Kevin Costners lofzang op zijn grote liefde, de western – in vier delen

Kevin Costner (69) zegt dat hij wist dat hij films zou gaan maken toen hij als zevenjarige How the West Was Won zag. Een bijna drie uur lang western-epos dat middels de avonturen van de zusjes Prescott en hun nageslacht de verovering van het Wilde Westen opriep, met huifkar-achtervolging, veldslag en treinroof. „Deze natie moest veroverd worden. Op de natuur. Op de primitieve man”, pontificeerde de vertelstem.

Filmster en regisseur Kevin Costner associeer je met westerns. Hij brak in 1985 door als vrolijke pistolero in Silverado en werd – als acteur én regisseur – een superster door Dances with Wolves (1990), dat zeven Oscars won en het westerngenre uit een langdurige coma wekte. Als regisseur maakte hij louter westerns: postapocalyptisch (The Postman, 1995) en zeer klassiek (Open Range, 2003). Costners ster vervaagde in de 21ste eeuw; dat hij toch geldschieters vond voor het wel heel ambitieuze Horizon: An American Saga zal te maken hebben met het recente succes van zijn serie Yellowstone, waarin Costner als oude rancher John Dutton met maffiose methoden – zijn cowboys brandmerkt hij als koeien – projectontwikkelaars uit zijn vallei houdt.

Costner stak er zelf ook 38 miljoen dollar in; Horizon is een passieproject, zijn How the West Was Won. Hij wil de westelijke migratie tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) evoceren. „Geschiedenis leeft. Het is tragisch. Het is gênant. Het is beschamend. Ik wil alles vertellen”, zegt hij. Geen geringe ambitie: Horizon deel één duurt drie uur en wordt in augustus gevolgd door nog eens drie uur. Deel drie wordt nu gefilmd, maar Horizon debuteerde vorige week zeer zwak in de Amerikaanse bioscopen, met vooral oude kijkers.

Na decennia respectvol knuffelen van inheemse Amerikanen – met name door Costner zelf – begint Horizon met een opvallend ouderwetse raid van woeste Apachen op het prille gehucht Horizon vol vrolijk dansende kolonisten. Deze ‘homesteaders’ lieten zich niet door lijken van landmeters afschrikken en bouwden hun dorp op Apache-jachtgebied. Tijdens de opwindende nachtelijke aanval verstopt Sienna Miller zich als boerin Frances Kittredge met haar dochter Lizzie (Georgia MacPhail) onder de vloer terwijl haar mannen heroïsch sneuvelen in de belegerde boerenhoeve. Verderop blaast een gezin zich al psalmen zingend op. De cavalerie arriveert te laat – uiteraard – waarna de kersverse weduwe haar rouw terzijde schuift voor een flirt met de bedachtzame, woest aantrekkelijke luitenant Trent (Sam Worthington).

Costners canvas waaiert dan breed uit. In het zuiden trekken huifkarren westwaarts met een timide leider en een wereldvreemd Engels koppel dat liever boekjes leest dan de handen uit de mouwen te steken. In Wyoming speelt Costner zelf de eerbare, wat saaie pistolero Hayes Ellison – zijn standaardtype – die de pittige prostituee Marigold (Abbey Lee) beschermt tegen een clan van boerenkinkels.

Gewetenloze premiejagers

Ook is er de jonge Russell (Etienne Kellici), die de slachtpartij in Horizon overleeft en met gewetenloze premiejagers op indianenjacht gaat. Dat eindigt in een nerveus gefilmde sluipmoord op Apache-vrouwen en -kinderen: een scalp is een scalp. Een vooruitblik op de genocide die volgt, al wekt Costner door dit deel te beginnen en te eindigen met een slachtpartij wel de indruk dat ‘de indianen begonnen’.

Veel verhaallijnen, veel personages, veel decors: soms raak je de draad even kwijt. Typisch voor de losse structuur van Horizon is dat de heethoofdige Apachekrijger Pionsenay (Owen Crow Shoe) na een half uur ruzie schopt met zijn vreedzame chief, op oorlogspad gaat en dan finaal uit beeld verdwijnt: in deel twee mag hij vermoedelijk verder scalperen. Horizon is eerder een miniserie dan een film en eindigt knullig abrupt, zonder cliffhangers of tussentijdse climax, in een montage van spannende fragmenten uit deel twee.

Toch is het geen anekdotisch schot hagel: veel personages komen werkelijk tot leven en maken je nieuwsgierig naar de afloop. De wildernis van Utah, met zijn afwisseling van droge woestijn en groene valleien, brengt Costner magistraal in beeld en westernactie – denderende paardenhoeven, een zenuwslopend duel – is bij hem in goede handen.

Horizon ervaar je eerder als een geschiedenis van het western-genre dan van het Wilde Westen. De huifkar-avonturen tussen Utah’s rode rotsformaties evoceren de klassieke westerns van John Ford, een racistische confrontatie van premiejagers en een indianengezin is pure Sergio Leone, Frances die zedig flirt met luitenant Trent bij de rivier komt zo uit een technicolor westernmusical, een striptease tussen huifkarren met glurende cowboys oogt als een olala-westernklucht uit de jaren zeventig.

Horizon is geen revisionistische, maar een zeer klassieke western. Het Wilde Westen geen hel van racisme, onrecht en uitbuiting, maar een test van karakter waarin eerzame mannen worden gestaald door strijd. Zwarte en witte kolonisten trekken samen op in dit land van onbegrensde mogelijkheden en gevaren. En wat inheemse Amerikanen betreft: een Apache-hoofdman en twee veteranen voorzien in Horizon profetisch dat de Burgeroorlog hun ondergang hooguit zal vertragen. Het is een kwestie van aanpassen of uitsterven, vanwege ‘Manifest Destiny’ en Darwins ‘survival of the fittest’. Dat tragische fatalisme is niet nieuw; generaal Custer had in de 19de eeuw net zoveel bewondering voor de bizonjagers van de grote vlakten als Kevin Costner. Alleen was de tijd van deze nobele wilden helaas voorbij. En lijkt dat nu voor Costners soort westerns te gelden.