Hij hoeft niet lang na te denken. Waar je het best kan beginnen als je zijn werk wil leren kennen? In Angeren, een dorp in de Betuwe, oppert de bekroonde documentair fotograaf en filmmaker Sakir Khader. Of in Irak. Twee werelden, waarin twee verschillende kanten van Khader tot uitdrukking komen.
In Angeren maakte hij in 2020 en 2021 de documentaire Obada (net als zijn andere films online nog terug te zien). Het is een gevoelig portret van een succesvolle jonge YouTuber, Obada Kheireddin, die als Syrische vluchteling op zijn zeventiende naar Nederland is gekomen maar hier niet goed kan aarden. Hij heeft in de Arabische wereld miljoenen volgers die op YouTube naar zijn komische sketches kijken. Maar in Angeren is hij gewoon een knul van 21 met moeilijkheden thuis. Zijn ouders vinden zijn vriendin geen geschikte huwelijkskandidaat, want „haar familie past niet bij onze familie”.
„Ik wilde laten zien wat de prijs van migratie is”, zegt Khader (33), die als fotograaf begin dit jaar de Zilveren Camera won, de belangrijkste Nederlandse fotojournalistieke prijs. Deze week werd bovendien bekend dat hij toetreedt tot het internationaal befaamde fotoagentschap Magnum. Migratie, vertelt hij bij een kop gemberthee op een terras in de Haarlemse binnenstad, betekent „vastzitten tussen twee werelden. Het ontwortelen als je ergens weggaat, en dan ergens anders in één keer wortel moeten schieten. Dan is er de kans dat het gewoon niet meer lukt.”
Of het Obada uiteindelijk zal lukken vertelt de film niet. Maar dat het een worsteling is, voor zijn ouders meer nog dan voor hemzelf, maakt Khader pijnlijk invoelbaar. „Hun ziel is daar achtergebleven.” Obada en zijn familie laten hem toe in hun leven. Khader filmt hun conflicten, hun kwetsbaarheid, hun tranen en soms hun onredelijkheid. Alsof hij een neef is voor wie niemand in het gezin van Obada de schijn nog hoeft op te houden.
„Ik wil intiem werk maken. Heel dicht op de huid. En cultuur verbindt natuurlijk. Ik spreek goed Arabisch, ik ben een Palestijn, ik ben in Nederland opgegroeid. Ik ben een kind van twee werelden, dat is ook interessant voor die mensen. Op een gegeven moment vergeten ze dat er een camera tussen hen en mij in zit. Ik kan makkelijk het vertrouwen van mensen winnen.”
Dat blijkt ook in zijn vijfdelige reportageserie De puinhopen van Irak (2020), waarin Khader zich van een andere, meer politieke kant laat zien. Maar ook het politieke is voor Khader persoonlijk. Als hij door Irak reist, om van Irakezen te horen hoe het land er na decennia van oorlog aan toe is, neemt hij zijn eigen geschiedenis mee.
Khader is geboren in Vlaardingen. Daar waren zijn beide Palestijnse grootvaders terechtgekomen om te werken in de margarinefabriek. De ene bleef in Nederland, de andere miste zijn geboortegrond te zeer en keerde terug naar zijn geboortestad Nablus.
Als jongetje bewonderde de kleine Sakir de toenmalige Iraakse leider Saddam Hussein, vertelt hij in de eerste aflevering van de serie over Irak. Dat kwam door zijn opa in Palestina, waar het gezin iedere zomervakantie naar toe ging. Opa vertelde dat niemand zo vasthoudend voor de Palestijnse zaak opkwam als Saddam, dat geen andere leider zo sterk Arabische trots uitstraalde, en dat Irak een paradijs was.
Maar op de basisschool hoort Sakir van een Iraaks klasgenootje een heel ander verhaal. Met zijn ouders was dat jongetje uit Irak gevlucht, omdat zijn vader als gedeserteerde militair moest vrezen voor zijn leven en dat van al zijn familieleden. Een schril contrast met hoe veel Palestijnen nog altijd kijken naar de Iraakse dictator, beseft Khader. „Overal waar je komt in Palestina zie je zijn heldenverering”, zegt hij in de film.
Hij begint zijn reis naar Irak met een gesprek met die oude schoolvriend en diens vader in Maassluis. Daarna reist hij naar Nablus, in Palestina, waar hij een Saddam-bewonderaar opzoekt die een tapijtje met de beeltenis van Saddam laat zien (Khader grappend tegen de camera: „Het is geen badmat, hoor”). Zelfs op de toegangspoort van zijn huis heeft de man Saddams in Irak gehate en gevreesde gezicht laten aanbrengen. Pas daarna neemt Khader de kijker mee naar Irak – waar mensen hem vertellen over de gruwelen van Saddams wrede regime.
Die open en persoonlijke aanpak kenmerkt de reisdocumentaires van Khader. Hij treedt er zelf in op, niet alleen als gids en interviewer, maar ook als personage. In die zin past hij in het genre reisreportage dat populair werd met Thomas Erdbrink in Iran en Afghanistan, Ruben Terlou in China en Jelle Brandt Corstius in Rusland.
Wat Khader van die andere televisiemakers onderscheidt, is dat hij alles zelf filmt en ook dat hij – met zijn Arabische achtergrond – zelf deel uitmaakt van de wereld die hij onderzoekt, en zich er sterk mee engageert. Daardoor heeft hij minder distantie, maar is hij ook vertrouwder met de cultuur van de landen in het Midden-Oosten die hij bezoekt. Hij legt makkelijk contact en krijgt mensen snel aan de praat, ook over moeilijke onderwerpen als hun trauma’s, de uitzichtloosheid van hun bestaan – of de dood.
Duizend keer doodgegaan
Op Khaders website staat dat „de relatie tussen leven en dood” het hoofdthema is van zijn werk. „Ik ben dat vorig jaar gaan beseffen, vooral door mijn fotografie. Ik fotografeerde eerst alleen zo maar een beetje, naast het maken van films. Pas in 2021, toen ik een film maakte over het dorp van mijn oma op de Westelijke Jordaanoever, Het verzet van Beita, ging ik het serieuzer aanpakken.
„Ik heb veel mensen gefotografeerd die het ene moment bij ons waren, en het volgende moment dood waren. Iedere keer als ik op de West Bank terugkom is het weer een verrassing wie je er levend aantreft en wie niet. Of er is weer een winkel verwoest, een huis gebombardeerd, iemand gevangen gezet.
„Duizend keer ben ik zo al doodgegaan. Hoeveel tranen heb je dan nog over? Mijn werk is mijn steun. Daarom wordt het ook steeds emotioneler. Ik werk vanuit pijn. En mijn camera is mijn wapen, waarmee ik terugvecht. Iedereen kan een wapen oppakken en schieten. Maar hoeveel mensen kunnen een camera gebruiken? En iets echt intiem vastleggen?”
Khader fotografeert bijna altijd in zwart-wit. „Je hebt geen kleur nodig om emoties uit te drukken. En zwart-wit is tijdloos. De bezetting en de onderdrukking van de Palestijnen door Israël is al zo lang aan de gang, en er lijkt geen einde in zicht. Als je foto’s van Palestina in de jaren zestig, zeventig en tachtig vergelijkt met werk van nu, dan vraag je je af: wat is er eigenlijk veranderd?”
De Zilveren Camera 2023 won Khader voor zijn serie Het leven op de West Bank voor 7 oktober. Het is een beklemmende reeks foto’s die hij maakte in het vluchtelingenkamp bij de Palestijnse stad Jenin. Treurende vrouwen op een begraafplaats, een man met machinegeweer die nonchalant tegen een scooter leunt, jongens die elkaar vastpakken terwijl ze omhoog kijken, naar drones, een kind tussen de brokstukken van een gebouw.
Khader heeft de spanning op de Westelijke Jordaanoever zien oplopen, ook al vóór de verrassingsaanval van Hamas-strijders uit Gaza op Israëlische festivalgangers en kibboetsbewoners op 7 oktober. „Er was steeds meer geweld van kolonisten en het leger. Invallen in woonhuizen. Aanvallen met drones die exploderen.
„In 2022 zag ik: er is een groeiende groep jonge mannen die de wapens oppakt. Laat mij dat proces volgen, zei ik tegen de VPRO, laat mij weer iets maken daar. Maar dat wilden ze niet. Toen ben ik maar gaan fotograferen. Afgelopen zomer twitterde ik: heel snel zullen we een bloedige oorlog krijgen. Vandaag zitten we met onze geliefden, morgen staan we waarschijnlijk bij hun graf.”
Ondanks alle somberheid is er één bijna idyllische foto in de bekroonde serie uit Jenin. Warm en hoopvol. Een kind, op de rug gezien, loopt door een zonnig korenveld – de armpjes gespreid, de aren strelend, de toekomst tegemoet.
Maar het besef waar het lieflijke beeld – getiteld Innocence – gefotografeerd is, geeft er een sombere lading aan. Op Khaders website staat de foto tussen twee andere foto’s uit Jenin. De ene (Portrait of a Martyr) toont een dode jonge man op een draagbaar, misschien nog niet eens volwassen. Zijn gezicht is gehavend, zijn hoofd, met een hoofdband van de lokale strijdgroep Jenin Brigade eromheen, rust op een gebloemd kussen. Om hem heen de handen van rouwende mensen. Op de andere foto (Armed on a Hill Top) staat een jonge man, machinegeweer losjes in zijn rechterhand, op een heuvel, terwijl hij uitkijkt over het land beneden hem.
De namen van het kind en de mannen staan er niet bij. Maar je beseft, ze zouden broers kunnen zijn, neven. In je verbeelding zouden ze zelfs één en dezelfde persoon kunnen zijn. Als kind dwalend door het koren. En dan een paar jaar later, afhankelijk van de richting die het leven heeft genomen, als volwassen man, gewapend starend in de verte, of als vroeg omgekomen strijder, betreurd door zijn naasten.
„Ik wil als filmer en fotograaf niet alleen een toeschouwer zijn”, zegt Khader, „ik wil laten zien hoe onmenselijk en onredelijk de wereld is. En tegelijkertijd dat er ménsen bestaan in dat land, Palestina, mensen die ook gebukt gaan onder de oorlog en de tragiek, en die ook bestaansrecht hebben.
„De oorlog in Gaza zat eraan te komen. Ik vrees voor wat op West Bank nog moet komen. De armoede is enorm toegenomen, het geweld van kolonisten houdt niet op. En straks komen kolonisten die nu in het leger vechten in Gaza alleen nog maar bloeddorstiger terug.”
Khader had liever meer televisie gemaakt, de afgelopen tijd. „Ik wil de mensen in het Midden-Oosten via de tv in Nederland dichterbij brengen, zodat we ze beter kunnen begrijpen. Maar het komt er helaas niet van. Daar baal ik wel van. Na De puinhopen van Irak dacht ik: nu ga ik veel meer van dit soort dingen maken. Maar in Hilversum drukken ze gewoon op de reset-knop: iedere keer moet ik me weer helemaal opnieuw bewijzen. En ja, ik ben geen bekend gezicht.
Altijd maar die vraag, ben je objectief?
„Ik ga niet iemands handen kussen en voeten kussen. Graag of niet. Ze hebben het bij de omroep steeds over diversiteit, maar als het werk te confronterend is dan is de wereld te klein. Dan ben je niet meer objectief. Altijd maar die vraag, ben je objectief?
„Ja, ik laat maar één kant van het verhaal zien. Maar waarom zou ik de andere kant moeten laten zien? We maken in Oekraïne toch ook reportages in Boetsja zonder met de Russen te praten? Men is hier hartstikke gekleurd als het gaat om Oekraïne. Maar als het over de Palestijnen gaat dan wordt het ongemakkelijk, dan moet ik weer dealen met de kritiek dat ik een propagandist ben. Ik heb een baard, ja, en één plus één is twee voor sommige mensen. Toen ik de Zilveren Camera won kreeg ik te horen: de prijs is aan hem gegeven omdat hij een Palestijn is. Lekker laten praten, denk ik dan.
„Ik heb mezelf opnieuw moeten uitvinden. Waarom zou ik tv blijven maken, als ik meer creatieve vrijheid geniet bij het maken van grotere films en een groter, internationaler publiek trek? Ik werk nu aan een lange documentaire over mijn familie in Palestina.”
De tv-serie over Irak werd ’s avonds laat uitgezonden, tussen kwart over elf en kwart voor twaalf. „Wie kijkt er dan?”
Geen Palestijns pispaaltje
Khader wordt wel gevraagd om in talkshows te komen discussiëren over de oorlog in Gaza, maar daar bedankt hij voor. „Moet ik daar in discussie gaan met mensen die de situatie daar niet kennen, maar wel denken dat ze het beter weten? Ik laat de realiteit zien door middel van mijn werk. Ik leen me er niet voor om in een talkshow het Palestijnse pispaaltje te zijn. Om weer de vraag te krijgen: wat vind je van Hamas? Je moet 7 oktober veroordelen, je moet dit, je moet dat.
„Dat is rampzalige journalistiek. In ieder debat wordt aan Palestijnen gevraagd of ze antisemitisme wel veroordelen. Maar het zijn niet mijn grootouders die de Joden in goederenwagons naar Auschwitz hebben gestopt. Omdat jullie voorouders verantwoordelijk zijn geweest voor de miljoenen Joden die zijn vergast, kan je toch niet zeggen dat we oogkleppen moeten opdoen voor de moord op mijn volk?”
In Gaza is Khader nooit geweest. „Met een Palestijns paspoort van de West Bank mag je je alleen binnen de West-Bankmuren bewegen. Ik mag niet eens naar Jeruzalem, niet eens naar de zee. Met het vliegtuig moet ik altijd via Jordanië, en dan over land verder.”
Als hij op de Weselijkse Jordaanoever is, ziet hij bij jongeren overal de uitzichtloosheid. „Welke toekomst heb je als jonge Palestijn als je al bij een checkpoint doodgeschoten kan worden? Als je vrienden vermoord worden, als je alleen dood en verderf ziet. Kijk nu naar Gaza. Ze willen daar zogenaamd een eind maken aan Hamas. Maar dat is alleen een excuus om Gaza etnisch te zuiveren en plat te leggen.
„Maar bedenk, bij al het geweld dat Israël daarvoor gebruikt, hoeveel mensen daardoor straks bereid zijn om hun leven te geven. Iedere oorlog heeft een nieuwe generatie gecreëerd die bereid is te vechten om hun land te bevrijden. Dat krijg je nu weer.
„Als je hier in Nederland aan een kind van tien vraagt wat oorlog is, dan weten ze het niet. Als je daar een kind van zes vraagt wat hij wil worden, zegt hij: ik word martelaar, of ik word strijder, ik wil vechten. Waarom? Omdat mijn oom is vermoord.
„De wereld is niet zo mooi als het soms lijkt. Er is niet altijd hoop. Toch willen we altijd hoopvol werk laten zien. Maar come on, die fase zijn we toch al lang voorbij? We zien toch wat voor ellende de wereld is?”
Heeft hij nog een glimpje hoop op vrede tussen Israël en de Palestijnen? „Na de hoeveelheid geweld die Israël tegen Palestijnen gebruikt, na het normaliseren daarvan het en zwijgen van de wereld? En zelfs als de oorlog stopt, stopt dan ook de onderdrukking? De 0,001 procent hoop die ik had is volledig verdwenen.”