Sinds vorige week bekend werd dat het Fonds voor Cultuurparticipatie geen rijkssubsidie meer adviseert voor de zes belangrijkste ontwikkelingsinstellingen voor jong klassiek talent, is in de klassieke muziekwereld grote commotie ontstaan. Zorg: de basis van de klassieke muziek in Nederland dreigt een tweede grote klap te krijgen.
De brede onderlaag van de carrièrepiramide van klassieke musici was de afgelopen jaren al verpieterd. Muziekscholen in heel Nederland zijn door de cultuurbezuinigingen sinds 2010 grotendeels verdwenen en op scholen wordt weinig muziekles meer gegeven. De tweede laag van de piramide, waar talentvolle jonge musici hun eerste gezamenlijke concertervaringen opdoen en zich onder professionele begeleiding in de kijker spelen op concoursen, stond op dunne overgebleven pootjes van privélessen en kinderen die toevallig opgroeien in muzikale gezinnen.
Maar nu dreigt dus ook die tweede laag te verdwijnen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie, die de afgelopen jaren een belangrijke financiële motor was van zo’n beetje alle ontwikkelingsinstellingen voor jonge getalenteerde klassieke musici, draait in één advies voor allemaal de geldkraan per 2025 dicht. Bij elkaar gaat het om een kleine 5,5 miljoen euro, die in de vorige subsidieperiode een vitaal onderdeel uitmaakte van de begrotingen van de Nationale Jeugdorkesten Nederland (NJON), het Prinses Christina Concours, het Ricciotti Ensemble, de Nationale Kinder- en Jeugdkoren (stichting Vocaal Talent Nederland), het Nederlands Vioolconcours en de stichting Britten voor Jong Muziektalent. Bij Vocaal Talent Nederland, NJON en het Nederlands Vioolconcours gaat het om zo’n 30 procent, de financiële basis die de werving van andere middelen en dus de rest van de begroting mogelijk maakt.
Ook andere klassieke instellingen voor jong talent die een gooi deden naar subsidie, zoals het Nationaal Jeugd Fanfare Orkest, de Nederlandse Fluit Academie, Noordhollands Jeugdorkest en de stichting Percussion Friends, krijgen niets. Geen langzame verpietering dus, maar één rake slag. De enige uitzondering is het Leerorkest, die zich minder in de tweede piramidelaag bevindt, maar zich vooral op jongere kinderen in de onderste laag richt. Het krijgt iets meer dan 660.000 euro; een kleine dertig procent van het bedrag dat de stichting aanvroeg.
Lees ook
Geen subsidie voor talentorganisaties in de klassieke muziek
De redenering van het Fonds
Het Fonds voor Cultuurparticipatie vindt vooral dat de instellingen in hun subsidieaanvraag hun maatschappelijke relevantie niet goed hebben uitgewerkt en onvoldoende uitleggen hoe ze diverse publieksgroepen willen bedienen. De stichting achter de Nationale Koren (Vocaal Talent Nederland) krijgt van de beoordelingscommissie bijvoorbeeld de kritiek: „Hoewel de commissie ervan overtuigd is dat deelnemers bijzondere ervaringen opdoen en de beoogde verbinding door muziek beleven, geldt dit in algemene zin voor samen muziek maken en is VTN hierin niet onderscheidend.” De Vioolconcoursen kreeg te horen dat het vergeten was „een visie op de maatschappelijke betekenis van vioolmuziek voor de samenleving” op te nemen in de aanvraag. Over De Nationale Jeugdorkesten: „De commissie ziet dat NJON zich inspant om maatschappelijk relevant te zijn voor uiteenlopende publieksgroepen en talenten daarin ook te trainen. Ze mist echter een visie op die groepen.”
Maar doordat nu alle klassieke ontwikkelingsinstellingen voor klassiek talent in een veeg dreigen te verdwijnen, lijkt het erop dat het fonds zelf vergeten is uiteenlopende publieksgroepen te bedienen. Klassiek muziekpubliek (vorig jaar 15 procent van de Nederlanders, rekende het NIDI onlangs uit) krijgt (bijna) niets. Cécile Gouder de Beauregard, klassiek programmeur van concertzaal TivoliVredenburg in Utrecht, ziet het nog verder gaan: „Het fonds is vergeten de impact van muziek überháupt mee te wegen in zijn adviezen. Ook andere muziekgenres krijgen weinig. Dat vind ik dramatisch. Het voelt alsof er iets is misgegaan.”
Lees ook
Muziekschool hoort in de stad
Het gevolg voor professionele musici
„Ik maak me heel erg zorgen over de aanwas voor de orkesten”, zegt dirigent Antony Hermus, onder andere artistiek adviseur van het Nationaal Jeugdorkest (NJO). „Vraag een willekeurige professionele orkestmusicus maar of die bij een van deze instellingen heeft gespeeld, bijna iedereen zegt ja.” Hermus noemt het te verklaren dat het fonds keuzes heeft moeten maken (er werd ruim meer aangevraagd dan er geld beschikbaar is), „maar als het mogelijk is dat je in een keer letterlijk álle ontwikkelingsmogelijkheden van een hele sector uitwist, dan zit er een weeffout in het subsidiesysteem. Het is alsof je Jong Oranje wegbezuinigt. En nee, natuurlijk komt niet iedereen van Jong Oranje in het Nederlands Elftal, maar die worden dan weer de inspirerende trainers van de volgende F-jes.” Hermus vindt het extra treurig omdat hij overal waar hij dirigeert het concertpubliek sinds corona ziet verjongen. „Juist nu klassieke muziek bij jongeren in de picture komt, dreigen de mogelijkheden om zelf op hoog niveau muziek te gaan maken te verdwijnen. Dat is heel wrang.”
Lees ook
Klassieke muziek krijgt nauwelijks nog subsidie, en dat is een treurige zaak
Het gevolg voor de conservatoria
„Veel”, zegt Eleonoor Tchernoff, hoofd klassieke muziek van het conservatorium in Den Haag, nog steeds geschrokken. „Conservatoria stimuleren studenten actief om mee te doen aan het Vioolconcours, het Prinses Christina Concours en het NJO. Zeker meer dan de helft van de studenten heeft daar gezeten of gaat daarnaar toe. Het NJO biedt waanzinnig grote projecten die een conservatorium zelden kan bieden. Concoursen zijn zo’n enorme ontwikkelingsstap: je leert er moeilijk repertoire, je krijgt een groot podium, je wordt overal op voorbereid.”
Dat een sector in één klap alle talentontwikkelingsmogelijkheden verliest, dat zou geen enkele sector mogen overkomen, zegt Tchernoff, die nog maar nauwelijks over consequenties wil nadenken. „Elk land heeft een groot nationaal jeugdorkest, een groot muziekconcours. Ik kan me niet voorstellen dat Nederland dat niet heeft.”
Het gevolg voor de concertbezoeker
De figuurlijke ‘opa’s, oma’s, neefjes en nichtjes’ die naar hun jonge familieleden gaan luisteren, zullen het natuurlijk als eerste publiek merken. Maar als deze instellingen door dit subsidiegat zouden slinken of zelfs verdwijnen, hoeft het voor de concertbezoeker van de toekomst ook niet lang te duren. Het publiek dat graag jong talent ontdekt en volgt is ook snel de dupe, denkt programmeur Gouder de Beauregard van TivoliVredenburg. En dat is een flink deel van het klassieke muziekpubliek. „Minstens 75 procent van de musici op het podium zijn in Nederland opgeleid. Die hebben in de piramide gezeten. De keten was al flink verstoord met het verdwijnen van muziekscholen, nu wordt de keten alleen maar verder verstoord. Wanneer is lastig te zeggen, maar dat we het gaan merken op de podia is zeker.”
Maar het gaat Gouder de Beauregard, die zelf ook als violist meedeed aan het Prinses Christina Concours en het Vioolconcours, én speelde in het NJO, niet alleen om het publiek. Ze vindt het ook „verschrikkelijk” voor de vormingskansen van jonge mensen zelf: „De ervaringen bij die instellingen hebben er voor mij voor gezorgd dat ik mijn leven wilde vullen met muziek. Als nu ook deze tweede laag van de piramide verdwijnt, dan zijn er geen plekken meer waar jonge mensen ontdekken hoe leuk het is dat ze in de eerste laag van de piramide een instrument hebben leren spelen. Hoe leuk het is om sámen muziek te maken. Dan is er voor een kind van zes dat nu viool leert spelen, niets meer om naar toe te groeien.”
Musici over hun ervaringen