„Als wij naar een concert gaan”, zeggen hoogleraren Kène Henkens (63) en Matthijs Kalmijn (61), „dan denk je af en toe: hé, we zijn de gemiddelde leeftijd. Of nog lager. Terwijl wij óók al zestig-plus zijn. Dus daar komt het vandaan, die interesse. En dat zijn we wetenschappelijk gaan uitdiepen.”
De sociologen zitten naast elkaar in een ruime vergaderzaal op het kantoor van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) in Den Haag. Henkens doet er onderzoek naar werk en pensioen, Kalmijn naar families en generaties. Ze zijn beiden hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De klassieke muziekbezoeker sterft uit, althans: dat lazen de onderzoekers in dag- en weekbladen, lezingen, en in 2014 in een beleidsstuk van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Maar klopt dat wel? Een langjarige demografische analyse over meer generaties ontbrak tot dusver. Cijfers zijn er wel: het CBS en SCP hebben over de jaren 1979 tot 2022 bijgehouden hoeveel Nederlanders een uitvoering van klassieke muziek hebben bezocht. Die gegevens hebben Henkens en Kalmijn geanalyseerd in een vandaag gepubliceerde studie in Economisch Statistische Berichten.
Hoe groot is het publiek dat naar klassieke muziek gaat?
Kalmijn: „Ongeveer 15 procent van de Nederlanders is het afgelopen jaar naar klassieke muziek geweest. Dus het is niet iets heel kleins. Dat komt ook doordat er veel amateurgezelschappen zijn, er is veel meer dan de grote concertzalen. En er is veel aanbod in de regio, het is niet alleen iets van Amsterdam.”
Wordt interesse in klassieke muziek door leeftijd of generatie bepaald?
Kalmijn: „Een belangrijke conclusie van ons onderzoek is dat in alle generaties het stijgen van de leeftijd het bezoek toeneemt. Ook vroeger waren het geen jonge mensen die de zalen vulden. Zowel leeftijd als generatie speelt een rol, zien wij. Bij de oudste generatie die wij meenemen in het onderzoek, dat zijn mensen geboren tussen 1900 en 1914, lag het bezoek duidelijk lager dan bij de generatie van mensen die tussen 1935 en 1954 zijn geboren. De interesse verschilt per generatie, maar wat we in elke generatie zien: op een gegeven moment zoeken mensen naar een andere invulling van hun vrije tijd. Vanaf 35 jaar zet een stijgende lijn in, rond de 60 bezoekt een kwart van de mensen een klassiek concert. En dat haalt eigenlijk de angel uit het probleem: ouderen blijven klassieke concerten bezoeken.”
Toch vergrijst, concludeert u, dat het klassieke muziekpubliek sneller dan de bevolking als geheel. Rond de eeuwwisseling was het aantal 65-plussers in de concertzaal vergelijkbaar met het aandeel in de samenleving. In 2022 is het aandeel aanzienlijk hoger. Waar ligt dat aan?
Henkens: „Een heel belangrijke factor is dat de generatie van 1935-1954 echt enorm veel meer concerten is gaan bezoeken dan de generaties voor hen. Waar hun voorgangers al met 65 jaar thuisbleven, blijft deze generatie tot op zeer hoge leeftijd concerten bezoeken. Tot hun 40ste komt het concertbezoek van deze groep niet boven de 15 procent. Daarna stijgt het bezoek tot bijna 30 procent als ze 75 tot 80 jaar oud zijn. En uiteindelijk neemt het bezoek weer af. Deze groep is met meer mensen, ze gaan vaker, en ze gaan langer door. In vergelijking met hun voorgangers hebben ze ook een betere gezondheid, en meer geld. Die combinatie zorgt ervoor dat die concertzalen nu heel erg vol zitten met veel oudere mensen.”
Jullie spreken van een ‘gouden generatie’ voor de klassieke muziek. Maar wat betekent dit voor de toekomst?
Kalmijn: „Ja, als je in de concertzaal zit, zie je een grijze golf, de generatie van 1935-1954. Maar voor klassieke muziek is dit een gouden golf, die tegelijkertijd wel een vergrijzingszorg oproept. Wat we zien bij de jongere generaties – we hebben ze onderzocht tot geboortejaar 1984 – is dat de deelname aan klassieke concerten ook toeneemt met het ouder worden. Het gaat alleen nog niet zo hard als bij de gouden generatie, dus hoe het verder gaat als zij ouder worden, is de hamvraag voor de toekomst. Zullen de ouderen van de toekomst de concertzaal even makkelijk vinden als hun voorgangers?
Henkens: „Belangrijk is dat onze cijfers ook tonen dat de daling van het concertbezoek die we zien bij de groep na de gouden generaties tot stilstand lijkt gekomen bij de jongste generaties.”
Wat kunnen podia met dit onderzoek?
Henkens: „Als je meer vijftigers in je concertzaal krijgt, moet je dat zien als een positieve ontwikkeling. En niet denken: we zoeken eigenlijk jongeren, want we hebben al heel veel ouderen. De uitdaging is om de nieuwe vijftigers te binden.”
Kalmijn: „Ja, precies. Het is heel mooi als je op Lowlands klassieke muziek aanbiedt om jongeren naar de concertzalen te krijgen, maar de uitdaging is ook om de nieuwe vijftigers te binden.”