Volgens bondscoach Ronald Koeman was de oorzaak een dier op het spoor, vermoedelijk een vogel. Daarom werd de trein van Wolfsburg, waar Oranje verblijft, naar Dortmund, waar Oranje woensdagavond de halve finale tegen Engeland speelt, dinsdagmiddag geannuleerd. Noodgedwongen nam het elftal het vliegtuig.
Vertraagde of geannuleerde treinen zijn in Duitsland dagelijkse kost. De dienstregeling van Deutsche Bahn (DB) heeft niet veel tegenslag nodig om geheel overhoop te liggen. Duitse reizigers zijn gewend aan de stem die door de coupé aankondigt dat de trein wordt opgehouden door een andere trein die ook al vertraging had, of dat de trein niet kan vertrekken omdat de machinist in een andere vertraagde trein zit. Of, ook niet ongebruikelijk, of alstublieft een paar passagiers kunnen uitstappen om op de volgende trein te wachten, want deze trein is te vol om te vertrekken.
Waar bij Duitse reizigers in de afgelopen jaren al gewenning en een zekere gelatenheid te bespeuren was, zijn de internationale EK-bezoekers en hun problemen met de Duitse treinen nu reden voor schaamte in het gastland. Engelse fans kwamen urenlang niet weg na de wedstrijd in Gelsenkirchen, Oostenrijkse fans misten een eerste helft door vertragingen. In een commentaar in Die Zeit werd geconstateerd dat de Duitse Pünktlichkeit en degelijkheid, alles waar ‘made in Germany’ voor stond, inmiddels kan worden vervangen door ‘late in Germany’.
In juni daalde het aantal stipte langeafstandstreinen tot een nieuw dieptepunt, namelijk 53 procent. ‘Stipt’ is een trein volgens de DB-definitie als hij maximaal zes minuten te laat is. Voor het nieuwe record wees het spoorbedrijf naar het slechte weer in juni en de overstromingen in Beieren die stukken spoor onbegaanbaar maakten. Maar ook onder andere, ogenschijnlijk normale omstandigheden zijn Duitse treinen notoir te laat: in mei was 63 procent van de treinen op tijd. De afgelopen twaalf maanden schommelde dat percentage steeds rond de 60 procent. Overigens zijn regionale treinen beduidend betrouwbaarder dan de Duitse IC’s en ICE’s: daarvan is ruim 90 procent op tijd.
Veertig jaar vertraging
Deutschlandtakt, een ambitieus plan dat nog onder bondskanselier Angela Merkel is ontwikkeld, houdt onder meer in dat tussen de belangrijkste knooppunten ieder half uur een trein rijdt. Het plan werd in 2018 gepresenteerd en moest in 2030 gerealiseerd zijn. In maart van dit jaar meldde het ministerie van Verkeer dat het plan een vertraging van maar liefst veertig jaar oploopt. Volgens de huidige planning rijden de treinen vanaf 2070 in Deutschlandtakt – voor wie het nog mag meemaken.
Het belangrijkste probleem is achterstallig onderhoud aan het 34.000 kilometer tellende spoornet. Volgens Berthold Huber, sinds 2022 hoofd infrastructuur bij de DB, is het spoornet in een „betreurenswaardige toestand”. Dat komt, aldus Huber in een podcast van de Frankfurter Allgemeine Zeitung, doordat in de afgelopen decennia veel te weinig is vernieuwd.
Deutsche Bahn is volledig in handen van de Duitse staat, maar er is een duidelijke taakverdeling. Zo is er een regeling die pas onlangs werd gewijzigd: DB financierde onderhoud, de staat betaalde nieuw spoor. Volgens critici van DB zorgde die regeling ervoor dat er weinig onderhoud werd gepleegd in afwachting van het moment dat een spoor zo slecht was dat de staat een heel nieuw stuk moest aanleggen.
Een andere factor is dat spooronderhoud duur is en het resultaat beperkt zichtbaar. Voor opeenvolgende ministers hadden investeringen in het spoornet geen hoge prioriteit, het echte verval zou toch pas na hun termijn inzetten.
Critici wijzen ook op de partij die van 2009 tot 2021 de minister voor Verkeer leverde: twaalf jaar lang waren het CSU’ers, de Beierse zusterpartij van de CDU. De CSU heeft maatregelen tegen klimaatverandering niet hoog in het vaandel, en Beieren is de autodeelstaat bij uitstek, ook vanwege de hoofdkantoren van Audi en BMW die er gevestigd zijn. In de periode 2009-2021 werden er dan ook vooral veel straten in Beieren vernieuwd en aangelegd.
Vergroening
Sinds 2021 is de FDP’er Volker Wissing minister van Verkeer en Digitale Zaken. In het coalitieakkoord van de regering Olaf Scholz (SPD) heeft het spoor een belangrijke rol: voor de derde coalitiepartner, de Groenen, zijn investeringen in het spoor voor personen- en goederenverkeer een essentieel onderdeel van de vergroening van Duitsland. Voor Wissings FDP daarentegen is begrotingsdiscipline het hoogste gebod.
Voor komend jaar lijkt dat erin te resulteren dat DB een lening krijgt van de staat om te investeren. Die moet op termijn worden terugbetaald – en om daarvoor de winst te genereren schijnt DB nu juist minder treinen op bepaalde trajecten te willen laten rijden.
Progressieve politici en economen bekritiseren al langer de zuinigheid van opeenvolgende Duitse regeringen die noodzakelijke investeringen in infrastructuur en scholen zouden blokkeren. Een Duitse econoom verontschuldigde zich dinsdagavond op X bij het Nederlands elftal met de woorden: „Sorry, we hebben geen functionerende infrastructuur maar wel een triple A rating”, doelend op hoge kredietwaardigheid van Duitsland dankzij de strikte begrotingsdiscipline. Een Bondsdaglid van de radicaal-rechtse partij AfD vond dat Oranje het met z’n ecologische ambities aan zichzelf te danken had: „Eigen schuld, hadden ze maar moeten vliegen.”
Mohammed Mohandis, mediawoordvoerder van GroenLinks-PvdA, maakte zich in het weekend erg kwaad over het plan van minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) om de NTR op te heffen. De NTR is een omroep met een in de Mediawet vastgelegde taak: programma’s maken over kunst en cultuur, diversiteit, jeugd en educatie, en achtergronden bij het nieuws. Als neutrale omroep zonder leden, en met langlopende programma’s zoals Nieuwsuur, Klokhuis, Andere Tijden, Top 2000 à Gogo, en het Sinterklaasjournaal, vormt de NTR een hoeksteen van het publieke bestel.
„Ik was echt boos”, zegt Mohandis deze maandagochtend in de bibliotheek van Gouda, waar hij in de buurt woont, over het plan voor de hervorming van de publieke omroep dat Bruins afgelopen vrijdag presenteerde. „Als je de NTR bij voorbaat op de helling zet, dan gaat dat juist ten koste van de programma’s die van algemeen belang zijn. En dat ondermijnt de kerntaken van de publieke omroep, en dan met name de drie grote pijlers informatie, cultuur en educatie. Ik heb het VVD-plan goed gelezen, en zij vinden ook dat de NTR behouden moet blijven en samen met de NOS één omroephuis moet gaan vormen.”
Daarom gaat Mohandis samen met Claire Martens-America (VVD) een motie van die strekking indienen tijdens het Kamerdebat op 14 april over Bruins’ hervormingsplan. „Ik zie een Kamermeerderheid ontstaan die zegt: de minister heeft dit niet goed ingeschat en onderbouwd”, zegt Mohandis. RTL Nieuws meldde woensdag dat er inderdaad een Kamermeerderheid is voor de motie van in elk geval GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, SP en VOLT. Daarmee staat het Kamerdebat van komende maandag bij voorbaat op scherp.
Zwaard van Damocles
Het opheffen van de NTR is niet het enige onderdeel van Bruins’ plan waar Mohandis moeite mee heeft. Hoewel hij sommige keuzes verdedigbaar vindt, sprak hij in een eerste reactie van een „kille bezuinigingsoperatie”. Want naast hervormen gaat het kabinet ook 156 miljoen euro bezuinigen op de publieke omroep. „De bezuiniging hangt als een zwaard van Damocles boven de publieke omroep”, zegt Mohandis. „Want die moet twee jaar eerder ingaan (2027) dan het bestel moet zijn hervormd (2029). Dit betekent dat er zeker programma’s zullen verdwijnen die van algemeen belang zijn.”
Dat vindt Mohandis heel zorgelijk in een tijd waarin onafhankelijke journalistiek in veel landen onder grote druk staat, en de Nederlandse publieke omroep de strijd dreigt te verliezen van de Amerikaanse techgiganten en streamingsdiensten. Hij vindt dat Bruins’ plan geen antwoord heeft op de grote uitdaging waar de publieke omroep voor staat: hoe relevant te blijven in een snel veranderend medialandschap? Daarom komt GroenLinks-PvdA met een eigen plan, dat op enkele belangrijke punten afwijkt van Bruins’ voorstel.
De contouren van beide plannen overlappen wel deels. Ook GroenLinks-PvdA wil de omroepen samenvoegen in een handvol omroephuizen, en het ledencriterium loslaten: om in het bestel te blijven moet een omroep ten minste 100.000 leden hebben. Ook kan GroenLinks-PvdA erin meegaan dat er geen nieuwe omroepen meer kunnen toetreden. Maar de partij wil de externe pluriformiteit via een achterdeurtje behouden door een pitchplatform te creëren bij de omroephuizen. Mohandis: „Wij willen dat 30 procent van de zendtijd wordt gereserveerd voor programma’s van buiten het bestel, die via die pitchplatforms rechtstreeks kunnen worden gepitcht bij de omroephuizen.”
Mohandis richt zich met zijn plan vooral op de regeringspartijen VVD en NSC. „Als zij serieuze stappen willen zetten [in de hervorming van het bestel], kijk dan naar ons, D66 en andere partijen die de publieke omroep sterker willen maken. Laten we samen de handschoen opnemen. Want ik zie overeenkomsten tussen Bruins’ plan en ons voorstel, dus het begin van een gesprek is er. Als de VVD en NSC de publieke omroep echt toekomstbestendig willen maken, en ze het belang van de pers inzien voor de democratische rechtsstaat, ben ik ook bereid mijn verantwoordelijkheid te nemen en niet alleen te benoemen wat ik slecht vind aan het plan van Bruins.”
Foto Bart Maat
Waarom zou de minister met u zaken doen als de coalitie een meerderheid heeft?
„Omdat ik niet de indruk heb dat de minister zijn plannen vooraf heeft gedeeld met de vier coalitiepartijen. De PVV en BBB denken sowieso niet echt na over hoe de publieke omroep toekomstbestendig moet worden. De PVV wil alleen slopen; partijleider Geert Wilders noemt journalisten tuig van de richel en is voor afschaffing van de publieke omroep. Dan hebben we het wel over de grootste regeringspartij. En het is mij echt een raadsel waar BBB ‘staat’ op dit onderwerp. Ik heb ze vooral zonder onderbouwing horen roepen dat de NOS niet onafhankelijk is.”
Wil GroenLinks-PvdA de bezuiniging helemaal van tafel? Of bent u bereid een deel van de bezuiniging te accepteren als de minister u tegemoet komt in zijn plannen?
„We hebben al een amendement ingediend met het verzoek de bezuinigingen van tafel te halen, maar daar was niet genoeg steun voor. Als we financieel winst kunnen boeken met het samenvoegen van de omroepen in omroepenhuizen, zijn we daar natuurlijk voor. Maar dat levert slechts zo’n 40 miljoen euro aan besparingen op. Dus ik weet nu al dat een groot deel bij de programmering vandaan wordt gehaald. Om een deel van de bezuiniging af te wenden, overweegt het kabinet meer reclame toe te staan. Je moet de publieke omroep alleen niet nog commerciëler maken, daarmee ondergraaf je de publieke taak.
„Gezien de uitdaging waar de publieke omroep voor staat, zeg ik: stel de hervorming nou centraal. En als snijden in de bureaucratie besparingen oplevert, is dat mooi. Maar nu is de volgorde verkeerd om: we gaan sowieso kil bezuinigen, we weten niet wat er van de programmering overblijft, en vervolgens gaan we ook nog het bestel hervormen. Als de bezuiniging ertoe leidt dat de publieke omroep minder mensen bereikt, ga ik me echt zorgen maken. Want we hebben geen publieke omroep nodig die een aanvulling is op de commerciëlen, maar een publieke omroep die marktversterkend is.”
Wat bedoelt u daarmee?
„Laat ik een voorbeeld geven. In een gezelschap met vertegenwoordigers van private media stelde ik een keer voor de publieke omroep reclamevrij te maken. Daar waren ze geen voorstander van, ook al concurreert de publieke omroep in principe met commerciële media om adverteerders. Maar ze vertelden dat de grote techbedrijven en streamingsdiensten 80 procent van de advertentiemarkt opslokken, en dat de STER er juist voor zorgt dat televisiereclame nog een beetje interessant is voor adverteerders.
„Bruins’ plan gaat sowieso veel te weinig over hoe het Nederlandse medialandschap in zijn geheel, van de publieke omroep tot commerciële zenders en producenten, versterkt kan worden. Daarom stellen wij voor dat buitenlandse streamingsdiensten verplicht worden een groter deel van hun budget uit te geven aan Nederlandse producties. Ook vinden we dat de minister te weinig visie toont betrekking tot het feit dat het Nederlandse media-aanbod in de breedste zin van het woord steeds meer onder druk staat van buitenlandse spelers. Daarom willen we dat hij met voorstellen komt om informatie van algemeen belang, en het aanbod van de publieke omroep in het bijzonder, online beter zichtbaar te maken.”
U heeft zo’n grote hervorming van de publieke omroep al eens meegemaakt in 2014. In hoeverre verschilt deze exercitie van de vorige?
„Toen de PvdA in het kabinet zat met de VVD, heeft staatssecretaris Sander Dekker een megaplan [voor de hervorming van de publieke omroep] gelanceerd. Destijds las ik als mediawoordvoerder van een coalitiepartij heel nauwkeurig mee met alle tekstversies, ik voelde mij medeverantwoordelijk voor zo’n grote exercitie. Ik ervoer toen ook dat ambities niet altijd eenvoudig in wet- en regelgeving te gieten zijn, iets wat Bruins nu lijkt te onderschatten.
„Bij de vorige hervormingsronde waren sommige omroepdirecteuren er ook al bij; zoals Arjan Lock, Jan Slagter en Dominique Weesie. Ik hoop dat iedereen dit keer bereid is over zijn eigen schaduw heen te springen en echt een toekomstbestendig bestel in elkaar te sleutelen. Een omroepvereniging is waardevol, maar niet het centrale orgaan van waaruit alles moet plaatsvinden. Veel omroepen zijn ook bereid op te gaan in omroephuizen. Het wordt een spannende operatie, allereerst voor alle medewerkers die de komende jaren in onzekerheid zitten.
„Ik voel me echt verantwoordelijkheid de publieke omroep verder te brengen. Ook omdat ik de media steeds meer door de ogen van mijn kinderen bekijk, en zij consumeren media heel anders dan wij. Live het Jeugdjournaal kijken? Zo denken ze niet. Het programma is in hun ogen altijd live, ze kunnen het met één druk op de knop opnieuw laten beginnen. Laten we proberen dit bestel echt voor de toekomst relevant te houden. Voor jong en oud, ongeacht iemands smaak, afkomst of achtergrond.”
Wat als ouders hun kind 24 uur in bad laten zitten? Of hun dochter aanzetten haar broertje 24 uur lang te treiteren? Of als ouders hun dochtertje beschimpen omdat ze in het ziekenhuis huilend een MRI-scan moet ondergaan? Bel de kinderbescherming, zou ik zeggen. Maar je kunt je ook abonneren op hun YouTube-kanaal en zo meegenieten van dit kinderleed.
In de nieuwe aflevering van BOOS (NPO Start, YouTube) neemt Tim Hofman vlogfamilies als de Bellinga’s en de Bakkertjes op de korrel. De ouders verdienen hun geld met het filmen voor YouTube van het dagelijks leven van hun kinderen. De grootste vijf hebben 300.000 tot 800.000 abonnees.
Volgens de deskundigen die Hofman raadpleegt zitten daar grote risico’s aan. Het is kinderarbeid en privacyschending die gepaard kan gaan met kindermishandeling, een vervormd zelfbeeld, allerlei angsten. De kinderen hebben geen veilige thuishaven meer omdat de camera altijd loopt. En de ouders, die geacht worden hun kinderen te beschermen, worden hun werkgevers, met andere belangen.
Om de kijkers aan zich te binden, verzinnen de ouders challenges en andere dingen om de video’s spannend te houden. Zo maken ze de kinderen aan het huilen, ze maken ze midden in de nacht wakker, of ze proberen ze op een andere manier over het randje te duwen. In de comments onder de video’s krijgen de kinderen te maken met een stortvloed van haat. Verder worden ze doelwit van pedofielen die gretig opnames delen van kinderen in badkleding, en kinderen die spelen met kleverige substanties, bij voorkeur witte.
Hofman vroeg aan de vlogfamilies om een reactie. Alleen vader Ruben Koet van het kanaal De Koetlife staat Hofman te woord, hoewel ik betwijfel of hij weet dat zijn telefoongesprek in de uitzending komt. Koet vindt de kritiek onzin omdat zijn kinderen het filmen juist hartstikke leuk vinden Ook is hij „erg bezig is met het welzijn” van zijn kinderen. Over de haatcomments en de dubieuze challenges zegt hij: „Ze moeten ook ergens tegen kunnen, ze moeten een dikke huid creëren.”
Schrikbewind
Wanneer de betrokken vlogouders zich beroerd voelen na deze uitzending, dan kunnen ze kijken naar Bad Influence. Uit deze driedelige Netflixdocumentaire blijkt namelijk dat het veel erger kan. Bad Influence gaat over de zaak tegen de Amerikaanse vlogmoeder Tiffany Smith die miljoenen verdiende met YouTubefilmpjes van haar dochter Piper Rockelle. Ze creëerde een entourage van andere kindfluencers om haar dochter, die ze allemaal samen liet wonen in haar villa. Daar moesten ze zo’n veertien uur per dag video’s opnemen.
Smith begreep dat seksualiseren de kijkcijfers flink kon opschroeven, dus maakten ze crush-video’s waarin Piper met nepvriendjes moest zoenen. De stylist kreeg opdracht om de jonge tiener „hoeriger” te kleden: „Ze moet meer laten zien.” Een van de moeders zegt dat Smith gebruikte onderbroeken van Piper verkocht aan kijkers.
Volgens de ouders van gevluchte influencers voerde Smith een schrikbewind over de kinderen waarbij ze ook seksueel over de schreef ging. In een video zie je de moeder een minderjarige jongen vol op de mond kussen. Wie de villa ontvluchtte, werd getroffen door Smiths haatcampagnes.
In de VS noch in Nederland doet de overheid iets tegen het uitbuiten van kinderen op YouTube en andere sociale media. Volgens een deskundige in Bad Influence gaat het hier om een nieuw en daarom ongereguleerd gebied van de entertainmentindustrie. Staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) zegt in de uitzending dat wetgeving lastig is omdat het om thuisvideo’s gaat. Het is volgens hem niet duidelijk of het om werk gaat of om een hobby. Hint voor Nobel: als je er geld mee verdient, is het werk.
Een op de vijf woningen die in het eerste kwartaal van 2025 zijn verkocht, was een huurwoning. In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht gold dat zelfs voor twee op de vijf. De voormalige huurwoningen zijn goeddeels terechtgekomen bij starters op de koopwoningmarkt.
Dit heeft de NVM, de grootste Nederlandse organisatie van makelaars, donderdag bekendgemaakt. Haar leden zijn betrokken bij het grootste deel van de huizenverkopen in Nederland. Vorig kwartaal zijn er bijna 34.000 woningen verkocht, 13 procent meer dan een jaar eerder.
De verkoopgolf van voormalige huurwoningen is een gevolg van wetgeving die vorig jaar van kracht is geworden. Die heeft verhuren voor met name particuliere beleggers minder gunstig gemaakt, waardoor ze hun vastgoed in de verkoop deden. Zo zijn tijdelijke huurcontracten niet meer toegestaan en ging de huur van woningen in het middensegment (circa 900-1.200 euro per maand) veelal omlaag. Ook fiscaal werd verhuren minder aantrekkelijk.
De ‘uitpondwoningen’, zoals de NVM deze ex-huurwoningen noemt, zijn kleiner en eenvoudiger dan de gemiddelde woning; twee derde is een appartement. Daardoor ligt de gemiddelde prijs ervan (404.000 euro) lager dan de gemiddelde prijs voor een koopwoning (473.00 euro). Het relatief grote aanbod van deze woningen dempte de verkoopprijzen, die in het eerste kwartaal toch nog bijna 10 procent hoger uitkwamen dan een jaar eerder.
Over heel 2024 zijn 37.000 uitpondwoningen verkocht. NVM-makelaars verwachten dat het er dit en volgend jaar meer zullen zijn. Dat biedt mensen de kans hun eerste koopwoning te verwerven, zegt voorzitter Lana Goutsmits-Gerssen van NVM-vakgroep Wonen. Het extra aanbod op de woningmarkt bestaat voor „een flink deel uit betaalbare voormalige huurwoningen, die met name starters ruimte bieden de koopwoningmarkt te betreden”.
De schaarste op de woningmarkt blijft overigens groot. De zogeheten krapte-indicator staat onveranderd op 2,3. Dat betekent dat een woningzoekende gemiddeld 2,3 woningen heeft om uit te kiezen. De krapste regio’s zijn nu die in het oosten van het land. Tot voor kort was de markt het krapst in de Randstad. Daar zorgen de uitpondwoningen nu voor enige verlichting, met uitzondering van Utrecht waar het aanbod krap blijft.
De schaarste is ook terug te zien in de biedingen. Bij ruim twee derde van de woningverkopen boden de kopers boven de vraagprijs. Daardoor lag de verkoopprijs in het afgelopen kwartaal gemiddeld 4,4 procent boven de vraagprijs.
Zoë de Paus‘Kregen last van FOMO-gevoel’
Zoë de Paus en haar vriend Jordy Huigen bij het huis dat ze jaren hebben gehuurd en nu hebben gekocht. Foto Dieuwertje Bravenboer
„Wij hebben wel een beetje een bijzonder verhaal”, zegt De Paus (pr- en marketingmanager, 23) haast verontschuldigend. „Mijn vriend en ik hebben onze woning namelijk gekocht van zijn moeder, mijn schoonmoeder.” Op 24 maart zetten zij hun handtekening onder de koopakte voor hun huis, een eengezinswoning in Almere.
„Het is niet echt een nieuw huis voor ons, want we wonen er al vier jaar in.” Zoë en haar vriend huurden het namelijk al van hun (schoon)moeder, voor een bedrag ruim onder de sociale huurgrens van 900 euro. Dat was, zo zegt Zoë, de helft van wat een commerciële verhuurder zou vragen voor een woning van deze omvang.
Toch wilden Zoë en haar vriend het huis graag kopen. „Doordat de prijzen van koophuizen maar blijven stijgen, hebben we toch last gekregen van een FOMO-gevoel” – de angst om de boot te missen, dus. „Want als ze blijven doorstijgen, wordt het later nog lastiger om in te stappen.”
Tot voor kort kon De Paus geen hypotheek krijgen, omdat ze nog aan het studeren was. Nadat ze een baan had gekregen, kon ze wel bij de bank terecht voor een lening. Dat was iets lastiger voor haar vriend, omdat die zijn baan als elektrotechnicus combineert met een opleiding tot dat vak. „Zijn werkgever heeft daarom een brief geschreven dat mijn vriend zijn baan ook zou houden als hij zijn diploma niet zou halen”, vertelt De Paus. „Dat was voor de bank voldoende garantie.”
De Paus en haar vriend hebben minder dan de marktwaarde betaald, omdat (schoon)moeder genoegen heeft genomen met de – lagere – WOZ-waarde van de woning. „Daar hebben we veel geluk mee gehad en zijn we erg dankbaar voor.”
Inmiddels zijn ze begonnen met het opruimen van de tuin. „Oude stenen eruit, nieuwe stenen erin.” De laminaatvloer vervangen ze binnenkort door een pvc-vloer. Er staan nog meer dingen op hun wensenlijst: plafonds stuken, keuken vernieuwen, andere badkamer. „Maar we hebben geen geld om alles door een aannemer te laten doen, dus we doen het meeste zelf – stap voor stap.”
Lisa Ruiter en Rick Schuijt ‘Genoeg bieden, daar komt het op neer’
Lisa Ruiter en haar vriend Rick Schuijt bij hun nieuwe huis. Foto Dieuwertje Bravenboer
‘Gewoon bieden wat je hebt’, was het advies dat Lisa Ruiter (zelfstandig programmaondersteuner, 26) en haar vriend Rick Schuijt (projectcontroller, 28) veelal hoorden toen ze afgelopen oktober begonnen aan hun huizenjacht. Dus dat deden ze, toen ze in februari op een woning stuitten die hun hart sneller deed kloppen. En ze hadden succes: op 25 april krijgen zij de sleutel van hun eerste huis, een ruime eengezinswoning in Hoorn.
„Je moet genoeg bieden, daar komt het op neer”, zegt Ruiter. Zonder makelaar, maar met wat hulp van kennissen konden zij de waarde van huizen inschatten. Bieden bleef een gok: „De meeste woningen worden onder de taxatiewaarde aangeboden. En daar moet je flink overheen gaan.” Uiteindelijk heeft het koppel 50.000 euro meer geboden dan de vraagprijs. „Voor ons gevoel was dat heel veel. Maar nu hebben we het wel”, zegt Ruiter.
Overbieden was nodig, merkte Ruiter. Het huis werd ‘op inschrijving’ verkocht, geïnteresseerden moesten voor een deadline bieden. „Dan heb je één kans, en zeer waarschijnlijk krijgt het hoogste bod dan het huis.” Ruiter en Schuijt boden zonder voorbehoud, „omdat je dan meer kans maakt. We durfden dat risico te nemen, omdat we allebei veel hadden gespaard.”
Nadat Ruiter in 2021 haar studie bedrijfskunde in Amsterdam had afgerond – „toen had ik echt geen geld” – verhuisde ze terug naar haar ouders in Hoogkarspel. Nu werkt ze als projectmanager voor bedrijven en kon ze sparen. Haar vriend spaart al langer. Beiden hebben geen studieschuld. Ruiter: „We hebben allebei veel gewerkt.” Daardoor is het „eigenlijk verrassend makkelijk gegaan”.
Het kan „frustrerend” zijn om constant maximaal te bieden, zegt Ruiter. „Mensen gaan telkens over jouw bod heen, met bijvoorbeeld geld van hun ouders. Dan maak je veel meer kans. Wij hadden dat niet.” Bieden kostte het stel veel energie. „Na elk bod verheugde ik me op een huis”, zegt Ruiter. Drie keer lukte het niet. „Dat kwam telkens als een heel harde klap. Dat had ik niet verwacht.”
De vierde keer was het wél raak. En hoe: hun toekomstige huis voldoet zelfs aan de „nice to have-dingen”, zegt Ruiter vrolijk. De minimale eisen waren: een tuin, één werkkamer, en dicht bij het treinstation. Nu hebben ze vier slaapkamers. Twee ervan verbouwen ze tot een thuiskantoor. Alleen de keuken, die komt uit 1999, moet vervangen worden, „want die kan het wel eens gaan begeven”. De nieuwe krijgt donkergroene en houten details, vertelt Ruiter. „Een beetje landelijk, schijnt dat te heten.”
Julia Brandenburg van den Gronden ‘Lijkt wel tegenovergestelde van iedereen op de woningmarkt’
Julia Brandenburg van den Gronden. Foto Dieuwertje Bravenboer
De zoektocht van Julia Brandenburg van der Gronden (consultant, 28) begon en eindigde in de laatste dagen van december. Zondag: reageren op huizensite Funda. Maandag: bellen met verkoopmakelaars. Dinsdag: bezichtigen, bezichtigen, en nog meer bezichtigen. Woensdag de hypotheek regelen, donderdag nadenken. Vrijdagochtend bieden, en vrijdagmiddag: „Gefeliciteerd, je bod is geaccepteerd!”. 7 februari tekende Brandenburg voor haar appartement in het centrum van Amsterdam.
„Het lijkt wel het tegenovergestelde van iedereen op de woningmarkt”, zegt ze opgewekt, maar verbaasd. Haar huisgenoot ging samenwonen in het huis dat de twee jonge vrouwen deelden, dus moest Brandenburg op zoek naar een nieuwe plek. Het was een intense week. „Ik moest in hoog tempo beslissingen nemen en alle documenten op orde krijgen.”
Brandenburg zou niets aan het toeval overlaten en ondernam verschillende acties om het proces goed te laten verlopen. Ze belde „bijna elke dag” met verkoopmakelaars en hypotheekverstrekkers. Dat contact was goed, „want door mijn financiële achtergrond begreep ik het proces, waardoor ik makkelijker vragen kon stellen”.
Brandenburg heeft 5 procent meer geboden dan de vraagprijs. Tijdens de onderhandeling heeft ze nog duizend euro van de prijs af gekregen, want de cv-ketel was niet goed onderhouden. Een bouwtechnische keuring en een bod onder voorbehoud stonden de koop niet in de weg. Voor de hypotheek hielp het dat haar studieschuld laag was, en dat haar moeder voor een deel van de lening garant kon staan.
Dat het zo uitpakte, verraste Brandenburg. De huizenmarkt leek haar ‘onmogelijk’: „Vrienden van mij die met zijn tweeën een huis wilden kopen, hebben daar vaak wel een half jaar tot een jaar over gedaan.” Met haar ene inkomen had ze zoiets ook verwacht. En dat ze dan ook wat minder eisen had kunnen stellen.
Ze heeft „geluk gehad”, op meerdere manieren, denkt Brandenburg. „In december zijn mensen misschien meer bezig met vakanties en de jaarwisseling, waardoor er mogelijk minder concurrentie was.”
Ook met de eigenaar en verkoopmakelaar heeft Brandenburg het getroffen, zegt ze. Ze heeft het huis van „hele fijne mensen” kunnen kopen. Haar ervaring toont volgens Brandenburg hoe goede communicatie tussen alle partijen vrucht kan afwerpen. „En als mensen elkaar dingen gunnen. Dat maakt een huis zoeken ook veel leuker, denk ik.”
Nog altijd kan Brandenburg haar geluk niet op. Voor ze in februari kon verhuizen, wilde ze de vloer vervangen en de muren en keukenkastjes schilderen. „Ik heb veel hulp gehad van vrienden en familie. Het was een strakke planning. Dat ga ik de volgende keer niet meer zo doen”, lacht ze.
Jelka Fellinga en Victor Boonstra ‘Zonder de schenking hadden we het nooit gered’
Jelka Fellinga en haar vriend Victor Boonstra. Foto Dieuwertje Bravenboer
Het proces was „stressvol”, maar een eerste huis vinden is „snel gegaan”, vertelt Jelka Fellinga (netbeheerder, 29). Na tweeënhalve maand zoeken hebben zij en haar vriend Victor Boonstra (netbeheerder, 27) in februari getekend voor een tussenwoning in Waalre. In juli kan het koppel hun huurappartement in Eindhoven verlaten en verhuizen.
Rondom Eindhoven, de regio waar Fellinga en Boonstra wilden gaan wonen, wordt „flink overboden”, zegt Fellinga. Werknemers van chipbedrijf ASML trekken er doorgaans aan het langste eind, ziet Fellinga. „Vooral de expats, zij hebben bepaalde belastingvoordelen en dus een betere uitgangspositie”. Dat hoorden ze ook van makelaars tijdens bezichtigingen, vertelt Fellinga. Op Funda werden de expats bediend „met Engelse teksten, waar ASML dan ook werd vermeld”.
Hun makelaar adviseerde minimaal 10 tot 15 procent meer te bieden dan de vraagprijs, anders zou het stel „geen schijn van kans maken”, vertelt Fellinga. „Dus we hebben 70.000 euro overboden op het huis dat we nu hebben gekocht.” Ook in ander opzicht gingen ze ver: „Geen bouwtechnische keuring, geen voorbehoud van financiering.”
Dat kon gelukkig, want het koppel heeft goedbetaald werk waardoor ze konden sparen. Fellinga: „We ontvingen ook een schenking van mijn schoonouders. Zonder dat hadden we nooit een kans gemaakt.”
Het wordt jonge mensen niet makkelijk gemaakt, vindt ze. „Je moet veel eigen geld inleggen, of het van je familie krijgen. De hypotheek wordt hoger omdat de prijzen stijgen. En ook al kun je het bedrag lenen, dan heb je weer een hogere maandlast. De rente is ook meer dan een aantal jaar geleden.” Het gat tussen doorstromers en starters, die bovendien vaak een studieschuld hebben, „is enorm”, zegt ze.
„Belachelijk”, vindt ze de huidige situatie op de huizenmarkt, ondanks haar eigen succes. „En alleenstaanden hebben het nóg moeilijker”, stelt ze. „Hoewel we er zelf alles aan deden om dit te laten werken, hebben we ook mazzel gehad.”
Hun nieuwe huis is fijn, vertelt Fellinga: „118 vierkante meter, een tuin, vier slaapkamers.” Bos in de buurt, een kwartiertje fietsen naar Eindhoven. „Echt een volgende stap om straks aan kinderen te kunnen beginnen.”