Ex-hoogleraar Peter Kooreman had eigenlijk een andere droom: componeren. Nu gaat zijn eerste opera in première

Componeren, dacht Peter Kooreman (1955) als tiener, dat was iets voor „goden” als Mahler en Bruckner en Bach. Niet voor „gewone stervelingen” zoals hij, die altviool spelen in het Nationaal Jeugdorkest. Ook al had hij wel degelijk de „stille wens” om componist te worden. Toch ging Kooreman econometrie studeren, promoveerde en werd hoogleraar aan de economiefaculteiten in Wageningen, Groningen en Tilburg. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en nu heeft hij zijn eerste opera gecomponeerd. The Master’s Voice gaat dinsdag in licht geënsceneerde versie in première in Amsterdam en is donderdag te zien in Zeist.

The Master’s Voice gaat over „de zin van het leven, een ontsporende goeroe en de stress van de prestatiemaatschappij”, vat Kooreman puntig samen. Het libretto is van schrijfster Désanne van Brederode en de hoofdrol zou worden gezongen door de geroemde jonge mezzosopraan Nina van Essen, die volgend seizoen haar debuut maakt bij La Scala in Milaan, ware het niet dat ze ter elfder ure ziek werd. Gelukkig kan ze worden vervangen door Femke Hulsman. De andere rollen zijn voor sopraan Veronika Akhmetchina (vervangt op het laatste moment een zieke Nikki Treurniet) en bariton Berend Eijkhout. Dirigent Boudewijn Jansen leidt een projectorkest- en koor van (oud-)professionals en amateurs.

Er was nog een reden dat Kooreman als tiener niet voor de muziek koos: „In de jaren 70 waren de conservatoria nog in de greep van het modernisme. Ik wilde componeren in de traditie van de laatromantiek, maar dat was echt not done. Nu is dat totaal anders”, zegt Kooreman in de woonkamer van zijn huis in Driebergen. Er is ook een muziekkamer, in de verbouwde garage achter het huis, maar daar geeft zijn vrouw deze woensdagmiddag haar laatste vioollessen van het seizoen. Ze kennen elkaar uit het Nationaal Jeugdorkest en zij speelt ook mee in het operaorkest.

Tóch componeren

Kooreman toont een tijdschrift van de Groningse economiefaculteit, waar hij bij zijn aantreden in 1999 liet optekenen dat hij „eigenlijk” componist had willen worden, maar daarvoor niet genoeg talent had. Op z’n 56ste waagde hij tóch de sprong. De vonk sloeg in het componeervat toen hij in een video van Mahlers Zevende symfonie door het befaamde Luzern Festivalorkest van dirigent Claudio Abbado twee musici herkende met wie hij vroeger zelf gespeeld had: „Dat zette me aan het denken.”

Kooreman schreef een kort stukje voor strijkorkest, als probeersel, en legde het voor aan de dirigent van zijn eigen orkest, voormalig solocellist van het Rotterdams Philharmonisch Marien van Staalen. Die vond het zo sterk dat hij het prompt programmeerde. Tegenwoordig wijdt Kooreman zijn tijd volledig aan het componeren, vooral voor strijkorkest: strijkinstrumenten kent hij nu eenmaal het best. Kooreman: „Als je ouder wordt, maakt het minder uit wat mensen vinden. Ik maak gewoon wat ik wil maken. Maar inderdaad, het is wel fijn als je muziek gewaardeerd wordt.”

Tijdens zijn academische carrière is Kooreman altijd in strijkorkesten blijven spelen. Bij het samenstellen van het operaorkest heeft hij veel mensen uit zijn eigen netwerk gevraagd. Dat zijn zeker niet allemaal amateurs. Twee musici die hun werkzame leven in het Concertgebouworkest en het Radio Filharmonisch Orkest gespeeld hebben, kende hij nog uit het World Youth Orchestra, waarmee hij ooit onder leiding van Zubin Mehta de Eerste symfonie van Mahler speelde. Ook uit het netwerk van zijn vier kinderen, eveneens actief in studentenorkesten, heeft Kooreman geworven. Met de dirigent, Boudewijn Jansen, deelt hij zelfs twee kleinkinderen: „Zijn dochter en mijn zoon zijn getrouwd”, lacht Kooreman.

Prestatiedruk

In 2016 componeerde Kooreman het lied ‘Your children are not your children’, op een tekst van Khalil Gibran. Het aanstormende talent Nina van Essen zong het lied en Kooreman hield contact met haar. Van Essen had inmiddels een aanstelling in het ensemble van Staatsoper Hannover toen hij haar benaderde met het idee voor een opera: „Dat was tijdens de eerste coronalockdown, al haar concerten waren gecanceld. Ik dacht dat ze misschien al te beroemd was geworden, maar ze reageerde heel enthousiast. Mijn stijl en vocale schrijfwijze spraken haar aan, zei ze, en ze vond het een belangrijk thema.”

Het thema van de opera is prestatiedruk en ‘de schaduwzijde van een zoektocht naar spirituele verlichting’, aldus de tagline. De succesvolle jonge vrouw Estelle zit tegen een burn-out aan en gaat voor een paar weken naar een ashram; ze vindt het er verschrikkelijk, maar ontmoet wel haar nieuwe liefde John. Estelles nuchtere en trouwe hartsvriendin Sophie vindt ondertussen ook een nieuwe liefde, en aan het einde van de eerste akte is iedereen gelukkig. Maar dan volgt de tweede akte, die zich tien jaar later afspeelt en waarin het bedrog niet van de lucht is: „Het is tenslotte een opera”, zegt Kooreman.

John pleegt overspel en blijkt nog steeds betrokken bij de ashram, waarvan de goeroe wordt ontmaskerd als een manipulatieve zedendelinquent. In die verhaallijn resoneert de geruchtmakende misbruikzaak rond Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell. Librettist Van Brederode putte ook uit eigen ervaring: zij weet hoe het is om te ontdekken dat je echtgenoot een affaire én een kind heeft met een andere vrouw. Van Brederode sprak erover in tv-programma De verwondering en verwerkte het onderwerp eerder in de roman Vallende vorst.

Kooreman: „Estelle is een vrouw zoals veel van haar generatiegenoten: ze legt de lat heel hoog en heeft succes, maar desondanks knaagt er iets. Ze ervaart voortdurend een tekort. Aan het eind van de opera heeft ze een transformatie doorgemaakt en kan ze milder en met meer distantie naar de gebeurtenissen kijken. Haar vriendin Sophie, die altijd al het vermogen bezat om tevreden te zijn met wat er is, blijkt een baken voor haar. Misschien is Sophie wel de echte leraar in de opera.”