In tien jaar groeide de Nederlandse salsa-trompettist Maite Hontelé (44) uit tot muzikale mythe in Colombia. Maar de status die ze zelf had nagestreefd, ontnam haar langzaam de ademruimte. Om zich weer mens te voelen, keerde ze terug naar Nederland. Daar borg ze haar trompet op, de oude metgezel waarvan ze de ventielen lief had maar het mondstuk was gaan haten. „Ik moest mijn instrument loslaten”, zegt Hontelé. „Dat heeft wel een poos geduurd. Vaak liep ik over straat en betrapte mezelf erop dat de drie middenvingers van mijn rechterhand nog melodieën speelden op denkbeeldige ventielen.”
Ze zit aan een kleine tafel in een Haagse woning. Aan beide kanten staan twee kinderstoelen die in zekere zin haar nieuwe leven van ‘rust, reinheid en regelmaat’ symboliseren. Tegen de muur naast de kamerdeur leunt een logge ingepakte contrabas van haar vrouw Adinda Meertins. Met haar brengt Hontelé hun twee dochters van drie en één jaar groot. In de oudste herkent ze zichzelf. „Ik zie in haar dezelfde hunkering om het eigen bestaan te beheersen. Ze verzamelt kennis, brengt die in kaart en haalt daar rust uit. Ik herinner me niet meer hoe ik dat deed op haar leeftijd, maar er was altijd wel dat verlangen om te weten en te benoemen hoe alles om mij heen in elkaar stak, wat mensen bezielde. Ik pelde de wereld af in een poging een gevoel van veiligheid te scheppen.”
Fanfare
Zelf groeide Hontelé op in Utrecht en Haaften, een dorp aan de Waal waar ze de trompet en de fanfare ontdekte. Haar ouders hielden van Latijns-Amerikaanse muziek. De salsa-hit Cuba Linda, waarop beiden in haar herinnering altijd dansten, werd de titelsong van Hontelés laatste album zes jaar geleden. De relatie hield geen stand. Haar vader zocht zijn geluk in Barcelona en stuurde zijn dochter regelmatig cassettes met Latin-muziek.
„Die liefde verbond ons. Op een dag, rond mijn negende, nam hij me op schoot om samen te luisteren naar de Puerto Ricaanse band La Sonora Ponceña. In mijn geheugen groeide dat moment uit tot een beslissende gebeurtenis. Er school iets in die muziek, iets dat weerklonk in iedere vezel in mijn lichaam, een intensiteit die ik telkens opnieuw wilde ervaren. Dat gevoel leeft nog steeds in me. Soms kan een bepaalde wending in de muziek mijn chemie veranderen. Het behoud van die magie stemt me dankbaar. Op het podium ging het geluk geleidelijk verloren, al lijk ik dit de laatste jaren weer te hervinden. Dat had ik, eerlijk gezegd, niet voor mogelijk gehouden.”
Colombia
Want toen Hontelé na een decennium sterrendom in Colombia vijf jaar geleden uitgeput terugkeerde naar Nederland, was de afkeer en angst voor het podium – en de trompet – zo groot dat het muzikantenleven in haar ogen voorgoed had afgedaan. „Ik was kapot. Het gaat tot hier en niet verder, was mijn overtuiging. Ik belandde in een rouwproces. Maar het leven heeft de neiging me te blijven verrassen. Dat was me al eerder overkomen.”
Rond haar twintigste dacht Hontelé overal te laat voor te zijn. Ze was niet meer het alom bewierookte talent, er lag geen album en ze worstelde met zichzelf en het conservatorium. „Bij mij overheerste het gevoel dat ik de boot had gemist.” Ze glimlacht meewarig. „Ik koesterde het denkbeeld dat het bestaan zich rond die jaren uitkristalliseert: je hebt het gemaakt of niet. Ik kon me natuurlijk niet voorstellen hoe het leven een eigen pad kiest, welke kansen voorbij komen. En of je die pakt of niet.”
Door mijn ziel te laten spreken, kan ik een zaal luisteraars iets geven waarnaar ze op dat moment – bewust of onbewust – hunkeren
Hontelé liet zich door haar lage toekomstverwachtingen niet ontmoedigen. „Ik kijk wel hoe het verder kan, was mijn instelling. Eind twintig miste ik inspiratie hier in Nederland. Ik begon aan een minor ‘kunst en zaken’, maar vond bij nader inzien dat mijn trompet een tweede kans verdiende. En dus schraapte ik al mijn spaargeld bij elkaar om – met de beste muzikanten die ik kon vinden – een salsa-album te maken voor de Latijns-Amerikaanse markt. Daar lag in mijn ogen het geluk.”
In die periode werd ze verliefd op een van die muzikanten, de Colombiaanse producer Juancho Valencia, en Hontelé verhuisde rond 2009 naar Medellin. In de mannenwereld van de salsa groeide ze uit tot de koningin van het genre. De film Ademtocht (2019) van documentairemaker Marlou van den Berge schetst een treffend beeld van de aanbidding waaraan ze als trompettist en bandleider ten prooi viel in Colombia. Hontelé werd daar als een muzikale mythe gezien.
„Ik werd een verhaal: een blonde en vrijgevochten vrouw uit exotische streken, waar het eigenlijk te koud is voor de warmbloedige salsa. Aan dat beeld droeg ik zelf bij. Interviews bestonden uit het eeuwige riedeltje: waar kom je vandaan en hoe kan het dan dat je deze muziek zo geweldig beheerst? Die herhaling sloopte me op den duur. Maite werd van mens tot merk. Maar dat imago koesterden we ook. In zekere zin was het prettig ‘mezelf’ uit handen te geven, iemand anders mijn kleding te laten kiezen. Op de cover van mijn grootste hit-album Te voy a querer zit ik met rode pumps, witte knierok en een geel hempje. Dit ben ik niet, is nu mijn eerste gedachte bij dat beeld. Toen, middenin de Maite-gekte, zag ik dat niet. Die cover belichaamt zowel de top als het dal van mijn Colombiaanse jaren.”
Bach zingen
Na een jaar of zeven in Medellin en Bogotá begon haar lichaam Hontelé in de steek te laten. Ze kreeg chronische hyperventilatie en later hartkloppingen. Het spelen werd een beproeving. „Ik stortte niet in op het podium, maar het moest uit mijn tenen komen. Ik dacht het eerst nog te kunnen redden met een paar maanden rust en wat aanpassingen in de band. Dat bleek vergeefse hoop. De oplossing was om mezelf te herijken. Waar leefde ik eigenlijk voor? En om die vraag te beantwoorden, moest ik alles loslaten.”
De trompet betekende prestatiedwang. Het koor daarentegen ging over genieten
Om zichzelf te hervinden liet Hontelé de trompet en Colombia achter zich en keerde ze vijf jaar geleden terug naar de „geborgenheid” van Nederland. Om toch haar gevoelens in muziek te kunnen uiten, sloot ze zich aan bij het koor waar ook haar moeder lid van is. „Want diep in mij leefde het verlangen om ooit Bachs Matthäus Passion te doen. Dat werd een geweldige ervaring. Zingen zonder verwachtingen, zonder de druk om uit te moeten blinken. De trompet betekende prestatiedwang. Het koor daarentegen ging over genieten.”
Eenmaal terug in Nederland werd Hontelé programmeur en later artistiek leider van het Music Meeting Festival in Nijmegen. „Maar wie zo lang voor publiek heeft gespeeld”, erkent ze, „mist toch de kicks en highs van het optreden. Het leven van een muzikant blijf in die zin verslavend.”
In die vier jaar bij dat festival sprak ze op een dag een groep trompettisten toe op een Duitse universiteit, onder meer over haar afscheid van de muziek. Haar oude bugel ging mee. En ze besloot wat te spelen. „Ik vroeg mijn gehoor of ik mezelf nog trompettist mocht noemen, nu ik niet meer studeerde. Want ik had immers geen embouchure: het ontbrak me aan spierkracht in en rond de lippen. Ik vond mezelf niet langer een muzikant, terwijl dat voorheen mijn identiteit vormde. Na de bugelsolo viel er een intense stilte. Daarna kwamen de emoties los bij het publiek. „Jij bent Maite op dat instrument”, zeiden mijn vakgenoten. Ze lieten me ontdekken dat het niet uitmaakte of mijn lippen op spanning waren, ik had nog altijd een eigen verhaal. Door mijn ziel te laten spreken, kan ik een zaal luisteraars iets geven waarnaar ze op dat moment – bewust of onbewust – hunkeren.”
Vertrouwen
Ze stopte bij het Music Meeting Festival zonder plan voor de toekomst , in het vertrouwen dat er vanuit die leegte iets op haar pad zou komen. „Ik wil niet op mijn leven terugkijken met het idee dat ik ergens te lang ben blijven hangen. Een paar maanden later belde Cees Gog, manager van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest, of ik die jongeren twee jaar wilde leiden. Daarin kwam voor mij alles samen, want ik houd ervan energie te geven aan talent.”
De vraag kwam ook om zelf af en toe mee te blazen. „Ik wist niet of ik dat wel wilde. Aan de andere kant trok het me niet om als dirigent alleen met mijn rug naar het publiek te staan. Muziek gaat over verbinding. Langzamerhand wende ik aan het idee opnieuw te spelen. En het voelt fijn om weer muzikant te zijn. Niet op trompet. Dat harde, hoge, atletische is het niet meer voor mij. Ik greep terug op de bugel, het instrument waarmee ik als negenjarige begon in de fanfare in Haaften. Ik hoef minder hard te studeren en de klank past beter bij wie ik nu ben: een verteller.”
In december zitten haar twee jaren als dirigent van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest erop. Maar de muziek gaat door. Want onderweg liet het Amsterdamse Tobacco Theater haar kennismaken met de Cubaanse pianist Ramón Valle. Vrijdagmiddag spelen beiden op het festival Wonderfeel. „Zijn musiceren gaat over totale vrijheid en loslaten, het kinderlijke verlangen naar de ontdekking. En dat heeft niks van doen met mijn vroegere muzikale ik, die hechtte aan controle, die zich vastbeet in de strenge structuur van de salsa. Maar het gaat erom – ik had nooit gedacht dat ik zoiets zou voelen of zeggen – jezelf open te stellen voor het universum.”