Hoe de moraliteit uit het kapitalisme verdween en iedereen een calculerende consument werd

Een ondoordachte duik in het zwembad met je telefoon nog in de zak van je zwembroek? Stom natuurlijk, maar gelukkig dekt de verzekeraar de schade. Als zzp’er met een partner die goed verdient toch midden in de pandemie een beroep doen op de coronasteun van de overheid. Een paar honderd euro belasting te veel betalen op je vermogen van enkele miljoenen euro’s en dat vervolgens tot aan de Hoge Raad bestrijden met als gevolg miljardencompensatie voor alle Box 3-beleggers. Zomaar wat voorbeelden van gedrag dat volledig legaal is, maar toch op zijn minst vraagtekens oproept.

Dat het grote bedrijfsleven de regels van het kapitalisme na decennia van neoliberaal denken en doen maximaal in zijn voordeel heeft weten om te buigen, is genoegzaam bekend. Maar dat ook de gewone burger (m/v/x) zijn winsten begon te privatiseren en zijn verliezen te socialiseren, dat is betrekkelijk nieuw. Hoe nam de burger – in al zijn maatschappelijke hoedanigheden – de afslag naar de calculerende consument?

Dat is geen toeval, maar het gevolg van politieke en economische keuzes. In zijn recente boek De weg naar vrijheid beschrijft Nobelprijswinnaar en vrijemarktcriticus Joseph Stiglitz hoe samenlevingen zich vormen naar de economische regels die daarin dominant zijn. Via het onderwijs, via sociale contacten, via het werk, via de media sijpelt het economisch kader elk leven binnen. En als dat leidende narratief in een gemeenschap gevormd wordt door het neoliberale kapitalisme, dominant sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, is dat waar burgers zich naar gaan gedragen. In een wereld waarin winst domineert, en miljardair-topmannen van bedrijven, banken en investeerders de nieuwe rocksterren zijn, wil niemand meer bij de vermeende verliezers horen. En iedereen heeft, zo wil het neoliberale mantra, een individuele keuze.

In een wereld waarin winst domineert, en miljardair-topmannen van bedrijven, banken en investeerders de nieuwe rocksterren zijn, wil niemand meer bij de vermeende verliezers horen

Een kapotte telefoon, een tijdelijke teruggang in inkomen of een foutje in het belastingsysteem behoren dan niet meer tot de acceptabele risico’s van het leven in een complexe maatschappij. Het zijn ongelukken waarvoor financiële genoegdoening mag worden gevraagd, mag worden geëist. Dat die compensatie opgehoest moet worden door anderen (premiebetalers, belastingplichtigen), boeit dan niet. De dikke-ik-mentaliteit – waarvan de liberale premier Mark Rutte in 2015 nog hoopte dat die door haar te benoemen vanzelf zou verdwijnen – lijkt het definitief gewonnen te hebben. Vraag niet wat jij kunt doen voor het systeem, maar wat het systeem kan doen voor jou.

Tegen de stroom in

Op tv, in de winkelstraat, op hun telefoon: overal worden mensen bestookt met prikkels om te consumeren, te gokken, te winnen. Koop nu de nieuwste tv! Wissel van energieaanbieder! Kies snel een nieuwe zorgverzekeraar! Bestel hier je boodschappen en heb ze binnen tien minuten in huis! Vliegreizen voor iedereen, de kiloknallers permanent in de aanbieding. Fast fashion domineert het straatbeeld, met steeds hogere omloopsnelheid. Elke week keuze uit letterlijk tientallen festivals. FOMO verheven tot nationale gemoedstoestand. Iedereen die zich daaraan wil onttrekken, moet meerdere keren per dag een actieve keuze maken om tegen die stroom in te zwemmen. En dat lukt maar weinigen.

De trein dendert dus maar door. En dat terwijl een groeiende groep economen en politici ziet dat de grenzen van het kapitalistische systeem in rap tempo in zicht komen. Klimaatverandering, groeiende ongelijkheid op tal van terreinen (onderwijs, inkomen, vermogen, gezondheid), ze vragen actie die het eigenbelang overstijgt en juist gemeenschapszin behoeft. Maar de bereidheid daarvoor te kiezen lijkt onder burgers kleiner dan ooit. Zonnepanelen? Graag, maar alleen als ik eraan kan verdienen. De kapitalistische meetlat is overal.

Klimaatverandering, groeiende ongelijkheid op tal van terreinen (onderwijs, inkomen, vermogen, gezondheid), ze vragen actie die het eigenbelang overstijgt en juist gemeenschapszin behoeft

Vast staat dat filosofen en economen niet altijd zo gedacht hebben over kapitalisme en dat de samenleving ook minder egocentrische periodes heeft gekend. De achttiende-eeuwse moraalfilosoof Adam Smith, gezien als de grondlegger van de moderne economie, schreef in zijn werk The Theory of Moral Sentiments immers: „Hoe egoïstisch de mens ook mag zijn, er zijn ontegenzeggelijk enkele principes in zijn natuur die hem interesseren voor het geluk van anderen.” En econoom John Maynard Keynes, grondlegger van de theorie dat de overheid een dempende rol kan spelen in economisch zware tijden, schreef begin vorige eeuw dat „economie in wezen een morele wetenschap is en geen natuurwetenschap. Dat wil zeggen: er wordt gebruikgemaakt van introspectie en waardeoordelen.” Niet slechts homo economicus dus, maar homo socialis.

Het kantelpunt

Moraliteit en gemeenschapszin maakten dus wel onderdeel uit van het gedachtengoed van de grondleggers van de moderne economische theorie. Tot enkele decennia geleden was het community-denken ook een integraal onderdeel van het dagelijks handelen van mensen. De wereld was destijds een stuk kleiner voor veel mensen. Er was nog geen wereldomspannend web van sociale media, nauwelijks televisie, en wie een auto had ging op vakantie in eigen land of buurland. Een enkeling nam het vliegtuig voor een Verre Reis. De consumptieprikkels waren kortom een stuk minder, en de reële inkomens van velen ook.

Sindsdien zijn de moraliteit en de op waarden gestoelde economische theorie (niet te verwarren met de op waarde gestoelde economie) naar de zijlijn gedirigeerd, en soms zelfs helemaal verdwenen. Het roept de vraag op: waar kan dit zo misgegaan zijn? Waar ligt het kantelpunt?

Er was nog geen wereldomspannend web van sociale media, nauwelijks televisie, en wie een auto had ging op vakantie in eigen land of buurland

Hans Stegeman is hoofdeconoom bij de Triodos-bank en columnist voor Vrij Nederland. Hij denkt veel na over de grenzen van economische systemen en publiceert daar regelmatig over. Zijn analyse is dat de gemeenschapszin geleidelijk uit de economie is verdwenen. „Je kunt niet spreken van één moment waarop dat gebeurd is. Natuurlijk heeft de grote golf van deregulering sinds de jaren tachtig de weg vrij gemaakt voor ongebreideld kapitalisme, met Reagan en Thatcher als internationale gezichten van die trend. In Nederland is het subtieler gegaan, beleidsmatiger en technocratischer. Hier is het Centraal Planbureau in de jaren negentig niet meer alleen de macro-economie, maar juist de optelsom van individuele keuzes, van microbeslissingen, in zijn modellen gaan stoppen. Daarmee werd de maatschappijvisie van het neoliberalisme – als we goed zorgen voor onszelf hebben we gelijk het collectieve belang geborgd – ook expliciet in de economische theorie en modellen opgenomen. De individuele portemonnee komt dan in plaats van een andere moraal of collectiviteit.”

De markt zonder het kapitalisme

Het was niet de vraag of de moraliteit uiteindelijk het onderspit zou delven, maar vooral wanneer, stelt Irene van Staveren. Het gebrek aan moraliteit is namelijk inherent aan het kapitalisme. Van Staveren is hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie aan het Institute of Social Studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, maar noemt zichzelf liever ‘hoogleraar buiten-de-gebaande-paden-economie’. „Toen Smith zijn beginselen opschreef, gebruikte hij de term vrije markt, niet de term kapitalisme. Markten zijn er altijd al geweest, die zijn het probleem niet. Pas toen de term kapitalisme daaroverheen gelegd werd, kwam het eigenbelang, het accumuleren van bezit, als belangrijkste beweegreden erbij”, zegt zij. Het kapitalisme, met zijn nadruk op individuele keuzes en het verwerven van vermogen als hoogste doel, heeft de markt nodig om succesvol te zijn, maar de markt kan prima zonder het kapitalisme. Het succes van het kapitalisme als het dominante economische systeem is volgens Van Staveren deels te danken aan de succesvolle spin die er in de jaren tachtig aan werd gegeven: „De suggestie dat het kapitalisme het enige haalbare economische systeem is, dat er geen alternatief voor zou bestaan, daar is het echt misgegaan.”

Hoe het ook zij, sinds midden jaren tachtig van de vorige eeuw is de wereld langzaam maar zeker richting een op kapitalisme gebouwde samenleving gemanoeuvreerd. De prestatiemaatschappij, het idee dat je verantwoordelijk bent voor je eigen succes én falen, is alomtegenwoordig. Het zorgt voor een permanent gevoel van onrust onder burgers: maak ik wel de goede keuzes? Ben ik geen dief van mijn eigen portemonnee? Hoe bescherm ik wat ik heb?

Het zijn zorgen waar de meeste mensen helemaal niet mee bezig willen zijn, zegt Stegeman. „Als je mensen vraagt wat zij écht belangrijk vinden, noemen ze niet geld of status. Ze noemen allemaal gezondheid en sociale relaties. Natuurlijk moet er ook een bepaalde mate van bestaanszekerheid zijn, maar dat het jou en je naasten goed gaat, dat is wat mensen werkelijk willen.” Veel mensen willen intrinsiek dus het liefst wég uit het systeem waar zij nu in gevangen zitten. De vraag is alleen: hoe?

De sluier van onwetendheid

Stegemans observatie sluit aan bij wat de Amerikaanse filosoof John Rawls begin jaren zeventig beschreef in zijn boek A Theory of Justice. Rawls zocht daarin naar een oplossing voor het probleem dat mensen gevormd worden door de situatie waarin zij zitten, en dat die ‘gesloten’ positie hun denken beïnvloedt. Simpel gezegd bepalen je identiteit, je gender, je afkomst en je plek in de maatschappij hoe je nadenkt over zaken. Je eigenbelang in de breedste zin van het woord weegt mee in je oordeelsvorming. Om die vooringenomenheid te doorbreken, introduceerde hij het begrip ‘oorspronkelijke positie’, de theoretische plek waar mensen in de samenleving staan voordat er wetten en regels zijn. Wat zou er gebeuren, zo wilde Rawls weten, als we ons níét bewust zijn van onze maatschappelijke positie? Met wat voor soort maatschappijbeeld zouden mensen op de proppen komen als ze achter ‘een sluier van onwetendheid’ zaten?

Rawls beargumenteerde dat als mensen niet weten waar ze staan op de maatschappelijke ladder, ze uit zichzelf tot een rechtvaardige samenleving komen. Een samenleving met veel fundamentele vrijheden voor elk individu, zonder wezenlijk afbreuk te doen aan dezelfde mate van vrijheid voor anderen. De kern van het gedachtenexperiment van Rawls is risicomijding: als je niet weet waar je staat, zou het dus ook kunnen dat je aan de ‘verkeerde kant’ van de streep staat, aan de meest kwetsbare kant. En dan is een maatschappij die daar zachtmoedig mee omgaat, eentje die beschermt, te prefereren boven een harde afrekencultuur. Wat goed is voor jou, is dus ook goed voor anderen – geheel in lijn met de moral sentiments van Adam Smith.

Illustratie Olivier Heiligers

Volgens Stegeman zou in de oorspronkelijke positie van Rawls ook de manier kunnen liggen om de huidige maatschappij weer wat meer richting collectiviteit te bewegen. „Je zou een soort doorbraak in het democratisch proces moeten forceren langs rawlsiaanse lijnen”, zegt hij. „Als beleidsmakers nadenken over wat goed beleid is, zouden ze dat achter de sluier van onwetendheid moeten kunnen doen. Dat is de manier om het collectieve belang te borgen, omdat het leidt tot keuzes die goed zijn voor de hele samenleving, en de invloed van deelbelangen wordt geminimaliseerd.” Dat is lastig in de praktijk te brengen, erkent Stegeman, want beleidsmakers nemen per definitie hun eigen verleden mee. Je kunt nu eenmaal niet ‘ontweten’ wat je ooit geleerd hebt, het innemen van een oorspronkelijke positie is verdraaid lastig.

Weg van de dichotomie

In principe zou in een goed functionerende democratie een sterke overheid de krachten van het ongebreidelde kapitalisme moeten beteugelen. Maar diezelfde overheid is door het kapitalisme juist ondermijnd, stelt Van Staveren. „Het kapitalisme heeft van de overheid een tegenstander gemaakt, de markt versus de staat, en dat is zo goed gelukt dat veel mensen dat ook echt zijn gaan geloven.”

Van Staveren wil daarom in de eerste plaats af van de dichotomie van markt en staat. Dat is ook de grote valkuil van links in de politiek, zegt zij. „Je ziet het deze week in het Verenigd Koninkrijk weer gebeuren, waar na jaren van neoliberaal beleid van de Conservatieven ineens Labour weer aan de macht komt met de belofte dat de overheid de problemen zal gaan oplossen. Daar wordt dan al het heil van verwacht, terwijl over een paar jaar de slinger weer de andere kant op gaat. Daar ligt het antwoord niet.”

Ook economen worstelen daarmee, erkent Stegeman. Als het niet of de markt of de overheid is, wat is dan de juiste route? Het antwoord op die vraag is niet puur economisch, maar eerder sociologisch, maatschappelijk. Daar gelden ‘zachtere’ wetten dan die van winst en efficiency en prikkels. Natuurlijk is het makkelijkste antwoord op de vraag hoe de gemeenschap weer een rol kan krijgen in het economisch systeem: doe gewoon het goede. Beteugel de kapitalist in jezelf. Maar juist economen kennen de kracht van prikkels, en dus zien juist zij ook in dat dat misschien nét te veel gevraagd is van het individu.

Natuurlijk is het makkelijkste antwoord: beteugel de kapitalist in jezelf

Uiteindelijk komt het erop neer dat consumenten actief verleid moeten worden om weer burger te zijn, denkt Stegeman. Dat vergt een samenleving waarin mensen elkaar weer echt kunnen ontmoeten, tijd voor elkaar maken, herontdekken wat de waarde is van gemeenschapszin. „Je kunt beleidsmatig ook veel doen, zoals de uitwassen van het kapitalisme aan banden leggen, reclames een halt toeroepen, ingrijpen in te grote machtsconcentraties bij bedrijven, maar mensen moeten de waarde van menselijk contact, uiteindelijk zelf ervaren. Dat is een enorme agenda, en het gaat deels in tegen het heersende wereldbeeld van individualisme en materialisme. De machtsstructuren van de gevestigde orde zijn zo groot, die zijn in staat aanvallen op het systeem af te slaan. Dat breek je niet af met een beetje anders nadenken over de zaken.”

Terug naar de basis

Voor Van Staveren is het eigenlijk zo simpel als wat: ga terug naar de economie van gemeenschapszin, letterlijk naar de economie van community’s. „Voordat het kapitalisme er was, had je meenten, de commons, stukken grond waar gemeenschappen rechten en plichten hebben. In die meenten konden de bewoners in hun basisbehoeften voorzien. Geld vroeg je alleen aan mensen die je niet vertrouwde, veel handel binnen de vroegere gemeenschappen ging met gesloten beurzen, ruilhandel dus, en in vertrouwen.”

Bemoedigend wat dat betreft zijn volgens Van Staveren de honderden bottom-up-initiatieven die laten zien dat er wél een alternatief is. Nieuwe vormen van meenten duiken op. Ze wijst bijvoorbeeld op de inmiddels zevenhonderd kleinschalige energiecoöperaties in Nederland, die elk voor hun eigen deelnemers energie opwekken en die zelf gebruiken. Helemaal off the grid (los van het hoofdnet) kan dat nu vaak nog niet, wegens gebrek aan goede opslagcapaciteit, maar dat is een kwestie van tijd. „Daardoor neemt de vraag naar energie bij marktpartijen af, en zo maken ze het kapitalistisch systeem als geheel kleiner”, zegt ze.

Hetzelfde geldt voor initiatieven als gezamenlijke moestuinen, bepaalde vormen van samenwonen in woongroepen, korte-keten-landbouw of de online-encyclopedie Wikipedia. „De crux is dat de markt weer teruggaat naar de menselijke maat, dat hij weer voor ons werkt en voor de aarde. Dat kan in coöperaties, maar ook bij zogenoemde onderlinge maatschappijen of nonprofitorganisaties.”

Wat nu op kleine schaal gebeurt, kan ook in het groot, daar is Van Staveren van overtuigd. En hoe meer mensen tot dat besef komen, des te minder individuen het gevoel hebben in hun eentje tegen de stroom in te moeten zwemmen. „Dat is de echte valkuil van het kapitalisme: dat het burgers heeft teruggebracht tot individuen die zelf hun keuzes moeten maken. Als genoeg mensen samen optrekken, kan dat op systeemniveau verandering teweegbrengen, van onderaf. Economie is wat wij er samen van maken voor ons welzijn, via gemeenschap, markt en overheid. Daar hebben we het kapitalisme helemaal niet voor nodig.”

De crux is dat de markt weer teruggaat naar de menselijke maat, dat hij weer voor ons werkt en voor de aarde

Irene van Staveren
hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie aan het Institute of Social Studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Ook Stegeman is ervan overtuigd dat er uiteindelijk een kantelpunt bereikt kan worden. „In de jaren tachtig bereikte het systeem een kantelpunt richting het huidige kapitalistische systeem, ook zonder dat iedereen daarachter stond. Datzelfde zou ook nu moeten kunnen gebeuren. Je hebt niet iedereen nodig om de draai te maken, als een kwart tot de helft van de bevolking achter een verandering staat, gaat de rest uiteindelijk mee.”

Dat zal niet van vandaag op morgen zijn, zegt Stegeman. De ommekeer zal tijd, geduld en doorzettingsvermogen vergen. Maar: „Het is nog niet verloren.”