Nostalgie naar stoere mannen op motoren in ‘The Bikeriders’

The Bikeriders voelt in eerste instantie als bladeren door een nostalgisch fotoboek. Niet gek, Jeff Nichols (Take Shelter, Mud) baseerde de film op beelden en interviews uit het boek van Danny Lyon uit 1968 over de beruchte motorbende The Outlaws.

In The Bikeriders heet de club The Vandals en ligt de focus op oprichter Johnny, die een natuurlijke autoriteit heeft, hoewel Tom Hardy hem een bizarre, kinderlijke stem geeft en hij bij vlagen aan een imposter syndrome lijkt te lijden. Van dat laatste heeft Johnny’s protegé, het smeulende ongeleide projectiel Benny (Austin Butler), geen last. Al in de eerste minuten wordt duidelijk dat hij geen moer geeft om zijn eigen leven of dat van anderen. De heerlijk laconieke vertelstem in de film is van Kathy (Jodie Comer), een nuchtere vrouw die in de ban raakt van Benny. Ook Lyon zelf is een van de personages.

Het sfeervolle camerawerk in The Bikeriders met zijn warme, vale kleuren doet er alles aan om je samen met Kathy verliefd te laten worden op de mysterieuze Benny en The Vandals. Deels werkt dat, ook omdat Nichols suggereert dat de tough guy-attitude voor veel leden een pose is. Johnny richt de club op nadat hij met kinderlijke bewondering heeft gekeken naar The Wild One (1953) met Marlon Brando. Al zien de ‘motorrebellen’ uit die film er lachwekkend afgeborsteld uit tegenover het zootje dat Johnny verzamelt.

De film voelt in het eerste deel best rustgevend, ondanks gewelddadige erupties. Vooral doordat de door Lyons foto’s geïnspireerde beelden de kijker naar een pre-digitaal tijdperk katapulteren. Maar ook omdat Nichols inzoomt op het groepsgevoel en de onderlinge loyaliteit. De volkse personages van Hardy, Butler en Comer konden gemakkelijk cartoonesk worden, maar dankzij het onderhoudende acteerwerk voelen ze toch authentiek.

Maar gaandeweg krijg je het gevoel dat er iets mist. Als de loyaliteit uit de beginjaren begint te verkruimelen en geweld steeds prominenter wordt, suggereert de film dat dat komt door te snelle uitbreiding, baldadige jongeren, veteranen met PTSS, drugs. Dat voelt als een simplistische vervlakking van de personages. Want zat dat geweld er niet altijd in? Johnny evolueert wel erg gemakkelijk van een vader met tough guy-ambities naar een psychopaat. Benny knalt al vanaf het begin met 135 per uur door een schoolzone. En als een vrouw met witte jeans het stamcafe van de club binnenwandelt, wordt ze misschien niet verkracht door deze mannen ‘met principes’, maar eindigt ze wel met een derrière zwart van de handafdrukken. Het wordt niet uitgediept, al intrigeert het meer dan de clichés over de familiezin van de motorbende. Of de amusante observaties van Kathy, zoals dat deze mannen vanuit hun gedeelde hekel aan regeltjes een club vormden met een zeer strikte gedragscode.

Behalve nostalgisch is deze film een eye-opener voor de gevaren van nostalgie. Dat een geromantiseerd gevoel van vrijheid in zachte tinten van het scherm spat, maakt het niet tot iets om naar terug te verlangen.