Stel je moet een land klimaatneutraal maken. Daarvoor graaf je de grond en de zeebodem open, je verzwaart het stroomnet, stimuleert zonnepanelen, je bouwt veel windparken op zee, mogelijk ook nog extra kerncentrales. Maar je hebt geen idee hoeveel energie dat land uiteindelijk nodig heeft. In die complete transformatie kan de behoefte aan energie zomaar met een kwart of meer dalen.
Dan zit je met een breinbreker. En snap je ook waarom in dat land discussie is over of het slim is om veel kerncentrales te bouwen.
Nederland is dat land. Een klein land dat uitzonderlijk veel energie verbruikt. Niet door spilzuchtige inwoners met dikke auto’s, maar door bijzondere bedrijvigheid. De Rotterdamse haven is één van ‘s werelds grote tankstations voor de internationale scheepvaart. Schepen tanken zich vol met stookolie die mede door de raffinaderijen rondom Rotterdam wordt gemaakt. Tel daar de kerosine bij op die vliegtuigen op Schiphol tanken en je hebt evenveel energie verbruikt als nodig is om alle gebouwen en huizen van Nederland te verlichten en verwarmen.
Maar dan ben je er nog niet. Want Nederland heeft ook uitzonderlijk veel energie-intensieve industrie. Staal, kunstmest, chemicaliën, plastics, raffinaderijen. In IJmuiden, Terneuzen, Geleen, Rotterdam. Deels groot geworden met het Gronings gas, nu op zoek naar andere energiebronnen. Ruim 60 procent van alle energie die Nederland verbruikt, gaat naar deze basisindustrie, de scheepvaart en de luchtvaart samen. Het beslag op energie is vele malen groter dan het aandeel van deze sectoren in de economie.
Precies van deze energieslurpende bedrijven is volkomen onduidelijk of ze in Nederland blijven. En dat maakt het ombouwen van het energiesysteem een bewegend doel. Als een deel van de scheepvaart elders gaat tanken en een deel van de industrie verkast, is opeens véél minder energie nodig. Dat maakt nogal uit voor de beslissingen die we nu nemen, zegt Martin Scheepers, chemisch ingenieur bij TNO. Want nu stampen we dat nieuwe energiesysteem uit de grond.
Deze energieslurpers zijn grote uitstoters van broeikasgassen, ook al telt het verbranden van de Rotterdamse stookolie en de Amsterdamse kerosine niet mee in de CO2-uitstoot van Nederland. Dat is internationaal zo afgesproken: internationale scheep- en luchtvaart wordt niet toegerekend aan individuele landen.
Is het wel zo slim om veel energiecentrales te bouwen?
De energieslurpers zouden kunnen verkassen naar landen waar nieuwe groene energie straks overvloedig en goedkoper is. Landen waar veel ruimte is, waar er bergen zijn voor waterkracht, waar de wind altijd waait en de zon altijd schijnt. Spanje, IJsland en Scandinavië bijvoorbeeld. Of Chili en Argentinië. Als een bedrijf zoveel energie nodig heeft, is de prijs nogal belangrijk.
Stel dat om en nabij de helft van de energie-intensieve fabrieken sluit, en schepen half zoveel tanken, dan zou de energievraag met 25 procent dalen, berekende Scheepers. „Maar als de industrie blijft, hebben we heel veel extra elektriciteit nodig, van windparken op zee en van kerncentrales.”
Nederland staat niet helemaal met lege handen, want de Noordzee als bron van veel windenergie is een voordeel. „Wat de industrie besluit, is zeer onzeker maar bepalend voor de energietransitie”, zegt Scheepers. Zonder genoeg energie vertrekken ze, maar een tot de tanden toe uitgerust energiesysteem bouwen, is geen garantie dat ze blijven. „Vergeet niet dat het veelal buitenlandse bedrijven zijn.” Dus kan Nederland uiteindelijk ook te veel energie gaan produceren. Scheepers maakt zich geen zorgen. „We hebben zulke goede verbindingen met andere landen, die energie raken we wel kwijt.”
Maar niet iedereen denkt daar zo luchtig over. Als Nederland kerncentrales bouwt, gaan die een flink deel van de tijd stroom voor het buitenland produceren, zegt Bernard ter Haar. „Zwaar gesubsidieerd door de Nederlandse belastingbetaler.” Ter Haar was voorzitter van het expertteam dat het kabinet adviseerde over het energiesysteem in 2050. Hij acht het onwaarschijnlijk dat alle energie-intensieve industrie en tankende schepen in Nederland blijven. „Nu varen schepen heen en weer naar China met de stookolie uit Rotterdam. Zo ver kunnen schepen met vervangende groene brandstoffen niet varen. Dus moeten ze ook rond China tanken en gaat de energievraag in Rotterdam sowieso omlaag.”
Ook de industrie zal deels verkassen. „Alleen al omdat het vervoeren van energie duurder wordt”, zegt Ter Haar. „Olie en kolen vervoer je voor weinig, maar dat geldt niet voor elektriciteit en groene energie als ammoniak, waterstof en methanol. Grote kans dus dat fabrieken verkassen naar waar energie het goedkoopst is.”
De cruciale vraag is nu: hoeveel geld steekt Nederland in het behouden van deze energieslurpers? Zolang we evenveel staal en plastic gebruiken, schiet het klimaat weinig met het vertrek van deze bedrijven op. Maar je kan je ook afvragen of er niet heel veel belastingvoordelen en subsidies nodig zijn om ze te houden.
Energie-intensieve bedrijven betalen veel minder belasting over hun energieverbruik dan burgers en kleine bedrijven. En ook het nieuwe kabinet wil deze bedrijven met subsidies verleiden om in Nederland hun fabrieken te verduurzamen. Ter Haar: „Je moet beseffen dat je ingaat tegen grote economische krachten waarvan je het alsnog kan verliezen.”
En wat doe je intussen? Dingen waar je geen spijt van krijgt, zeggen Scheepers en Ter Haar: het stroomnet verzwaren, meer windparken op zee, een buizennetwerk aanleggen voor groene waterstof (een vervanger voor aardgas) en energie besparen waar je kan. Want uiteindelijk geldt toch: hoe minder energie Nederland verbruikt, hoe makkelijker de omslag wordt. Wat je niet gebruikt, hoef je ook niet te bouwen.