Op prominente plekken in belangrijke Nederlandse musea hangen schuttersstukken zoals Rembrandts Nachtwacht. Ze laten behalve schildersmeesterschap zien hoe belangrijk deze burgermilities ooit waren. Op veel plekken zijn ze intussen letterlijk geschiedenis. In Nederlands en Belgisch Limburg zijn het nog altijd springlevende verenigingen. Sommige steden en dorpen hebben zelfs meer dan één schutterij.
Het Limburgs Schutterij Museum in Steyl, ten zuiden van Venlo, neemt de bezoeker mee door het heden en verleden van dit cultuurfenomeen. Dat betekent veel poppen in uniform en prachtige jurken, schiettuig en andere objecten en tal van oude vaandels aan het plafond. Ondertussen is er tekst en uitleg over schutters, hun keizers en koningen, zoals de beste schutters werden genoemd, en andere figuren in hun gevolg zoals de bieleman, oorspronkelijk bedoeld om versperringen uit de weg te ruimen, en de marketenster, die troepen van eten en drinken voorzag.
In 2008 maakte een brand het toenmalige museum elders in Steyl onbruikbaar. Het grootste deel van de collectie kon worden gered. Het duurde acht jaar voordat de deuren weer opengingen. Dat gebeurde op een nieuwe plek, een voormalige parochiekerk in Steyl. „Bij alle ellende heeft die brand ook goede dingen gebracht”, blikt conservator Luc Wolters terug. „Meer ruimte om tentoon te stellen en een grotere naamsbekendheid.”
Schutterijen stammen uit de Middeleeuwen en bedienden zich aanvankelijk van handbogen en kruisbogen. Op sommige verenigingen is dat nog steeds het geval. In de beide Limburgen is de zware buks standaard.
Koningen en keizers
Conservator Wolters is zelf lid van Sint-Sebastianus uit het Zuid-Limburgse dorp Eys, die teruggaat tot 1517. Uit de kluis van het museum haalt hij de zilveren plaatjes die in de loop der eeuwen werden gemaakt voor de koningen en keizers van een vereniging. De oudste dateert uit de zeventiende eeuw. Ze vertellen over personen van toen (zoals hun beroepen via symbolen) en vormgevingstrends (begin twintigste eeuw werden bijvoorbeeld foto’s in de schildjes aangebracht). Begin jaren vijftig schoot voor het eerst een vrouw als de beste, twee jaar achtereen. „Voor sommige schutterijen is dat nog steeds een brug te ver. In Eys bestonden waarschijnlijk geen regels op dat gebied. Ze is gewoon gaan meedoen.”
Tot 1907 werd elke Nederlandse plaats van enige omvang geacht een schutterij te hebben, vertelt Wolters. „Die diende als aanvulling op het leger. Het Rijk financierde mee en schutterijen moesten op hun beurt elk jaar verslag uitbrengen van hun verrichtingen en paraatheid.” Daarna verdween hun militaire rol.
In de tweede helft van de negentiende eeuw schoten schutterijen echt wortel in beide Limburgen. Dat had te maken met de dreiging van het opkomende Duitsland, maar ook met de eerste onderlinge wedstrijden. Wolters: „Men wilde niet voor elkaar onderdoen met schieten, maar in de loop van de tijd evenmin met de pracht en praal eromheen.”
Trommelaars en kostuums in het Schutterijmuseum in Steyl.
Foto’s: Chris Keulen
Russisch uniform
Waar in Noord-Brabant veel schutterijen wat betreft kleding teruggrijpen op de gildetijd, ogen die in Limburg militair. De meeste zijn gebaseerd op uniformen uit voorbije tijden, soms geïnspireerd door het buitenland. Bij de ingang van het Museum in Steyl staat een pop in het uniform van een schutterij uit Broeksittard dat terugverwijst naar Braziliaanse kadetten. Binnen wijst Wolters naar een vrije vertaling van een Russisch uniform uit de Napoleonistische tijd. „Een initiatief van iemand van de schutterij uit Herten [bij Roermond] die eens wat anders wilde. Toen die man zich in de jaren zeventig van de vorige eeuw documenteerde, wekte hij zelfs de belangstelling van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Zo veel belangstelling voor iets Russisch, dat was verdacht.”
Wolters loopt naar een vitrine met zijn favoriete stuk: de zilveren vogel met belletje die hoort bij een koningsplaat van een schutterij uit Tegelen, bij Venlo. „Prachtig qua details en waarschijnlijk van rond 1500”, zegt de conservator, die in een van de komende jaren hoopt te promoveren op vogels uit de schutterswereld van vroeger tijden. De kunstmatige vogels (in de meeste gevallen waren het verbeeldingen van papegaaien) moesten van een paal worden geschoten.
De allermooiste gelegenheid om de Nederlands en Belgisch Limburgse schutterijen aan het werk te zien, dient zich volgend jaar juli weer aan. Dan bevechten ze elkaar tijdens het Oud Limburgs Schutterfeest (OLS). Dit jaar deden 134 verenigingen mee, de overwinning ging naar schutterij Sint Nicolaas uit Heythuysen.
Dit betekent dat die schutterij zich niet alleen een jaar lang de beste van beide Limburgen mag noemen, ook dat zij in 2025 het OLS moeten organiseren: met wedstrijden en een randprogramma voor tienduizenden toeschouwers een klus van jewelste.