Constantijn Huygens-prijs voor ‘fonkelende verbeelding’ van schrijver Tomas Lieske

Schrijver Tomas Lieske is de winnaar van de Constantijn Huygens-prijs 2024, voor zijn literaire oeuvre „waarin de taal fonkelt, de nieuwsgierigheid bloeit en de verbeelding wordt gevierd”, aldus de jury. Dat werd woensdagavond bekendgemaakt in het radioprogramma Kunststof. Lieske (1943) schreef bekroonde romans en novellen en geprezen poëzie – hij ontving de Libris Literatuur Prijs, voor Franklin (2001), en de VSB Poëzieprijs, voor Hoe je geliefde te herkennen (2006). De Constantijn Huygens-prijs is een jaarlijkse literaire oeuvreprijs en heeft een prijzengeld van 12.000 euro; de afgelopen jaren waren Anjet Daanje, Marion Bloem en Peter Verhelst de laureaten.

In het oeuvre van Lieske blijft het niet bij realisme. „Literatuur is meer gebaat bij het beschrijven van onmogelijkheden, toch?” zei hij een paar jaar geleden in een interview. Zo trof een hijskraanmachinist in Saoedi-Arabië op een dag Ludwig van Beethoven aan in zijn cabine op honderd meter hoogte – in de roman Honderd hoge dagen (2020). Een Haagse escortdame stuitte tijdens een reis naar Indonesië op een intact zeventiende-eeuws VOC-schip, waarvan de oorspronkelijke bemanning haar warmhartig ontving, in de novelle Retourschip De Liefde (2015). En er bleek verbazend veel leven te zitten in een opgedoken veenlijk van een paard met ruiter in een Noord-Nederlands veenmoeras, in Niets dat hier hemelt (2023). Voor die laatste roman, zijn meest recente, ontving Lieske eerder de F. Bordewijkprijs.


Lees ook

In een speelse roman neemt Tomas Lieske je mee op avontuur

Illustratie Ted Struwer

Verklaringen voor die gekkigheid blijven achterwege; je hebt als lezer maar te accepteren dat er iets onrealistisch, bijna mystieks gebeurt – iets dat vervolgens morrelt aan de zekerheden van de personages. Die zijn vaak verloren, ontheemd of getraumatiseerd, en kunnen daarom zo’n ontsnapping ook goed gebruiken. „Je weet heus wel dat het niet kan wat je denkt, maar juist die foute interpretatie geeft soms flitsende visioenen van ongekende schoonheid”, liet Lieske een personage opmerken in zijn roman Dünya (2007).

De verbeelding van het onmogelijke brengt Lieskes personages dichter bij de waarheid, of wat daarvoor door moet gaan. Zijn literatuur gaat over de pogingen „om iets te grijpen waarvan je denkt: wat is dat? Iets dat onbenoembaar is”, zei hij twee jaar geleden in NRC. Zoals het personage in Dünya het nog gloedvoller zei – want Lieske schrijft klinkende zinnen: „En als we zeggen dat het leven zin heeft gehad, dat we op sommige momenten zelfs gelukkig of tot tranen toe geroerd zijn geweest, dan verwijzen wij nooit naar de teleurstellende uren van de werkelijkheid, maar bijna altijd naar de seconden gevuld met de stralende kracht van een visioen.”

Fascinatie voor grenzen

Lieskes oeuvre spreidt zodoende „een aanhoudende fascinatie voor grenzen en overgangsgebieden” tentoon, aldus de Constantijn Huygens-jury. Daarin is Tomas Lieske, pseudoniem van Ton van Drunen, al zo’n vier decennia een vaste waarde in de Nederlandse literatuur. Hij debuteerde relatief laat, op zijn vierenveertigste, met de dichtbundel De ijsgeneraals (1987). Voordien schreef hij wel al, naast een baan als leraar Nederlands, maar toen liep hij vast in documentatiedrift en structuurschema’s. Pas toen hij zijn bandeloosheid de vrije loop liet, werkte het.


Zo is, in Lieskes poëzie en proza, ook zijn verhouding tot de realiteit. Hij laat zich er wel door inspireren, zoals in zijn poëzietrilogie over Keto Stiefcommando, de messias van een groep Parijse daklozen – maar het mag hem niet beperken. „Literatuur is een wereld creëren en niet de wereld nabootsen of beschrijven”, verwoordde Lieske in 2007 zijn literatuuropvatting. Die viel mede te wijten aan zijn „behoefte aan een omgeving met minder regels en meer chaos dan het keurige Nederland anno nu. Een schrijver maakt een literaire wereld waarin de werkelijke wereld weerspiegeld wordt, maar ietwat verbogen en onverwachter.” Voor dit najaar staat de publicatie van zijn tiende roman gepland, over een ontmoeting tussen Shakespeare en Caravaggio, „die plaats had kunnen vinden”, aldus zijn uitgever.