‘Sneeuw, sneeuw, overal sneeuw; het haantje op de toren is wit als een meeuw!” Zesentachtig was ze nu, maar Cynthia McLeod dreunde ze nog altijd moeiteloos op, luid en ritmisch: de kinderrijmpjes die ze in de jaren veertig leerde, op school in Paramaribo. Vreemd was het wel, zou ze later gaan vinden – later, toen het besef kwam dat de rijmpjes weinig met haar land van doen hadden. In Suriname was er geen sneeuw. Er zaten geen hanen op torens wit te worden. En nu, al die jaren later, legde ze een lokaal vol Surinaamse schoolkinderen uit waarom zij op hun leeftijd toch juist díé rijmpjes had moeten leren. „Onderwijs had ten doel van ons een soort Hollanders te maken”, zei McLeod. Nederland: dáár sneeuwde het wel.
In deel één van het documentairetweeluik De presidentsdochter en de rijkste vrijgeboren vrouw (MAX) werd de kijker meegenomen op de queeste van McLeod – volprezen schrijver, begaafd verteller, geliefd onderwijzer en dochter van de eerste president van Suriname. Na een schooltijd waarin ze praktisch niets leerde over de historie van haar eigen land las McLeod in het proefschrift van een Amerikaanse geschiedkundige een stelling die haar niet meer losliet: „Een volk dat geen toegang heeft tot de bronnen van zijn geschiedenis, krijgt een zelfbeeld dat gebaseerd is op mythen en stereotypen.”
Vanaf dat moment was het doel voor McLeod helder. Ze zou de geschiedenissen van Suriname alsnog voor het voetlicht brengen. Ze doceerde ze aan kinderen op educatieve boottochten en goot ze in verhalen; in historische romans. De eerste werd een instant bestseller: met Hoe duur was de suiker? maakte McLeod zich onmiddellijk tot een van de bekendste schrijvers van Suriname, en zou ze ook naamsbekendheid krijgen in Nederland.
Maar het was het hoofdpersonage van een ander verhaal dat haar het meest van al had beziggehouden, en nog steeds bezighield. Een personage dat bovendien echt had bestaan. Twaalf jaar lang had McLeod onderzoek naar haar gedaan: naar Elisabeth Samson (1715-1771), de eerste vrijgeborene en zwarte vrouwelijke multimiljonair van Suriname, die ook nog eens alle conventies van haar tijd doorbrak door te trouwen met een witte man. Ze was toen tweeënvijftig – haar man een mooie ronde dertig.
Volharding en toewijding
Het hart van de documentaire was het huis waar Samson had gewoond. Later zou het pand fungeren als kantoor voor het Ministerie van Arbeid, waar McLeods jong overleden echtgenoot in dienst was geweest. „Hij heeft vijftien jaar in de kamer van Elisabeth gezeten”, zei McLeod. Ze glimlachte. „Ik ben ervan overtuigd dat hij de geest van die vrouw naar huis heeft gebracht.”
Geen wonder dat McLeod (die de hele documentaire lang scherp en gevat bleef) zich na het overlijden van haar man zo bezeten op Samsons verhaal had gestort, dat eeuwenlang door historici tekort was gedaan. En geen wonder dat al haar volharding en toewijding zich nu richtte op de restauratie van het slecht onderhouden huis, waar de overheid in 2012 halsoverkop uit was vertrokken. Als kijker ging je het vervallen gebouw bezien door de ogen van McLeod: als het stukje dierbare historie dat ze met zo veel toewijding bleef proberen in ere te herstellen.
Vanavond is het alweer tijd voor het tweede (en meteen ook laatste) deel van De presidentsdochter en de rijkste vrijgeboren vrouw, waarin onder meer de Nederlandse excuses voor het slavernijverleden aan bod komen. Excuses die Kamervoorzitter Martin Bosma graag teruggedraaid had zien worden, meldde hij eens in zijn vorige incarnatie als Kamerlid. In combinatie met nog wat andere markante opmerkingen – de fragmenten deden de laatste dagen flink de ronde – kostte hem dat zijn uitnodiging voor de jaarlijkse herdenking van het slavernijverleden: Bosma mag straks thuisblijven, bleek woensdag. Zodat de herdenking niet wordt overschaduwd door onrust. En de geschiedenis niet wordt ondergesneeuwd.