Het Stedelijk wordt bestierd door moraalridders

Moderne kunst De invloed van de gemeente Amsterdam op het Stedelijk Museum is te groot, schrijft . Maak kunst niet ondergeschikt aan de identiteit van de makers.

Het Stedelijk Museum in Amsterdam
Het Stedelijk Museum in Amsterdam

Foto Koen van Weel/ANP

Onlangs nodigde directeur Rein Wolfs van het Stedelijk Museum in Amsterdam mij uit om, na jaren van afwezigheid, weer in de richting van het museum te stappen door kunstwerken en gelden te schenken. Om erachter te komen waar het huidige museum voor staat besloot ik in een private setting White Balls on Walls van Sarah Vos te bekijken, een documentaire over het Stedelijk die binnenkort in roulatie gaat. Met almaar stijgende verbazing en onbehagen zag ik dit portret van het museum en de huidige medewerkers.

De film begint vrijwel direct met een onverbloemde aanslag op het inhoudelijk beleid van het museum door de eigenaar ervan, de gemeente Amsterdam. De wethouder voor Kunst en Cultuur, Touria Meliani (GroenLinks), valt bij Wolfs binnen en zegt: „Elke culturele instelling die structurele subsidie wil in deze stad zal zich moeten verhouden tot alle mensen in deze stad en dat is voor mij diversiteit en inclusie. Laat mij zien hoe je dat gaat doen en hoe je dat gaat bereiken.”

De wethouder geeft het museum vier jaar om aan afspraken te voldoen. Ze wil daar niet direct financiële consequenties aan verbinden, maar stelt wel tot tweemaal toe dat ze op de subsidie zou kunnen korten. Het daarop volgende filmbeeld wekt geen verbazing: het toont het omslag van een rapport ‘Actieplan diversiteit en inclusie Kunstenplan 2021-2024’.

Dit staaltje van inhoudelijke inmenging in het museumbeleid door de gemeente en het voor het blok zetten van het museum met toepassing van keiharde chantage, en dit voor een lopende camera, heb ik met open mond gadegeslagen. Hoewel deze opstelling wat mij betreft kenmerkend is voor de al jarenlange negatieve invloed van de gemeente op de kwaliteit van het Stedelijk.

In de verte doet het gedrag van deze wethouder mij denken aan dat van de New Yorkse burgemeester Giuliani. Hij dreigde in 1999 de subsidiekraan voor het Brooklyn Museum dicht te draaien vanwege een schilderij van de gekleurde kunstenaar Chris Ofili: The Holy Virgin Mary. De reden? De madonna had een zwarte huidskleur en haar rechterborst was gemaakt van olifantenpoep. Om dit soort overheidsbemoeienis te voorkomen nam het Museum of Modern Art in New York de verstandige beslissing af te zien van enige substantiële gemeentelijke bijdrage.

‘Meer dan 50 procent vrouwen’

Terug naar het Stedelijk. Moet ik onder de huidige omstandigheden als particulier aan dit gemeentelijke museum gaan bijdragen? Ik besloot eerst de film af te zien en me op de kunst zelf te concentreren.

Tot mijn verbijstering omarmt het museum de wens van de wethouder om de collectie van het museum op termijn wat betreft gender en etnische afkomst veel diverser te maken. De helft van de museumcollectie zou door vrouwen gemaakt moeten zijn, de helft door kunstenaars van kleur.

Ik ergerde me aan de loze woorden die directeur Wolfs aan deze opdracht wijdt. Hij doet er zelfs nog een schepje bovenop. Hij zegt: „We zijn een museum dat nog steeds maar 4 procent vrouwen heeft in de totale collectie, […] Daar zou 50 procent niet slecht zijn, toch? Ik denk zelfs dat we meer moeten hebben dan 50 procent.”

Het zou de directeur toch in de eerste plaats moeten gaan om de kwaliteit van de kunstwerken en het blijvende belang ervan voor toekomstige generaties? De kleur van de maker en of die wel of niet met een piemel is uitgerust is van ondergeschikt belang.

De vele kunstwerken van gekleurde makers die in de documentaire de revue passeren en de wijze waarop de staf van het museum ze serieus neemt, belooft weinig goeds. Wat mij betreft zijn het vooral decoratieve stukken. Niet een zou ik zelfs maar in aanmerking hebben genomen toen ik in 1990 als directeur van Museum Overholland de tentoonstelling Black USA samenstelde. Dat was een van de eerste exposities ter wereld met alleen kunst van zwarte Amerikaanse kunstenaars.

Schuinsmarcheerder Picasso

In de film komen vele discussies voor met de huidige beheerders van de museumcollectie. De conservatoren profileren zich als ware fatsoensrakkers en scherpslijpers. Uitgebreid bespreken ze of het begrip ‘prostituee’ niet moet worden veranderd in ‘sekswerker’, „de term waar sekswerkers de voorkeur aan geven”.

Op een ander moment gaat het over Picasso. De Spaanse kunstenaar was een schuinsmarcheerder. Kan hij eigenlijk nog wel getoond worden, vragen de museummedewerkers zich hardop af.

Ook het schilderij Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi) van Ernst Ludwig Kirchner uit 1926 is onderwerp van discussie. Omdat een kind naakt poseerde voor de Duitse kunstenaar verwijten de medewerkers hem pedofiele neigingen. Zouden ze wel weten, vroeg ik mij af, dat naakt een belangrijk onderwerp was voor de kunstbeweging Die Brücke?

Als gastconservator van het Stedelijk Museum maakte ik in 2001 de tentoonstelling Eye Infection met de kunstenaars H.C. Westermann, Mike Kelley, Peter Saul, Jim Nutt en Robert Crumb. De laatste drie zouden door de vrijmoedige aard van hun werk zeker niet door de censuur komen bij de huidige moraalridders in het Stedelijk. Dus mochten er binnenkort op het Museumplein boeken worden verbrand, dan zullen het vrees ik de nog resterende catalogi van Eye Infection zijn.


Lees ook deze column van Joyce Roodnat: Naakt is het punt niet. Wel dat de norm exclusief mannelijk is

Micro-agressie

De documentaire White Balls on Walls is doordesemd van de ontboezemingen van Charl Landvreugd, hoofd Onderzoek & Curatorial Practice bij het Stedelijk. Hij maakt gaandeweg duidelijk wat het betekent om als zwarte man in een witte maatschappij te verkeren.

Het dieptepunt van de film, daar waar de schellen van mijn ogen vielen, vindt na 24 minuten plaats. Het is een scène in het museum waarin Wolfs met een kunstenaar de trap op loopt. Over zijn collega Landvreugd zegt de directeur: „ […] maar het is goed werken met Charl, hij stelt goeie vragen, hij reageert op een goeie bedachtzame manier”.

Dit is een vorm van micro-agressie waarmee een zwart persoon subtiel naar beneden wordt gehaald. Dit is racisme in de meest gevaarlijke vorm, een uiting van witte superioriteit.

Kortom, deze eigentijdse abjecte beeldenstorm en deze mentaliteit in het Stedelijk Museum, een museum dat ik ooit een warm hart toedroeg, is niet de mijne en ik ga dan ook niets bijdragen aan de verdere afbraak van dit instituut tot een antropologisch kleinstedelijk museum.