‘Achter de gruweldood van een Indiase landarbeider in Italië schuilt wijdverspreide uitbuiting’

Het was geen tragisch ongeval van een landarbeider die „zich lichtzinnig gedroeg”, zoals eigenaar Renzo Lovato van het landbouwbedrijf in het tv-journaal zei. De Italiaanse justitie gaat uit van moord.

Op 17 juni raakte de Indiase landarbeider Satnam Singh verstrikt in een verpakkingsmachine in Lovato’s bedrijf in Latina, op een uurtje van Rome, waarbij zijn rechterarm werd afgerukt. Lovato’s zoon Antonello zag het gebeuren. In plaats van hulpdiensten in te schakelen, laadde hij de levensgevaarlijke gewonde Singh in een bestelwagen en bracht hem naar huis. Daarna vertrok hij. Een buurman vond de afgerukte arm, in een fruitkist achtergelaten bij de woning, en belde de hulpdiensten wel. Singh werd per helikopter naar een ziekenhuis in Rome gevlogen, waar hij twee dagen later overleed. Volgens de dokter had hij het mogelijk overleefd als hem tijdig hulp was geboden. Antonello Lovato zit in de cel.

De gruweldood van Satnam Singh, drie jaar eerder vanuit de Indiase deelstaat Punjab naar Italië gekomen, maakt veel los bij de grote sikh-gemeenschap in Latina, die de straat op ging om te protesteren. Tegelijk wakkert het drama in Italië ook het grotere debat over uitbuiting van arbeidsmigranten in de landbouw weer aan.

Vermomd

Marco Omizzolo, socioloog aan de Universiteit Sapienza Rome, kent de sikh-gemeenschap van binnenuit. „Ik groeide zelf op in de provincie Latina en kwam als vrijwilliger met de Indiase landarbeiders in contact”, zegt hij tijdens een gesprek in Esquilino, een wijk in Rome met veel Aziatische en Indiase buurtwinkeltjes. „In 2008 besloot ik een promotieonderzoek aan hen te wijden. Ik ging anderhalf jaar bij de sikh-landarbeiders wonen, en daarna heb ik ook drie maanden met hen, vermomd als sikh-arbeider, op het land gewerkt.”

Omizollo liet zijn haar en baard groeien, droeg af en toe een tulband, en hield vooral zijn mond. De sikhs wisten wie hij was, de Italiaanse bazen van de bedrijven waar hij als dagloner aan de slag ging, hadden geen idee. „Het was loodzwaar, zowel fysiek als mentaal”, zegt hij. „Ik werkte veertien uur per dag, alle dagen van de maand en soms ook ’s nachts.”

Hij weet niet wat er zou zijn gebeurd als hij was ontmaskerd, maar de reactie zou sowieso gewelddadig zijn geweest. „In de landbouw en de handel in landbouwproducten zijn verschillende maffiatakken actief.” Al acht jaar staat Omizzolo onder politiebescherming. Tijdens het interview, nabij een groot plein, houden agenten in burger een oogje in het zeil én rijdt een politiepatrouille voorbij.

Vier Indiase koppelbazen gaven Omizzolo in die maanden werk bij zes landbouwbedrijven. Omizzolo stond zijn loon – vijf euro per uur – aan hen af, in ruil voor hun hulp en bovenal discretie. „De koppelbazen zijn zelf immigranten die iets beter dan de rest Italiaans hebben geleerd en het juridische systeem onder de knie hebben. Zij staan tussen de landarbeiders en de Italiaanse bazen in, en zijn wat betreft de uitbuiting van arbeiders absoluut een deel van het probleem”, zegt de socioloog.

Vier euro per uur

Satnam Singh zou volgens de Italiaanse media vier euro per uur hebben verdiend. Zwart, meteen ook de reden dat de eigenaar van het bedrijf diens ongeval probeerde te verdoezelen. Volgens Omizzolo is die vier euro niet eens de slechtste beloning. „Toen ik er werkte, verdienden sommige landarbeiders amper vijftig cent per uur.”

Het bracht de socioloog en activist ertoe in 2016, samen met de vakbond, een grote staking in Latina te organiseren. Vijfduizend landarbeiders namen eraan deel. „Het sectorcontract voor landarbeiders voorziet nu bij zes uur werk in een brutoloon van 9 euro per uur”, zegt Omizzolo. Maar dat geldt alleen voor wie een wettig arbeidscontract heeft, niet voor wie zwartwerkt. Van de naar schatting dertigduizend Indiase landarbeiders in de provincie Latina werkt zo’n 30 procent zonder arbeidscontract.

Marco Omizzolo: „In de Italiaanse landbouw zijn verschillende maffiatakken actief.”
Foto Stefano del Monte

Dat maakt arbeidsmigranten in Italië kwetsbaar. Ze zijn afhankelijk van koppelbazen om hun werk te verschaffen, en van boeren in de streek die hun een slaapplek verhuren – ook vaak zwart. „Ik verbleef in een groot magazijn, waar achttien bedden met kasten in stonden, en één toilet. Mijn slaapplek kostte 100 euro per maand.”

Bij een grootschalige inspectie naar aanleiding van de dood van Singh vond de politie in een kas van een landbouwbedrijf twee caravans en een andere slaapruimte, met slechts matrassen op de grond.

Met uitbuiting hangt ook vernedering samen. „De landarbeiders moeten hun werkgever steevast padrone [baas] noemen, en als ze met hem praten een paar stappen achteruit doen en het hoofd buigen”, zegt de socioloog. Het landbouwgebied in de provincie Latina was vroeger moeras, onder het fascistische regime drooggelegd. In sommige landbouwbedrijven, weet Omizzolo, staan nog bustes van Benito Mussolini, die de migranten voor ze aan het werk gaan soms moeten groeten.

De grootste partij van het land, Fratelli d’Italia, met wortels in het neofascisme, staat sterk in Latina. Premier Giorgia Meloni is in 2018 in deze kieskring als parlementslid verkozen. Nicola Procaccini, co-fractieleider van Meloni’s ECR-fractie in het Europees Parlement, noemde Latina in een promotievideo enkele jaren geleden nog een „toonvoorbeeld van integratie”. Mediaberichten over uitbuiting moest je niet geloven, zei hij.

Wet tegen koppelbazen

Wordt het probleem dan genegeerd? „In 2016 kreeg Italië een strenge wet tegen koppelbazen”, erkent Omizzolo. „Maar alleen repressief optreden is niet genoeg. Terwijl ik op het land werkte, heb ik niet één arbeidsinspectie meegemaakt. En ook nu worden de inspecteurs er pas op uitgestuurd ná de dramatische dood van Singh.” Italië moet zijn arbeids- en migratiewetten hervormen, stelt de socioloog, want die werken uitbuiting in de hand.

„De Italiaanse regering stelt quota in om buitenlandse arbeidskrachten naar Italië te halen. Maar landbouwers en andere werkgevers spelen onder één hoedje met mensensmokkelaars”, zegt de socioloog, die drie maanden een mensensmokkelaar naar India achterna reisde om de mensenhandel te bestuderen.

„Migranten die in Italië willen werken, betalen 10.000 euro – en soms nog meer – om naar Europa te reizen, op basis van de belofte van een mooie baan. Dat geld verdelen smokkelaar en werkgever onderling. En eenmaal in Italië staat de migrant werkloos op straat.” De nieuwkomer, die in zijn thuisland een grote schuld heeft uitstaan, is gezien zijn kwetsbare positie daarna geneigd elke baan te accepteren.