Column | Europa heeft betere schokdempers dan Frankrijk

‘In mijn ervaring kunnen dingen ongelooflijk snel veranderen.” De Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev hield vorige week de openingsspeech tijdens de jaarvergadering van de denktank European Council on Foreign Relations, in een smoorheet Madrid. Hij vertelde politici, ambtenaren, wetenschappers en politiek analisten uit heel Europa een verhaal dat hem persoonlijk heeft gevormd en zijn analyses over de Europese politiek diep kleurt: dat hij opgroeide in een land achter het IJzeren Gordijn, waar niets naar behoren functioneerde maar ook nooit iets leek te veranderen. Daardoor was iedereen volkomen verrast dat alles op een dag tóch ging schuiven en de geschiedenis in galop ging. Regimes werden plotseling omvergeworpen, grenzen neergehaald, mensenlevens kregen voorgoed een andere wending. Daarom adviseerde Krastev zijn gehoor om nu, in een tijd van grote geopolitieke turbulentie, de ogen en oren goed open te houden voor alles wat kan leiden tot grote veranderingen. Niks is kortom voor eeuwig, en daar kun je je maar beter op instellen. Anders word je net zo als het Politburo van de Sovjet-Unie na de val van de Berlijnse Muur. „Weet je waar het Politburo zijn eerstvolgende vergadering aan wijdde?”, vroeg Krastev met een lachje, en liet een stilte vallen. „Landbouwpolitiek.”

Krastevs waarschuwing is over het algemeen natuurlijk geen slechte. Maar hebben we die in Europa momenteel nodig? Het lijkt erop dat iedereen juist in een permanente staat van waakzaamheid verkeert, of erger, permanent in paniek is over dingen die van de rails kunnen lopen. Op diezelfde bijeenkomst in Madrid konden veel aanwezige Fransen, die normaal het hoogste woord voeren over de Europese buitenlandpolitiek, alleen over de Franse verkiezingen praten. Vrijwel allemaal waren ze ervan overtuigd dat het extreemrechtse Rassemblement National (RN) een absolute meerderheid zou winnen in de tweede ronde, een paar dagen later. En dat het Europa zoals wij dat kennen daarmee voorgoed voorbij zou zijn. Zelden zoveel doemdenkers bij elkaar gezien. Zoals de Franse schrijver Alfred de Musset schreef: „Les plus désespérés sont les chants les plus beaux”, wanhopig gezang klinkt altijd het mooist.

Maar het RN won niet. Het werd zelfs geen tweede. Sterker, het ‘Europa zoals wij dat kennen’ hield begin juni óók verkiezingen, in alle 27 lidstaten, en die draaiden uit op winst voor het politieke midden. In de meeste landen – inclusief Nederland – won extreemrechts niet. Alleen in Frankrijk en Duitsland gingen de uiterst rechtse flanken er fors op vooruit. En hoe zorgwekkend dat ook is, de meeste berichtgeving ging dáárover – waardoor toch het beeld ontstond dat extreemrechts de grote winnaar was en de revolutie ongeveer op uitbreken stond. Maar dat beeld is te eenzijdig. De voorspelde winst van het Vlaams Belang bleef uit. De Britten stemden met grote meerderheid voor Labour. Poolse kiezers bevestigen bij elke stembusgang dat ze na acht jaar PiS klaar zijn met illiberale experimenten.

Het standbeeld Monument à la République in Parijs een dag na de verkiezingen.
Foto Joel Saget / AFP

Natuurlijk zijn er grote problemen in Frankrijk. Daar krijgt ook Europa last van. President Macron heeft in 2017, door een middenpartij op te richten, centrumlinks en centrumrechts gemarginaliseerd. Daarna, of liever daaróm, kwam de oppositie alleen nog van extreemlinks (Jean-Luc Mélenchon) en extreemrechts (Marine Le Pen). Daarom ‘moet’ Macron, voor de stabiliteit van het land, steeds de verkiezingen winnen. Ditmaal gebeurde dat niet. De ramp van extreemrechts werd afgewend, maar nu claimt Mélenchon, een volkstribuun die even pro-Russisch, anti-Amerikaans en eurosceptisch is als Le Pen, het premiersambt. Daarmee heeft het land zich vastgedraaid. Het systeem zal moeten veranderen van een soort gekozen monarchie met een zwak parlement naar een echte parlementaire democratie.

De Fransen zullen de kunst van het compromissen-sluiten en coalitie-vormen moeten leren

Frankrijk is, met Hongarije, het enige EU-land dat geen coalitieregering heeft en sterk top-down wordt geregeerd. De Fransen zullen de kunst van het compromissen-sluiten en coalitie-vormen moeten leren. Dat is moeilijk. Maar ondoenlijk? Nee. De silver lining van de Franse verkiezingen is dat, nu Macrons partij verkruimelt, zowel centrumlinks (de sociaal-democratische PS) als centrumrechts (het overblijfsel van Les Républicains) weer enigszins uit de as herrijzen. Dit kan de weg openen naar een brede coalitieregering in het politieke midden. Niet geleid door één man die alles beter weet, maar met meerdere politieke kopstukken die allemaal water bij de wijn doen en zo de extreme flanken wind uit de zeilen nemen.

Het is niet zeker dat dit gebeurt – het politieke gekrakeel in Parijs is oorverdovend – maar het is de enige manier vooruit. In de meeste andere Europese landen, waar politieke fragmentatie in het dna zit, gaat het allang zo. Op Europees niveau ook. De EU is een echt federaal systeem met 27 landen, 24 talen en diverse politieke groepen die in hun eentje niets kunnen – en dus veroordeeld zijn tot elkaar. Ze moeten compromissen sluiten, macht delen. Dat is het uitgangspunt. En dat is wat je dezer dagen ziet bij de herschikking van politieke families in het nieuwe Europese parlement (zoals altijd, na Europese verkiezingen) en het verdelen van subsidies en spreektijd en belangrijke posten zoals die van de rapporteurs.

Ook de strategische agenda met de belangrijkste thema’s voor de komende vijf jaar, die de regeringsleiders eind juni hebben opgesteld, weerspiegelt dit. De Europese topbenoemingen die ze hebben gedaan, zijn eveneens een zorgvuldige afweging van een heleboel factoren: eerst komt de formering van een meerderheidscoalitie op basis van verkiezingsresultaten, dan wordt er verder geselecteerd op basis van geografie, politieke kleur, geslacht en capaciteiten.

Foto Joel Saget / AFP

In Parijs merkte een hoge ambtenaar deze week op dat „het Europese systeem eigenlijk beter functioneert dan ons nationale systeem. Het is stabiel, democratisch en slaagt er zelfs steeds beter in om capabele mensen te nomineren, terwijl wij Fransen op het moment maar wat door elkaar heen schreeuwen”. Misschien houdt Europa Frankrijk wel enigszins uit de wind, merkt hij op. „Zodat alles doordraait terwijl de Fransen hun huis op orde brengen.”

Hij heeft gelijk. Het idee dat alles elk moment kan gaan schuiven, is overtrokken. Anders dan Ivan Krastev suggereerde, is Europa geen star Politburo dat blijft doen alsof er niets aan de hand is. Nee, het heeft gewoon betere politieke schokdempers dan een land als Frankrijk. Het negeert veranderingen niet, maar absorbeert ze. En er is geen enkele reden om te veronderstellen dat Frankrijk niet iets van diezelfde politieke veerkracht in zijn politieke bestel kan inbouwen. Al zal dat altijd met een hoop drama gepaard gaan.

Caroline de Gruyter schrijft wekelijks over politiek en Europa.