De eerste week van Julidans lijkt wel het festival van de maskers. In de openingsvoorstelling van het Franse (La)Horde/ Ballet National de Marseille, de bedwelmende slowmotionvoorstelling van Eszter Salamon, de knettergekke psycho-komedie Lapis Lazuli van Euripides Laskaridis en Manual focus van de gevierde Mette Ingvartsen: maskers in soorten en maten, betekenissen en functies. Van rubberen mannentronies uit de afdeling seriemoordenaars tot en met een poezenmasker of een gehaakt kleedje.
Bij Mette Ingvartsens Manual focus zijn alleen de gezichtsmaskers genoeg om de illusie te wekken van een volkomen getransformeerd lichaam. Zodra de drie vrouwen de maskers van oude mannen over hun hoofd hebben getrokken met de gezichten aan de achterkant, verdampt de menselijke vorm en erotische kwaliteit van hun lijven. Consequent met hun rug naar het publiek zijn ze veranderd in wezens, weliswaar verwant aan de kijker, maar vervreemdend door de onwerkelijke vormen waarin zij zich draperen. Ingvartsens fascinerende debuutwerk uit 2003 lanceerde haar als gretige onderzoekster en staat nog stevig overeind.
Mummies met waterhoofd
In Monument 0.10: The living monument heeft Eszter Salamon meer nodig voor transformatie. Ze maakte het stuk voor het Noorse Carte Blanche als onderdeel van een serie. In de ruim twee uur durende voorstelling worden de lichamen van de veertien performers meestal geheel bedekt en sterk vervormd – mummies met ontzaglijke waterhoofden en gouden afgodsbeelden. En is dat niet Don Quichot? – met kostuums die zijn opgebouwd uit allerhande rommel en voorwerpen.
De ijselijk trage en gelijkmatige, daardoor een tikje saaie ontwikkeling van de monochroom gekleurde opstellingen maakt aanvankelijk onrustig, maar na enige tijd neemt Salamon de (meeste) toeschouwers mee in een andere tijdsbeleving, een verstilling die het mogelijk maakt aandachtig te kijken, te fantaseren en vragen te stellen. Is dit een commentaar op ons consumptiegedrag: zien we daar oude mythische helden, is dat witte slotbeeld een teken van hoop?
Eenmaal in die schakeling, biedt het wat dun uitgesmeerde The living monument prachtige droombeelden. De enige verstoring van het gevoel even in een andere dimensie te leven, komt van toneelknechten die zichtbaar door het beeld lopen om doeken of zeilen te schikken. Hadden die niet tenminste een zwart masker kunnen krijgen?
Wilde achtervolgingen
Zo bezonken als Salamons choreografie, zo uitzinnig die van Euripides Laskaridis’ Lapis Lazuli, waarin ze kwistig strooit met gekrijs en gegrom, schoten en wilde achtervolgingen. In een freudiaans universum gaat een harige weerwolf (een prachtrol van Laskaridis), belichaming van menselijke angsten en duistere drijfveren, op de divan bij een gemaskerde psychiater om zijn kant van het verhaal te vertellen. De vraag naar zijn vader raakt een gevoelige snaar en ontketent een (onverstaanbare) spraakwaterval, gelardeerd met onbeheersbare, grauwende woedeaanvallen waarvoor potten pillen slechts tijdelijk soelaas bieden. Ook al omdat Laskaridis’ beminde een hysterica met sadistische trekjes is, terwijl de psychiater zich ontpopt tot trigger happy moordenaar.
Alles is gegoten in de geëxalteerde stijl van de vroege horrorfilms, Laskaridis’ inspiratie, met hier en daar onvermijdelijk referenties aan de Oude Grieken (cothurnen, goden, maskers). Alle effecten worden met aandoenlijk simpele middelen ter plekke gecreëerd. Het is maf, doldwaas en bij vlagen erg geestig, al begint langzaamaan de scholierenmeligheid te overheersen. In vergelijking met Elenit, waarmee Julidans drie jaar geleden opende, is Lapis Lazuli minder sophisticated (verfijnd is het woord niet), maar deze chaotische, absurde wereld waarin zachte kwaliteiten worden gedwarsboomd door primitieve drijfveren heeft wel weer die onweerstaanbare burleske humor.
Dringend en naargeestig
De maskers in het eerste deel van Age of Content van (La)Horde/ Ballet National de Marseille zijn een voortzetting van het uniform van de identieke grijsgroene, met glitters versierde hoodies én identieke kunstbillen waarin de dansers als stuntmannen vechten om een op afstand bestuurd voertuig. Het stuk wil commentaar leveren op de macht van Big Tech en sociale media, die niet alleen ons gedrag (gepornoficeerde seksualiteit, imitatie van influencers), maar ook onze lichamen beïnvloeden. Zelfs onze bewegingen veranderen erdoor, suggereert een veel te lang uitgesmeerd deel waarin de dansers als game-figuurtjes bewegen.
Marine Brutti, Jonathan Debrouwer en Arthur Harel (het driemanschap (La)Horde) achten het weergeven van de uiterlijke manifestatie van de hedendaagse, onzichtbare technologische machten genoeg commentaar – inzichten of vergezichten worden niet geschetst. Toch heeft Age of content wel degelijk iets dringends en naargeestigs. Zeker het laatste deel, een TikTok-waardige potpourri van dansstijlen en nepglimlachjes, neemt in kracht toe. Het is dansen op een vulkaan die op uitbarsten staat. Dansen omdat er niets anders op zit – een gevoel dat de tijdgeest bij de kladden heeft.
Portret van menselijkheid
Tegenover al dat beeldend geweld staat de eenvoudige, intieme solo Scarbo van Ionannis Mandafounis. Danseres Manon Parent legt haar ziel bloot met een heel scala aan wisselende emoties die pas nadat alle woede, vreugde en verdriet zijn getemd een verklaring krijgen. Als een soort hedendaagse Isadora Duncan danst ze op live pianomuziek van Maurice Ravel en Claude Debussy losse, schijnbaar geïmproviseerde hedendaagse passen afgewisseld met klassieke. Na die uitbarsting van cathartische dansenergie neemt ze de tijd om haar gezicht en armen te verfrissen en te vertellen over een gruwelijk jeugdtrauma. Met terugwerkende kracht wint dit tijdloze portretje van menselijkheid aan betekenis.