Zodra de wielen van het regeringstoestel het asfalt van Luke Airforce Base raken, is de missie officieel begonnen. Het is 4 december 2023, 14.13 uur, en de PH-GOV taxiet tussen de F-35’s. Vlakbij Phoenix, Arizona trainen Nederlandse piloten met deze hypermoderne gevechtsvliegtuigen.
Je zou je kunnen verkijken op de militaire setting, maar dit is een handelsmissie. Aan boord van het regeringstoestel zitten Micky Adriaansens (VVD), minister van Economische Zaken en Klimaat, premier Mark Rutte – beiden demissionair – en de Vlaamse minister-president Jan Jambon. Achterin het vliegtuig zit een groep van tientallen techondernemers die zaken komen doen in de VS.
Ze worden met open armen ontvangen door de burgemeester van Phoenix: Amerika koestert de strategische waarde van de chipsector en trekt buitenlandse investeerders aan met forse subsidies uit de US Chips Act, een stimuleringsfonds van 52 miljard dollar. Dat is de reden dat Nederlandse bedrijven als ASM en NXP aankondigen honderden miljoenen te steken in uitbreidingen van hun vestigingen in Arizona.
Rutte stapt uit, schudt wat handen en hurkt onder een F-35. Hij steekt zijn hoofd in de romp van de straaljager, waar normaal gesproken de raketten hangen. Mark oefent vast voor de NAVO, grappen de aanwezigen. De premier wuift die suggestie weg: welnee, joh.
Minister Adriaansens, nog op sportschoenen na de lange vlucht, voegt zich bij Rutte. Zij maakt zich zorgen. Nederlandse chipbedrijven investeren graag in Amerika, maar twijfelen hardop aan uitbreidingen in hun eigen land. Eind oktober ging er iets stuk in de relatie tussen bedrijfsleven en politiek. De Tweede Kamer nam tijdens een chaotische nacht twee controversiële maatregelen: minder belastingvoordeel voor kennismigranten en belasting op de inkoop van eigen aandelen, vanaf 2025. Die laatste ingreep is een fiscale klap in het gezicht voor beursgenoteerde ondernemingen. En een acute aanleiding om te overwegen het hoofdkantoor uit Nederland weg te halen.
Mark oefent vast voor de NAVO, grappen de aanwezigen. De premier wuift die suggestie weg: welnee, joh
Ook ASML, het waardevolste techbedrijf van Europa, twijfelt of het nog in Nederland past. Daarbij gaat het niet per se om belastingen, maar om banen en ruimte in Brabant. De fabrikant van chipmachines uit Veldhoven verwacht te verdubbelen in omvang, rondom 2030. Het gaat lokaal om 20.000 extra werknemers; tel je de bijkomende werkplekken bij toeleveranciers en andere bedrijven mee dan zijn het 72.000 banen. Al die mensen moeten opgeleid worden en ze moeten ergens wonen.
ASML (wereldwijd 43.000 werknemers, jaaromzet 27,6 miljard euro) begon veertig jaar geleden als joint venture van Philips en ASM. Inmiddels domineert het de markt voor lithografiesystemen, complexe kopieermachines voor de productie van chips. Sinds de techoorlog tussen de VS en China uitbrak, is Nederland dankzij die machines – ze kosten honderden miljoenen euro’s per stuk – een speler van geopolitiek belang.
Maar behalve kroonjuweel is ASML ook een „koekoeksjong”, in de woorden van Economische Zaken. Het bedrijf groeit zo hard dat de omgeving in de verdrukking gaat komen. De campus op bedrijventerrein De Run wordt tot het laatste gaatje volgebouwd, de woningen rondom Veldhoven en Eindhoven zijn onbetaalbaar voor gewone salarissen, de wegen zijn overvol – al is niet alle drukte aan ASML te wijten, vinden ze bij ASML.
Waar het volgens het bedrijf aan ontbreekt: technisch talent om de chipmachinemaker en de honderden toeleveranciers te blijven voeden. ASML zou het liefst in Nederland uitbreiden. Dat is ‘Plan A’. Maar ASML onderzoekt ook een ‘Plan B’, als het Nederlandse investeringsklimaat niet snel verbetert. Er zijn andere landen die lonken – je hoeft het aantal Eurocommissarissen, staatshoofden en hoogwaardigheidsbekleders maar te tellen die afgelopen jaren op audiëntie gingen in Veldhoven.
Adriaansens wil het koekoeksjong niet zien uitvliegen. Vandaar dat ze vanaf het najaar van 2023 gericht werkt aan een stimuleringsplan voor de Brainportregio, 21 gemeentes rondom Eindhoven, en de nationale chipindustrie. Daarvoor is hulp nodig van andere ministeries en een doorslaggevend duwtje van Rutte. Want pas als het industriebeleid chefsache is, maakt haar plan een kans. Dan moet de premier wel eerst zijn hoofd uit die F-35 halen.
Een complexe orkestratie
„Wanneer komt er nou een grote investeringsronde in Nederland?”, vraagt Jeroen Dijsselbloem zich in december af in NRC. Als burgemeester van Eindhoven is hij voorzitter van de Stichting Brainport. Hij ergert zich hardop aan de vrolijke gezichten in Phoenix, terwijl in Veldhoven, bij hem om de hoek, de boel dreigt vast te lopen.
Op 6 maart 2024 hoort de buitenwereld voor het eerst van Operatie Beethoven. De voorpagina van De Telegraaf meldt dat het kabinet een geheime operatie voorbereidt om een „dreigend vertrek” van ASML te voorkomen. De details worden later die maand bekend, als vijf ministers een gezamenlijke brief naar de Tweede Kamer sturen over extra investeringen in het ondernemingsklimaat voor de microchipsector.
Het bedrijf zou liefst in Nederland uitbreiden. Dat is ‘Plan A’. Maar ASML onderzoekt ook een ‘Plan B’, als het Nederlandse investeringsklimaat niet snel verbetert
In cijfers: 1,73 miljard euro bijgedragen door het Rijk, 778 miljoen euro door de regio en het bedrijfsleven. Bij elkaar ruim 2,5 miljard euro voor betaalbare huizen, betere wegen en ov-verbindingen en meer technisch onderwijs. Dat geld gaat niet naar ASML – dat is welvarend genoeg – maar naar openbare voorzieningen om de groeisprong mogelijk te maken.
Beethoven blijft lang buiten de publiciteit, om de beurswaarde van ASML niet te beïnvloeden en het politieke mijnenveld te mijden. Het plan komt immers uit de koker van een demissionair kabinet en moet ook afgestemd worden met het kabinet in wording van PVV, VVD, NSC, en BBB. Die partijen zitten nog midden in hun moeizame formatieproces.
Op de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe is diep de nacht van zaterdag op zondag lokale tijd alsnog een akkoord bereikt over financiële steun aan de groep van minst ontwikkelde landen en kwetsbare eilandstaten. Vanaf 2035 ontvangen zij jaarlijks „minstens” 300 miljard dollar van rijke landen om klimaatbeleid te voeren.
‚In solidarity for a green world’, was de slogan die de hele zaterdagavond op een enorm blauw ledscherm in de centrale onderhandelingsruimte van de COP29 werd geprojecteerd. Tot op het allerlaatste moment van de klimaattop was onduidelijk hoe groot die solidariteit precies uit zou zien.
Vrijdag werd in de congreshal waar de onderhandelingen plaatsvinden een tekst voorgelegd waarin het ging om 250 miljard dollar klimaatgeld per jaar voor ontwikkelingslanden. Dat was, vonden ook onderhandelaars van staten in het mondiale Noorden, veel te weinig.
Zaterdag, toen de twee weken durende conferentie eigenlijk al achter de rug had moeten zijn, werd het budget opgehoogd tot jaarlijks 300 miljard euro. Voor vertegenwoordigers van de minst ontwikkelde landen en eilandstaten was ook dat onvoldoende. Demonstratief verlieten zij de conferentiezaal. De chaos was compleet.
Naarmate de uren vorderen werd verder onderhandeld over de plannen. De slotvergadering werd zaterdagavond geopend – en meteen weer voor vele uren geschorst. Uiteindelijk kon Azerbeidzjan toch een compromis laten goedkeuren, tot applaus van een deel van de zaal.
Zo werd toch akkoord gegaan het bedrag van „minstens” 300 miljard aan leningen en giften, met de toezegging dat een speciaal deel van het bedrag wordt toegewezen aan de meest kwetsbare landen.
Direct na de bekendmaking van het akkoord nam de onderhandelaar van India het woord. Zij sprak in een furieus betoog haar afschuw uit over de gang van zaken.
Akkoord over koolstofhandel
Terwijl de onderhandelingen over de financiën nog in volle gang waren, werd in een plenaire vergadering een akkoord over Artikel 6 van het Parijsakkoord (2015) afgehamerd. Negen jaar na dato wordt zo een begin gemaakt met het afhechten van het laatste losse eindje van het Parijsakkoord, de zogeheten koolstofmarkt of internationale handel in emissierechten. Voorlopig zijn het vooral de kwaliteitsvoorwaarden waarover landen het eens zijn geworden. De invulling ervan moet nog komen.
Koolstofhandel kan bijvoorbeeld in de vorm van projecten in ontwikkelingslanden om schone kooktoestellen aan te bieden als alternatief voor houtstook, of om bossen te beschermen of aan te planten. Volgens sommigen is het een uitstekende manier om sneller en tegen lagere kosten CO2 te reduceren. Anderen beschouwen het als een truc van rijke landen en grote vervuilende bedrijven om hun CO2-uitstoot af te kopen en intussen gewoon door te gaan met vervuilen. Onderzoek naar eerdere koolstofmarkten, bijvoorbeeld van het Kyoto-protocol dat in 2005 in werking trad, laat zien dat deze handel gevoelig is voor greenwashing, gesjoemel en dubbeltellingen
Lees ook
Voor de financiering van klimaatbeleid kunnen ontwikkelingslanden niet zonder rijke landen
Not Like Us heeft het nieuwe album van Kendrick Lamar niet gered. In die spijkerharde track haalde Lamar eerder dit jaar vernietigend uit naar zijn rivaal Drake en beschuldigde hij hem onder meer van pedofilie en uitverkoop van de hiphopcultuur. Het was dé giftige genadeslag na een hectische blitzkrieg waarin de twee elkaar met in bijzonder hoog tempo uitgebrachte beledigende tracks op de huid zaten en groeide uit tot de hiphopkraker van het jaar. Not Like Us tikt op Spotify de miljard streams aan en maakt kans op vijf Grammy Awards, waaronder die voor nummer en plaat van het jaar.
Maar op het vrijdagavond plotseling online gezette nieuwe album GNX van Kendrick Lamar speelt de Canadese rapper en zanger die Lamar dit voorjaar nummer-na-nummer tot aan de enkels afzaagde, geen rol van betekenis meer. Terwijl de andere hoofdrolspelers in die vete recent sussend stelden dat het niet zo serieus was, schakelt Lamar strijdbaar dóór. Het gaat hem niet puur om Drake, maar om hypocrisie en platte commerciële belangen die hij veel breder in zijn scene aantreft.
Lamar is iemand die in zijn werk voortdurend worstelt met verleidingen en twijfels over zijn rol als succesvol boegbeeld van zijn gemeenschap en genre. Hij is het duidelijk spuugzat hoe gemakzuchtig andere succesrappers omgaan met de cultuur die voor hem van levensbelang is. GNX is het eerste album dat Lamar zelf uitbrengt met zijn bedrijf PgLang en is rauwer en minder conceptueel opgezet dan voorgangers als het sterk naar binnen gerichte Mr. Morale & The Big Steppers, Pulitzer Prize-winnaar DAMN., en het als generationeel meesterwerk onthaalde To Pimp A Butterfly.
Hongerige rappers
Op GNX grijpt Lamar nadrukkelijk in muziek en tekst terug op waar het voor hem begon, in geboortestad Compton in Los Angeles. Het wemelt van de galmende elektronische bassen, rauwe funky beats en vlammende gastoptredens van jonge, hongerige rappers uit L.A., zoals Peysoh, Hitta J3 en Young Threat op de stotterend stuiterende westkustbeat van GNX. In openingstrack ‘wacced out murals’ rekent Lamar op een diep dreunende kickdrum af met in zijn ogen twijfelachtige acties van hiphopsterren als Lil Wayne en Snoop Dogg en ‘politieke correctheid’ in de rapscene. In het schmierend pompende ‘squabble up’ stuurt hij de wolven af op rappende poseurs.
Zijn strijdlust doet Lamar goed. Hij rapt lenig, losjes, gedreven en soms een beetje pesterig. „Ik houd mijn voet op het gaspedaal,” rapt Lamar op de aanstekelijk haperende staccato-funk van producer Mustard, die ook Not Like Us produceerde. „Iemand moet het doen.” Zijn rijmschema’s en tekstuele dubbele bodems en verwijzingen zijn onverminderd magistraal, en wie goed luistert, hoort in vrijwel elke kritische noot, tegelijk bemoedigende levenslessen voor zijn achterban: bescherm je hart, geloof in jezelf, investeer in jezelf, werk hard, en reken niet op anderen maar op zelfliefde.
‘Reincarnation’ is een nieuw hoofdstuk in de voortgaande artistieke uitwisseling die Lamar in zijn werk voert met zijn in 1996 vermoorde inspiratiebron Tupac ‘2Pac’ Shakur. Hij leent de muziek en rapstijl van 2Pac voor een geweldig gelaagd verhaal waarin hij zich neerzet als incarnatie van eerdere succesvolle zwarte artiesten en de beproevingen die ze doorstonden, waaronder een briljante zangeres die in het raciaal gesegregeerde Amerika worstelde met een drugsverslaving: „Heroïnenaalden hielden me in een foetuspositie.”
In ‘heart pt. 6’ blikt Lamar openhartig terug op de dagen waarin hij opkwam met rapgroep Black Hippy, en zijn jeugdvriend en zakenpartner Dave Free „gevangenis-risico’s” nam om hun muziekcarrière van de grond te tillen.
In het ontspannen en soulvolle sluitstuk ‘gloria’ rapt Lamar over een complexe relatie die zijn leven getekend heeft – om pas aan het eind te onthullen dat het gaat om zijn verhouding tot zijn pen, zijn schrijven. „Ik deed het met integriteit en n****s probeerden nog steeds op me te haten”, verklaart Lamar zijn bitterheid tegenover de commerciële toplaag van de rapscene in het subtiel geproduceerde, sfeerrijke ‘man at the garden’. „Er zal nog meer bloed verspild worden. Het is slechts verf voor mij.”