Europese regeringsleiders zijn het eens geworden over de verdeling van de topposities in de Europese Unie. Tijdens een topontmoeting in Brussel is besloten de Duitse Ursula von der Leyen voor een tweede termijn voor te dragen als voorzitter van de Europese Commissie. De Portugese oud-premier António Costa wordt de nieuwe voorzitter van de Europese Raad, terwijl de Estse premier Kaja Kallas wordt voorgedragen voor EU-buitenlandchef.
Het akkoord over de ‘topbanen’ is geen verrassing – de drie namen gingen in Brussel al weken rond. Toch was tot op het laatste moment onzeker of ook Italië zich achter de verdeling kon scharen. Dat was uiteindelijk niet zo: premier Giorgia Meloni stemde tegen de benoeming van Kallas en Costa en onthield zich bij de stemming over Von der Leyen.
Voorafgaand aan de topontmoeting toonde Meloni zich al openlijk verbolgen dat ze buiten de onderhandelingen was gehouden. Dinsdag bereikten de drie klassieke Europese partijfamilies – de christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen – een akkoord over de verdeling van de posities. In een toespraak in het Italiaanse parlement hekelde Meloni woensdag dat haar radicaal-rechtse partijfamilie ondanks een winst bij de recente Europese verkiezingen, niet betrokken was bij dat akkoord.
Een obstakel was de ontbrekende steun van Meloni niet: formeel hoeft louter een ruime meerderheid van lidstaten zich achter de benoemingen te scharen. Maar dat Italië, het op twee-na-grootste EU-land, niet met de benoemingen heeft ingestemd, wordt in Brussel wel als ongemakkelijk beschouwd. Het is geen comfortabele start voor de verhoudingen tussen Rome en Brussel voor de komende jaren.
Parlement moet nog instemmen
Bovendien moet Von der Leyen nog een meerderheid van het Europees Parlement achter zich krijgen – en ook daarvoor zou de steun van Meloni goed van pas komen. In theorie zou de Commissievoorzitter met steun van de drie ‘middenpartijen’ een meerderheid achter zich moeten krijgen. Maar in de praktijk is de fractiediscipline in het EP zwak en moet Von der Leyen om zeker te zijn van herverkiezing ook buiten die partijfamilies op zoek naar steun.
De kans dat de Italiaanse partij van Meloni Von der Leyen na donderdag nog zal steunen is gering. Dat betekent dat de Commissievoorzitter zal proberen groene partijen achter zich te krijgen, met het risico de meer rechtse partijen in haar coalitie weer van zich te vervreemden.
Voorafgaand aan de topontmoeting haastten verschillende Europese regeringsleiders zich de indruk weg te nemen dat Meloni buitengesloten zou zijn. „Niemand respecteert premier Giorgia Meloni en Italië meer dan ik”, zei de Poolse premier Donald Tusk. „Alle 27 [EU-landen] zijn precies even belangrijk: dat is voor mij essentieel”, zei de Duitse bondskanselier Olaf Scholz.
Volgens demissionair premier Mark Rutte, voor een laatste keer in Brussel, was het belangrijk „ervoor te zorgen dat Italië zich op een goede manier goed vertegenwoordigd voelt in de nieuwe Commissie”.
Strategische agenda
Regeringsleiders werden het donderdag ook eens over de zogeheten ‘Strategische Agenda’ voor de komende vijf jaar – een soort richtlijn voor de prioriteiten die de Europese Unie de komende jaren zou moeten stellen. In die agenda valt vooral de aandacht voor het versterken van de Europese defensie en concurrentiekracht op.
Terwijl de prioriteit vijf jaar geleden nog sterk bij ambitieus klimaatbeleid lag, benadrukken regeringsleiders nu vooral het belang van het versterken van de Europese industrie en veiligheid.
De leiders kruisten ook de degens over de manier waarop de Europese defensie-industrie gestimuleerd moet worden. Poetins oorlog in Oekraïne heeft voor iedereen pijnlijk zichtbaar gemaakt dat de Europese defensie-industrie de nieuwe vraag uit Oekraïne én de vraag ten behoeve van de verdediging van de lidstaten zelf niet aan kan. Landen met grote defensie-bedrijven zoals Frankrijk pleiten daarom voor omvangrijke stimuleringsprogramma’s, te financieren met nieuwe, collectieve schulden. Landen die geen grote defensie-concerns hebben, zoals Nederland, vinden dat om uiteenlopende redenen nog niet nodig.
De tegenstanders wijzen er om te beginnen op dat beurskoersen van grote concerns in de sector in de twee jaar sinds de grootschalige Russische invasie in Oekraïne met vierhonderd procent zijn gestegen. De defensiebudgetten in een groot aantal landen schoten omhoog. Dus die bedrijven hebben niet meteen gebrek aan geld.
Voordat collectief geld aan de beurt is, zouden ook landen die nog niet voldoen aan de NAVO-uitgavennorm van 2 procent bbp hun defensiebudget moeten verhogen. Dat alleen zou al tientallen miljarden extra beschikbaar maken.
En dan is er nog het probleem dat de markt versplinterd is en er geen vrije concurrentie heerst. Landen zouden door in groepjes gezamenlijk in te kopen schaalvoordelen kunnen behalen. Ook zouden banken en pensioenfondsen en de multilaterale Europese Investeringsbank (EIB) aangemoedigd kunnen worden hun afkeer van investeringen in de wapenindustrie te laten varen. Pas als dat allemaal is uitgeprobeerd komt het aangaan van Europese schulden in beeld.
Hoe gevoelig de kwestie ligt werd al in de aanloop naar de top duidelijk. Op een vorige EU-top gaven de regeringsleiders de Commissie opdracht om een lijst te maken met mogelijkheden om de defensie-industrie te stimuleren. Die lijst kwam er niet. In plaats daarvan gaf Commissievoorzitter Ursula von der Leyen donderdag een mondelinge presentatie. De regeringsleiders vroegen de Commissie opnieuw om een overzicht.
Met medewerking van Michel Kerres, Rik Rutten en Herman Staal