Het waren onthutsende cijfers: van de Joden in de Europese Unie is het afgelopen jaar 96 procent geconfronteerd met antisemitisme. Dat bleek vorige week uit een enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), een agentschap dat toeziet op racisme en vreemdelingenhaat in de EU. 80 procent van de Joodse respondenten vond dat het probleem van het antisemitisme in hun land de afgelopen vijf jaar groter geworden is. Nederland scoorde relatief slecht in het onderzoek; alleen in Duitsland ervoeren meer Joden de afgelopen jaren een groei van antisemitisme.
De uitkomst van deze studie is extra schokkend omdat het veldwerk was afgerond vóór de aanslagen van Hamas op 7 oktober en de daaropvolgende oorlog in Gaza. Sindsdien is het aantal antisemitische incidenten alleen nog maar verder gestegen, aldus het FRA. Van de Joodse inwoners van de EU ziet inmiddels meer dan 70 procent zich genoodzaakt af en toe hun identiteit te verbergen.
In een gesprek met NRC gaf Eddo Verdoner, de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, drie verklaringen voor het feit dat juist Joden in Nederland zoveel antisemitisme ervaren: de bekende Nederlandse tolerantie is verworden tot onverschilligheid; Nederlanders zijn bovengemiddeld vaak online en juist daar geldt straffeloosheid als het gaat om antisemitische uitingen; en het ontbreekt aan moed om dit onderwerp aan te kaarten – ook omdat degene die dit wél doet er vaak alleen voor blijkt te staan.
Het antisemitisme in Nederland en elders in Europa komt uit verschillende hoeken. Er is het klassieke extreem-rechtse, racistische antisemitisme, het antisemitisme van extreem-links waarbinnen de Jood de ultieme kapitalist en witte kolonisator is, en het antisemitisme onder moslims, waar een combinatie speelt van theologische motieven en identificatie met de Palestijnse kwestie.
Omdat het zo’n veelkoppig monster betreft, is de bestrijding van het antisemitisme gepolitiseerd geraakt. Nederlanders aan de (radicaal-)rechterzijde van het politieke spectrum zien Jodenhaat vooral als een euvel dat speelt bij moslims en linkse studenten, terwijl men zich aan linkerzijde het liefst uitspreekt tegen extreem-rechts of spreekkoren in voetbalstadions. De discussie over antisemitisme is zo bij uitstek het terrein van whataboutisms: ja maar, heb je wel gehoord wat die anderen allemaal zeggen?
Dit is een fenomeen dat rond het begin van onze jaartelling ook al gesignaleerd werd door een bekende joodse moraalfilosoof: het is altijd makkelijker om de splinter in het oog van de ander te zien, dan de balk in eigen oog. Toch is belangrijk om juist in eigen kring antisemitisme aan te kaarten en te bestrijden, of dat nou in de klas, de kroeg, het stadion of het gebedshuis is. Mensen zijn immers eerder geneigd te luisteren naar kritiek en goede raad die van binnen komt dan naar verwijten van buitenstaanders. Daarbij komt: wie zegt antisemitisme te willen bestrijden, is alleen geloofwaardig als hij dat overal doet.
Het is belangrijk dat de overheid normeert en handhaaft als het gaat om antisemitische uitingen. Overtredingen van de wet moeten worden vervolgd, ook als het gaat om online haattaal. Van justitie kan echter niet alle heil worden verwacht bij een probleem dat maatschappelijk zo wijdvertakt is. De oplossing zal dan ook uit de samenleving moeten komen. Hopelijk staat Nederland er over vijf jaar bij een nieuw onderzoek beter voor.