Afgelopen maandag bestookte Rusland het Ochmatdyt Ziekenhuis in Kyiv, een 130 jaar oud medisch instituut waar de meest kwetsbare burgers uit de samenleving worden behandeld: van lijdende pasgeborenen tot kinderen die zijn getroffen door kanker. Het barbaarse Russische bombardement was slechts een fragment van een gecoördineerde raketaanval op heel Oekraïne, die dag, waarbij tientallen doden vielen. Het is het zoveelste bloedbad dat het regime van president Poetin aanricht onder de Oekraïense bevolking.
Hoewel de mist van de oorlog de herinneringen langzaam vervaagt, mag het bombardement van een theater in Marioepol waar kinderen zich schuilhielden nooit worden vergeten. Net zomin als de brute verkrachtingen en executies in Boetsja, de vernietiging van steden als Bachmoet, Avdiivka en Tsjasiv Jar, of de deportatie van Oekraïense kinderen die een paar maanden later – gerussificeerd en al – ter adoptie worden aangeboden in Moskou.
Russische aanvallen op burgerdoelen zijn geen uitzondering, en geen ‘nevenschade’. Ze passen in het patroon dat zich al jaren aftekent. Tussen de invasie in 2022 en april dit jaar voerden de Russen volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) bijna 1.700 aanvallen met zware wapens uit op medische instellingen in Oekraïne, waarbij 141 mensen omkwamen. Ook in Tsjetsjenië, Georgië en Syrië bombardeerden de Russen ziekenhuizen en civiele schuilplaatsen. De Oekraïense filosoof Volodymyr Jermolenko formuleerde het kernachtig: „Rusland voert oorlog tegen het leven zelf.”
Terecht wordt, vooral in het Westen, met afschuw gereageerd op de Russische mensenrechtenschendingen. Ronduit pijnlijk is het om te constateren dat zulke veroordelingen niet vanzelfsprekend zijn, ook niet in Europa. Zo reisde de Hongaarse premier Viktor Orbán, nota bene het gezicht van het EU-voorzitterschap, naar Moskou en Beijing voor een ‘vredesmissie’, nadat hij de Oekraïense president Volodymyr Zelensky in Kyiv had opgeroepen tot een snelle wapenstilstand. De schaamteloosheid is moeilijk te bevatten. Dat gold evenzeer voor de innige omhelzing van de Indiase premier Narendra Modi met zijn „dierbare vriend” Poetin op de dag van de aanval in Kyiv.
Bijna tweeënhalf jaar na de grootschalige invasie in Oekraïne wijst niets erop dat Poetin zoekt naar een vreedzame oplossing. Integendeel, elke dag bewijst hij dat hij uit is op meer oorlog, en nog meer leed. Totdat het tegendeel bewezen is moet Europa ervan uitgaan dat Poetin niet uit zichzelf ophoudt, ook niet als Oekraïne als soevereine staat van de kaart is verdwenen.
De Oekraïense bondgenoten, vooral in Europa, zullen hardere keuzes moeten maken, en vooral snellere. Het is aan de Oekraïners niet uit te leggen dat overal in Europa Patriot-luchtafweersystemen staan die hen hadden kunnen beschermen. Te vaak -horen de Oekraïners dat militaire hulp ‘snel’ komt. De F-16’s zijn er nog steeds niet, betere luchtverdediging en andere wapens zijn maanden geleden al toegezegd. Ondertussen vallen er dagelijks doden en ligt het grootste deel van de Oekraïense energievoorziening plat.
Net zo belangrijk is dat Oekraïne zich beter moet kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Dat kan als het land toestemming krijgt om Russische aanvallen vanuit Rusland te pareren met geavanceerde westerse wapens. Oekraïne heeft het volste recht militaire doelen in Rusland aan te vallen, zeker de militaire vliegvelden waarvandaan de Oekraïense steden telkens worden aangevallen. Nu laat het Westen Oekraïne vechten met één arm op de rug. Poetin pakt elke ruimte die het angstige Westen hem biedt in Oekraïne.