De laatste keer dat Nederland in een halve finale stond, zat ik met mijn uitgever in een leeg restaurant in de Amsterdamse Utrechtsestraat. Het duurde een paar uur voor we beseften wat de aanleiding voor de stilte was: iedereen was voetbal aan het kijken.
Afgelopen week kon ik per ongeluk niet in de weldadige stilte van een leeg restaurant de EK-woede aan me voorbij laten gaan. In plaats daarvan zat ik tussen mensen die ik niet goed kende, verwonderde me over hun betrokkenheid, en probeerde uiteindelijk om me er een beetje door te laten besmetten, gewoon, voor de gezelligheid.
Het is niet dat ik niets met voetbal heb: mijn familie telt maar liefst drie getalenteerde voetballers. Eentje is met zijn 17 jaar al een prof, de ander is onlangs met zijn team nationaal kampioen geworden en de derde speelt al jaren bij Ajax – en hij is pas dertien. Ik sta regelmatig versteld van hun talent en van de ijzeren discipline die ze zo jong al aan de dag leggen. Maar tenzij een van die neefjes op het veld staat, heb ik langs de kant niets te zoeken.
Het gaat om het wij-gevoel, legde iemand me uit. Je kijkt niet alleen wanneer je familie daar staat, je juicht omdat het om ons gaat. En juist in deze tijd, met een extreem-rechtse regering aan het stuur, die groot is geworden door het zaaien van verdeeldheid en nu al, slechts luttele dagen geïnstalleerd, op chaos aankoerst, juist nu is het belangrijk om die eenheid te vieren middels ‘Ons Oranje’, dat voor eenheid en kracht staat.
Als ‘Ons Oranje’ het veld opkomt, zie ik overwegend bruine jongens. Bijna zou je denken dat Nederland niet in West-Europa ligt, zei ik. „Dat is het mooie aan voetbal”, reageerde mijn gesprekspartner. „Hier maakt het niet uit wat je bent – wit, bruin, zwart.”
Wie PVV stemt, mag niet juichen voor het Nederlands elftal
Totdat je een penalty mist, bedacht ik stilletjes. Dan ben je opeens in de ogen van het publiek wél zwart. En ik weet niets van sport, maar misschien maakt het wel degelijk uit of je bruin of wit bent. Want misschien zijn bruine mensen wel beter in voetbal, en zou Nederland voor de helft slechter zijn zonder deze jongens. Maar goed, wat weet ik ervan.
Ooit zei Geert Wilders dat het grootste probleem de demografische samenstelling van de bevolking is. „Ik heb het over wat er naar Nederland komt en wat zich hier voortplant.” Hij heeft het dan vast niet over de spelers van het nationaal elftal, want dat zou hem niet goed uitkomen.
Ik vraag me toch af: hoeveel van de Oranje-supporters stemden een half jaar geleden voor dit extreem-rechtse kabinet? Hoeveel van hen herkenden zich in de zorgen over het verlies van dé Nederlandse identiteit, verlekkerden zich aan AI-gegenereerde droombeelden van het ideale Nederlandse gezin met hoogblonde kinderen? En hoe kijken zij dan naar een nationaal team met spelers van (ik zocht het even op) Molukse, Surinaamse, Ghanese, Ivoriaanse, Curaçaose, Togolese en Nigeriaanse afkomst?
Ik weet het antwoord: door te stellen dat bij voetbal afkomst niet telt.
Maar juichen voor bruine en zwarte spelers, terwijl je rechtsextremistische opvattingen omarmt – daar zit wat mij betreft een opvallende onrechtvaardigheid in. Ik vind: wie PVV stemt, mag niet juichen voor het Nederlands elftal. Want als ‘Ons Oranje’ voor Nederland staat, is dit niet de samenstelling die jij wilt. Dan moet je je eigen elftal maar samenstellen, zonder de grote talenten uit de diaspora. Wees echt voor Nederland – heel Nederland – of houd je mond, en berg je oranje feestkostuum op.
Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige.