Politiek wetenschapper Rudy Andeweg had generaties Kamerleden, beleidsmakers en diplomaten in zijn collegezaal

Vanuit zijn werkkamer zag Rudy Andeweg jarenlang elke ochtend stipt om negen uur de roemruchte Leidse sterrenkundige Jan Hendrik Oort fietsen. Die was allang met pensioen, maar bleef doorwerken. „Een geruststellend gezicht”, zei Andeweg er later over. „Dat is het fijne van ons werk: niemand kan je doen stoppen met nadenken, schrijven en congressen bezoeken.”

Nadenken, schrijven, congressen bezoeken deed Andeweg zijn gehele loopbaan, óók nadat hij in 2018 als hoogleraar empirische politicologie met emeritaat ging. Altijd was Leiden daarbij zijn standplaats. Rudolf Bastiaan Andeweg werd er in 1952 geboren, werkte er, en overleed er op 24 juni op 72-jarige leeftijd. Op een korte uitstap naar de universiteit van Michigan om zijn master te halen na was hij zijn gehele academische leven verbonden aan de Leidse universiteit.

Daar ontwikkelde hij zich in zo’n vier decennia tot een gezichtsbepalend en invloedrijk politiek wetenschapper. Generaties aan toekomstige Kamerleden, beleidsmakers, diplomaten, wetenschappers en journalisten zaten in zijn collegebanken. Zijn eerstejaarsvakken introduceerden jonge studenten in de academische studie van de politiek; zijn cursussen in latere studiejaren brachten studenten verdieping. Veel politicologen die zelf toonaangevend werden in het Nederlandse publieke debat volgden vakken bij Andeweg of promoveerden bij hem. Als bestuurder van vakgroepen, instituties en academische netwerken bracht hij bovendien politicologen uit heel Nederland en daarbuiten samen.

‘Afstandelijk, maar betrokken’

In de Leidse politicologentraditie van Arend Lijphart en Hans Daalder was Andeweg „afstandelijk, maar betrokken”, zegt Tom van der Meer, nu hoogleraar in Amsterdam. Hij noemt Andeweg zijn „mentor”: als student betrok Andeweg hem al bij onderzoeken, later hielp hij eigen onderzoeken op te zetten. Later adviseerde Andeweg hem om zich niet te specialiseren, maar wel te focussen. „Dat inzicht had ik toen echt nodig”, zegt Van der Meer. „Andeweg was zelf ook een gefocuste generalist.”

Andeweg begon als onderzoeker van kiesgedrag en promoveerde in 1982 met een proefschrift genaamd Dutch voters adrift. Later deed hij onder meer een groot onderzoek naar het functioneren van de ministerraad, waarvoor hij veel ministers interviewde. Ook leidde hij de parlementsenquête, waarin Kamerleden uitgebreid ondervraagd werden. Het ging Andeweg altijd om het functioneren van de Nederlandse democratie. Tussendoor verdiepte hij zich in onder meer de politieke psychologie. Gaan mensen bijvoorbeeld minder stemmen als het op verkiezingsdag regent? (Antwoord: nee)

Andeweg was een man van orde en regelmaat. Hij droeg elke dag dezelfde blauw-rode das en ving colleges stipt na het Leids kwartiertje aan. Wie ook maar een seconde te laat was, werd voor de keuze gesteld: of de student eruit, of Andeweg eruit. Een enkele keer pakte Andeweg daarop zelf zijn spullen. Papers die een minuut na de deadline waren ingeleverd, keek hij niet na. Die duidelijkheid leverde bij studenten behalve ontzag ook waardering op: ze wisten waar ze aan toe waren. Maar studenten kwamen ook om een andere reden op tijd. Door zijn analytische scherpzinnigheid, diepe kennis van de democratie en aandacht voor studenten boeiden Andewegs colleges altijd.

‘Integriteit en loyaliteit’

Die veeleisende gedrevenheid had Andeweg ook binnen het Leidse politicologen-instituut, zegt Ruud Koole, die ruim dertig jaar met hem samenwerkte. „Hij was een hardwerkende Katwijkse calvinist die dat ook van anderen verwachtte. Als instituutsbestuurder verwachtte hij van iedereen dat ze publiceerden, onderwijs gaven en bestuurlijke taken vervulden. Studenten konden bij hem geen onzin verkopen. Maar als je het goed deed, kan kreeg je van hem ook veel waardering.” Hij roemt Andewegs „integriteit en loyaliteit”. Tijdens vergaderingen luisterde iedereen naar hem, zegt hij, en tijdens discussies kon hij tot het uiterste gaan om zijn punt te maken. „Maar als hij zijn zin niet kreeg, dan accepteerde hij dat ook.”

Na zijn emeritaat werd Andeweg onder meer vicevoorzitter van de Kiesraad. Tot vlak voor zijn overlijden droeg hij daar met zijn kennis van kiessystemen bij aan het functioneren van Nederlandse verkiezingen.

Feitelijkheid kenmerkte Andeweg, zegt Koole. Het ging hem altijd om de empirie. „Toen het in de jaren negentig steeds vaker ging over de groeiende kloof tussen burgers en politici, dacht hij: leuk, maar wat zijn de feiten? Die kloof bleek toen in de cijfers nog niet waar te nemen.”


Lees ook

Kabinet kan best steunen op een minderheid

Partijleiders Wopke Hoekstra (CDA), Sigrid Kaag (D66) en Mark Rutte (VVD) in de Tweede Kamer.

Uit zijn onderzoeken kwamen ook inzichten die zich pas later publiekelijk openbaarden. Begin deze eeuw schreef Andeweg over de noodzaak van democratisch conflict, memoreren Koole en Van der Meer. In een volgens Koole „baanbrekend artikel” beschreef hij wat er zou gebeuren als politieke partijen uit het midden teveel op elkaar gingen lijken. Dan, zegt Van der Meer, „gaan kiezers naar de flanken. Dat zag hij al vóórdat Pim Fortuyn opkwam.” Het aantreden van het eerste Nederlandse kabinet waarin een radicaal-rechtse partij deelneemt, maakte Andeweg net niet meer mee.