De deurbel? „Er hangt een camera naast en zodra er iemand voor de deur staat, word ik gewaarschuwd. Maar het is” – hij kijkt vluchtig naar de beelden – „loos alarm.” Waar is hij bang voor? „Ik ben nergens bang voor. Ik neem voorzorgsmaatregelen.” Hij laat een foto van zijn moeder zien uit 1943, vlak voordat ze werd verraden en naar Bergen-Belsen werd afgevoerd. Een meisje van dertien met links op haar bloesje een Jodenster. „Snap je? Dat gaat ons niet nog een keer gebeuren.” Voor hem is dit de grootste verandering sinds 2000: „Antisemitisme is weer salonfähig.”
Wordt vervolgd.
Jannetje Koelewijn vervangt deze zomer Petra de Koning.
Agressie-oorlogDe ware reden van de Russische agressie is van een geheel andere orde
In zijn betoog voor vrede en de-escalatie (De geesten worden klaargemaakt voor een permanente mobilisatie, 11/7 ) probeert hoogleraar Willem Schinkel begrip te kweken voor het Russische optreden in Oekraïne. Schinkel redeneert vanuit het Russisch perspectief, maar rechtvaardigt dit een nietsontziende agressieoorlog? Is een dergelijke redenering niet een al te grote simplificatie van de werkelijkheid?
Poetin heeft verschillende keren verklaard dat de oorlog in Oekraïne geen territoriaal conflict is en ook niet het (eind)doel is van Rusland. Het gaat volgens Poetin om het omverwerpen van de Westerse wereldorde. De westerse liberale, decadente en democratische samenleving dient te verdwijnen. Zij vormt een bedreiging voor Rusland.
Lees ook
De spirituele crisis van Europa
De ‘ware’ reden van de Russische agressie in de Oekraïne lijkt van een geheel andere orde. Niet het revanchisme en het herstel van Rusland als wereldmacht was de aanleiding voor de inval in Oekraïne. Dat de NAVO een bedreiging vormt voor Rusland is een frame dat vaak door vredesactivisten, maar ook door aanhangers van Poetin wordt gehanteerd. In werkelijkheid vormt het imperialistische en koloniale Rusland een bedreiging voor de Europese veiligheid.
Hoogleraar Schinkel is gepromoveerd op Aspects of Violence. Een onderzoek naar in hoeverre daders van geweld genieten van het plegen van deze daden. Uit zijn onderzoek blijkt dit het geval te zijn. De vraag die zich dan aandient is in hoeverre deze thesis ook op Poetin van toepassing is. Wellicht belemmert dit juist het proces naar vrede.
Theo van den Doeloud-Tweede Kamerlid voor de VVD en veiligheids- en defensiedeskundige
SpiritualiteitEr is geen weg naar vrede, vrede is de weg
Ik ben blij met de opinie van Willem Schinkel, die aangeeft dat de huidige militarisering een diepgaande spirituele crisis is van de (westerse) mens. Opnieuw wordt de angstige mens voortgestuwd door onwetendheid, zoals al eerder in de geschiedenis. Van individualisme en een kritische geest is helemaal geen sprake meer in het (digitale) domein van de hebzucht.
Massaal bewegen we dezelfde kant op, zelfs als die destructief en toekomstloos is. Die permanente mobilisatie wordt vergemakkelijkt door de digitale slavernij. Triest, verdrietig dat we onszelf nog steeds niet in de ogen durven kijken en kiezen voor vernedering van technologisch dogmatisme, door net te doen alsof milieuproblemen niet bestaan en hardnekkig het mantra te reciteren dat miljarden spenderen aan wapentuig daadwerkelijk vrede brengt. Terwijl ieder van binnen weet dat er geen weg naar vrede is, maar vrede de weg is! Dat vraagt moed en creativiteit en een kritische blik naar onze hele economisch culturele orde. Bijna onmogelijk nu we gewend zijn aan een ‘quick-fix’ voor bijna alles en eigen verantwoordelijkheid een vies woord is geworden.
Ook in deze krant wordt het Frans-Britse kernwapenpact „revolutionair” genoemd, terwijl het meer van hetzelfde is op de schaal van gevorderde domheid. Voor vrede is waakzaamheid nodig, geen droombeeld van quasi-stoere leiders die zelf nooit in de loopgraven zullen staan. Tijd voor een nieuwe pacifistische partij? In ieder geval voor veel meer tegengeluid tegen militaristische verspilling en voor geweldloze alternatieve en sociale verdediging.
Theo KosterGiethoorn
BedankjeMoeite om de koers recht te houden
Bij deze wil ik de heer Schinkel bedanken voor zijn mooie bijdrage aan de weekendbijlage van Opinie & Debat.
Het zijn verwarrende tijden en het kost mij als pacifist en gewetensbezwaarde militaire dienst (1971), moeite om de koers recht te houden. De bijdrage(n) van de heer Schinkel zijn een baken in een woelige zee, waarvoor mijn oprecht dank,
Peter LucassenOldenzaal
Nauwe blikHet is tijd voor de-escalatie
Dank, Willem Schinkel, eindelijk iemand die de hysterie rond de nieuwe wapenwedloop durft te betwijfelen.
Nederland was idolaat van de NAVO-conferentie: dat wij zoiets groots mochten organiseren. Onze goedlachse oud premier is niet voor niks NAVO-chef geworden. Zijn beruchte visieloosheid blijkt te hebben plaatsgemaakt voor een apocalyptisch wereldbeeld. Met zijn verbale trucs en geitenpaadjes bereikte hij optische eenheid zodat de narcistische autocraat Trump niet boos hoefde te worden. Ook het koningshuis werd ingezet om stroop te smeren. Willem-Alexander dronk ooit een pilsje met Poetin, nu ontbeet hij thuis in zijn paleis met Trump. Kortgeleden heeft hij letterlijk gezegd dat Nederland zich tot de tanden toe zou moeten bewapenen, een puur politieke uitspraak van onze monarch.
Schinkel heeft gelijk als hij constateert dat propaganda niet alleen door de tegenstanders wordt gemaakt.
De onvermijdelijke neergang van het Westen hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met wapenwedloop en dus oorlog. Het is hoog tijd voor een op de-escalatie gerichte Europese politiek in plaats de doodlopende steeg naar een nieuwe wereldoorlog in te gaan.
Jan van EedenHaarlem
VerantwoordelijkheidBel Poetin maar
In de opinie van Willem Schinkel staan enkele overwegingen ten behoeve van vrede, met name Oekraïne, die het overdenken waard zijn.
We moeten bedenken, stelt Schinkel, dat de geschiedenis van Rusland behelst: eeuwen van West-Europese pogingen om Rusland te veroveren. Niettemin moet Rusland vanzelfsprekend niet zijn verantwoordelijkheid ontlopen voor de oorlog in Oekraïne, schreef hij even daarvoor.
Ik raad Schinkel aan om Poetin te bellen en te zeggen: ik begrijp dat u liever geen nieuwe Napoleon of Hitler ziet die uw land binnenstormt. Maar als u nu even Oekraïne verlaat? Dan kunnen we het over vrede en de-escalatie hebben.
Rob BraatBest
Feminisme Wat oorlog brengt
De feministen waarschuwden na de Eerste Wereldoorlog dat het Verdrag van Versailles meer kwaad dan goed zou doen. Ze kregen gelijk. Wat als de Franse en Engelse mannen die aan de macht waren naar de vrouwen hadden geluisterd? De internationale vrouwenbeweging had onder haar eigen leden gezien wat oorlog teweegbracht bij onschuldige burgers.
Ja, pacifisme is belangrijk, evenals diplomatie en bescherming.
Vrede vraagt om vredesretoriek. De nadruk van de media op onbenulligheden tijdens de NAVO-top, door Willem Schinkel beschreven, zie ik in die categorie. Niet vervreemdend, maar wat mensen graag horen en lezen wanneer ze zich veilig voelen.