N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het debat in India Een documentaire over premier Modi verdeelt het land, ziet Lisa Dupuy vanuit New Delhi. Is het Indiahaat?
Indiërs kijken naar de uitzending van ‘The Modi Question’.
Foto Arun Chandrabose / AFP
Je kunt ’m in India niet zien, en toch is #BBCdocumentary al bijna twee weken trending op Twitter. Het tweeluik The Modi Question werd al na de eerste aflevering verboden door de nationale regering. YouTube en Twitter werd opgedragen links te verwijderen.
Het portret volgt premier Narendra Modi van deelstaatminister tot zittend premier. De rode draad, zo stellen de makers: moslims komen door hindoe-nationalistisch beleid steeds vaker in het verdomhoekje. Het eerste deel voert terug tot 2002. Spanningen in de deelstaat Gujarat leidden toen tot pogroms waarbij honderden moslims omkwamen. Modi was de hoogste bestuurder en zou onvoldoende hebben gedaan om de volkshaat te bedaren. Hij zou deze zelfs ruim baan hebben gegeven, al besloot het Hooggerechtshof uiteindelijk dat hiervoor geen bewijs was. Het tweede deel behandelt omstreden beslissingen van Modi als premier.
De uitzendingen vertellen Indiërs niets nieuws, stelt een opinie-artikel op de onafhankelijke nieuwswebsite The Wire. Deze is vaker kritisch over de BJP-regering en haar beleid. Uit de reacties op de documentaire „blijkt dat onze natie geen interesse heeft in de waarheid”, aldus The Wire.
Saillant detail is dat de documentairemakers een rapport in handen kregen waarin de Britse diplomatieke dienst Modi wél direct verantwoordelijk houdt voor de volkshaat.
Koren op de molen
Het Britse rapport, dat als vertrouwelijk ambtsbericht werd opgeslagen, is koren op de molen van Modi’s tegenstanders, voor wie ‘2002’ nog altijd tekenend is voor zijn politiek. Journaliste en activiste Rana Ayyub, die in India de woede van de regering over zich afriep na haar verslaggeving over de Gujarat-rellen, zag haar gelijk in de documentaire bevestigd. „De BBC mag de overheid bedanken voor de censuur – de interesse neemt juist toe.”
Volgens anderen slaat de BBC de plank volledig mis. Een publicist spreekt in de krant The Indian Express van het „witte-media-syndroom”. „Het is ongevraagd, ongefundeerd en vooringenomen commentaar” op een oude zaak, schrijft hij. En ook: de Britse journalisten verzamelden „twintig jaar aan partijdige berichtgeving, aangevuld met verouderd materiaal en tot slot een boel misplaatst slachtofferschap” van geraadpleegde bronnen. Zelfs de moslims in India zouden er volgens hem helemaal klaar mee zijn.
Hij is de enige niet: de Brits-Indiase Lord Rami Ranger meent dat de documentairemakers „de democratisch gekozen Indiase premier en de gerechtelijke macht in het land beledigen”.
Meer dan over de inhoud van het tweeluik, woedt de discussie inmiddels over de ingestelde censuur en het getroffen medium. Nieuwssite The Quint, dat nieuwsontwikkelingen analyseert, geeft uitleg bij de noodverordening die nodig was om het verbod op de documentaire in te stellen. Enkele leden van de oppositie delen tóch links om de documentaire te kunnen zien. Er circuleren downloadbare versies in Whatsappgroepen. Diverse dagbladen beschreven hoe de in New Delhi gevestigde universiteit JNU de stroom uitzette om zo een door studenten georganiseerde screening te voorkomen.
De BBC moet het, ook in officiële reacties van het Indiase ministerie van Buitenlandse Zaken, ontgelden als „staatsmedium” dat „propaganda” maakt „met een koloniale mindset”. Overheidsfunctionarissen noemen de timing van de documentaire, aan het begin van India’s jaar als G20-voorzitter, verdacht. De nieuwswebsite Firstpost, doorgaans rechts-leunend, beschrijft de agenda van de Britse omroep als „de India-haat van de BBC is het verdienmodel”.
Andy Byron en Kristin Cabot bij het Coldplay-concert
Foto screenshot, bewerking NRC
Ik zou graag niet hebben geweten wie Andy Byron en Kristin Cabot zijn. Zoals jij nu ongetwijfeld weet, werden de ceo van data-bedrijf Astronomer en zijn hoofd presoneelszaken betrapt op het stadionscherm tijdens een concert van Coldplay. Hij probeerde weg te sluipen, terwijl zij haar gezicht verborg, maar het was te laat. Iemand plaatste de beelden online. Iedereen sprong erbovenop. En hun levens werden overhoopgegooid.
Zoals ik al zei, ik wou dat ik niet wist wie zij zijn. En dat komt omdat ieder van ons, om welke reden dan ook, Andy Byron of Kristin Cabot zou kunnen worden: mensen met gebreken op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Iedereen kan een foute-maar-irrelevant-voor-de-rest-van-ons beslissing nemen, maar toch je eigen ondergang tegemoet zien. Wat deze gebeurtenissen duidelijk maken , is dat er een ziekte in het sociale weefsel is geslopen en dat er dringende noodzaak is voor een nieuwe privacy-ethiek.
Een waarschuwingsteken
Het verhaal van het ‘Coldplay-concert-koppel’ is in wezen irrelevant en inhoudsloos, het vertelt ons niets over de wereld, over onszelf; het is niet bijzonder grappig of tragisch of diepgaand. Er is geen pathos, geen inzicht. Het is waar dat de huidige cultuur op X en andere social media-apps misschien minder direct destructief is dan tijdens de piek van de ‘woke’-periode (circa 2017 tot 2021). Toch is het viral potentieel van dit soort verhalen een waarschuwingsteken dat onze cultuur geobsedeerd is met schaamte, surveillance en controle. Een obsessie met het privéleven van anderen is een ziekte.
Het lekken, doxxen , bespioneren van particuliere burgers op Reddit, op privé-Facebookgroepen, op X, op Instagram, op TikTok – ongeacht de morele kwaliteit van de personen die onderzocht worden – schaadt iedereen. Omdat het iedereen onderhevig maakt aan dit alomtegenwoordige, collectieve panopticum, en hoe meer deze beelden circuleren, hoe normaler dat wordt.
Groepschats, dating-apps, e-mails – of in het geval van Byron en Cabot, gewoon in het openbaar zijn zonder de intentie om gefilmd te worden – zouden niet onderworpen moeten zijn aan openbaar oordeel. Dit soort verhalen leidt af van serieuze kwesties en leidt de aandacht af van de werkelijk machtige individuen en entiteiten die onze levens wezenlijker beïnvloeden.
Net als elk dorp
Er zit duidelijk iets in de menselijke natuur dat geneigd is tot roddelen, schande te maken en bespotten (onbezonnen, automatisch). Maar nieuwe technologie stelt ons in staat om op historisch ongekende manieren uiting te geven aan deze laaghartige neigingen. We zouden het verdraaiende effect dat zulke verhalen, en onze obsessie daarmee, hebben op onze zielen hebben, serieus moeten nemen.
De global village is net als elk dorp – berispend, straffend, geobsedeerd met roddelen, met niets beters te doen. Terwijl het misschien leuk lijkt om iemand tot een meme te maken, is het ernstig respectloos en gooit het de gewoontes en veiligheidsmaatregelen van een liberale samenleving overboord om deel te nemen aan sadistisch groepsgedrag. Dus hoewel het concrete voorbeeld waarover we het hebben misschien niet het overdenken waard lijkt, is dat mijn punt.
Er zou een les in dit verhaal kunnen zitten over de hypocrisie van een ceo en een HR-functionaris, die een affaire hebben die bij medewerkers van lagere rang tot direct ontslag had geleid. Maar wat ik zie opkomen in het publieke debat is geen intelligente kritiek op HR-afdelingen en hun cultuur , maar schadenfreude, vreugde om de ellende van een willekeurig ander persoon.
Als deze trends doorzetten – als algoritmen blijven werken zoals ze doen, en ik kan me niet voorstellen dat ze dat niet zullen doen – dan zullen steeds meer slachtoffers uit hun anonimiteit worden gesleurd voor een ‘mimetisch offer’. En als gevolg daarvan zijn betekenisvolle taboes rond privacy, schaamte en respect verdwenen, en zijn ieders levens en gedragingen voer geworden voor commentaar en bespotting.
Nieuwe taboes
We hebben dringend nieuwe taboes nodig – niet tegen overspel of seksuele immoraliteit of interpersoonlijk bedrog, want daar hebben we duidelijk al genoeg van. We hebben eerder taboes nodig tegen het opruien van onszelf in idiote, verfoeilijke menigten, die niet in staat zijn na te denken over hoe de onderwerpen van onze riduculisering lijden onder deze digitale steniging. Een wijzer perspectief zou doen inzien dat we allemaal, op het verkeerde moment, leugenaars, dwazen, cheats, charlatans, hypocrieten zijn. Laat hij die niet gezondigd heeft op de like- of repost-knop klikken.
We zondigen allemaal, en we hadden genade of barmhartigheid kunnen ontvangen onder de theocratieën van oudere liberale en Verlichtingsarrangementen. Algoritmische gerechtigheid en oordeelvorming bevatten echter noch de deugden van de theocratische samenleving – je kon tenminste nog je toevlucht nemen tot het religieuze recht, met zijn uitzonderingen en casuïstiek – noch van de klassiek liberale samenleving: er is geen eerlijke procesgang, geen beroepsmechanisme. Er is geen bemiddelende structuur in de global village. Het is instinctief, dierlijk, overhaast, wreed.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’
De kracht en richting van dit collectieve online-oordeel moeten op zichzelf worden gericht: we moeten niet degenen straffen die in het panopticum worden betrapt, maar de anonieme posters, Redditors en dergelijke; iedereen die vreugde vindt in willekeurige daden van minachting. Als we in een tolerante, gezonde samenleving willen leven, moeten we onze camera’s uitzetten, afstand nemen van mimetische, digitale dorpsstenigingen, en reflecteren op onze eigen toevallige en imperfecte levens en zelf.
Deze ‘verplichting’ zal niet van boven komen: er zijn geen aanwijzingen dat techbedrijven hun producten zullen veranderen om dit soort gedrag te ontmoedigen. Zelfregulering, op grote schaal, is voorlopig het enige antwoord. De manier waarop we praten, schrijven, handelen en reageren doet ertoe. Cultuur is belangrijk in zoverre dat cultuur een laag van software is die ten minste gedeeltelijk bepaalt hoe we onze telefoons gebruiken. Het ontbreekt ons dringend aan gedragscodes met betrekking tot technologie en ons vermogen om elkaar op te nemen, te doxxen en lastig te vallen.
Zelfbeheersing
Als onze natuurlijke reactie op constante wederzijdse surveillance niet afkeer is, dan zou het dat moeten zijn; telefoons zijn uitgerust met camera’s, maar camera’s die verbonden zijn met het wereldwijde bewustzijn, zijn wapens. Het filmen van vreemden zou niet genormaliseerd moeten worden – mensen zeggen dat ze hun telefoons weg moeten leggen zou dat wel moeten zijn. Bijdragen aan de viral stapel van berichten over willekeurige mensen die geen intentie hadden om viral te gaan, zou ook niet normaal moeten zijn. Als Big Tech die niet verwijdert, dan is zelfbeheersing vereist. Instanties kunnen helpen deze nieuwe normen te handhaven en te versterken door het gebruik van telefoons in zoveel mogelijk openbare ruimtes te verbieden.
Er zijn ook secundaire voordelen: openbare ruimtes zijn gewoon beter zonder dat iedereen op zijn telefoon zit; 50.000 mensen die allemaal hetzelfde concert filmen, bijvoorbeeld, is naast de onbedoelde gevolgen, stom en onesthetisch. Niet ieder van ons hoeft onze eigen slecht gekaderde foto’s van Gustav Klimts De Kus te maken als we Wenen bezoeken. Professionele foto’s en ansichtkaarten zijn al ruim voorhanden. We zouden ook ons geheugen in kunnen zetten.
De gedragscodes zijn wat we misschien ‘tegen-mimetica’ zouden kunnen noemen; ze moeten in eerste instantie kunstmatig in de sociale interactie en discours worden geïnjecteerd, voordat ze aanslaan. Dat is wat ik hier voorstel. Misschien denken we dat iets amusant is en de moeite waard om commentaar op te leveren of slecht en de moeite waard om te berispen, en misschien is dat in isolatie ook zo. Maar al met al maken we het leven ondraaglijk, angstig en genadeloos.
Het kostte verschillende eeuwen voordat ridders te paard de gedragscode ontwikkelden die bekend staat als ridderlijkheid om hun ongeëvenaarde vermogen om iedereen die geen paard, bepantsering en zwaard had, te doden of te bedreigen; laten we hopen dat we gedragscodes kunnen ontwikkelen rond onze telefoons of welke volgende generatie AI-apparaten telefoons ook vervangen.
Privacy is een zwaarbevochten maatschappelijk goed; geef het terug aan anderen om je eigen te beschermen.
Dit stuk verscheen eerder in Unherd, een Britse nieuws- en opiniewebsite, en is met ondersteuning van AI vertaald.
Zijn er, ook in Nederland, politici die je vertrouwt, niet eens zozeer om wat ze zeggen, maar hoe ze dat doen? Vorige week schreef ik over de zelfverliefde stijl van Trump, en vooral ook: hoe die plaatstalen, narcistische presentatie bezig is de politieke wereld te veroveren. De vraag of Trumps omstanders hem echt als voorbeeld zien, of vooral toch vrezen voor zijn grillige macht, valt nauwelijks te beantwoorden. Macht corrumpeert en presidentiële, Amerikaanse macht doet dat exponentieel.
Naar aanleiding van het ‘vredesartikel’ van Willem Schinkel, een week geleden in NRC, probeerde ik tot een psychologisch profiel te komen van Poetin. Het is veelzeggend dat ik de Russische leider in het geheel niet kan ‘lezen’. Zijn gezicht is vlak, ook door cosmetische ingrepen, maar wat meer is: zo doorzichtig als Trump is, zo onpeilbaar is Poetin. Een volmaakt enigma. De ondoorgrondelijke leider past bij een ondemocratisch land. Je kan Poetin nog niet eens een pokerface toeschrijven, want zo iemand probeert zijn gevoelens te verbergen. Bij Poetin is de vraag: zijn die er dan?
Willem Schinkel kan wel pleiten voor „de-escalatie” en „gerichtheid op vrede” om zo te komen „tot een begrip van wat de ander motiveert”. Maar uit Poetins mond komt enkel de officiële propaganda, die Schinkel dan ook braaf overschrijft: „In het geval van Rusland behelst die eeuwen van West-Europese pogingen Rusland te veroveren.” Terecht schrijft Tommy Wieringa in de Volkskrant: „Ik kom niet verder dan de desastreus verlopen invasie van Napoleon in 1812 en die van Hitler in 1941 – niet wat je noemt ‘eeuwenlange pogingen’.” Was will Poetin? Schinkel weet het kennelijk.
Het is voor westerlingen zowat onmogelijk om kolonialisme anders te beschouwen dan als zelfkritiek, en hoe begrijpelijk ook, zo’n houding maakt blind voor het nog steeds voortdurende, Russische kolonialisme. Ook die blindheid is een gemankeerde vorm van eigenwaan: zo slecht als het Westen is, dat lukt niemand anders.
Nu dichter bij huis: gek genoeg lijkt Trump psychologisch nog het meest op de vermoorde Pim Fortuyn; bij beiden overviel mij het onmiddellijke verlangen ietsje minder van hun grillige Zelf te zien. Mijn ideale politicus is geen open boek, het moet ook weer dichtgeklapt kunnen worden. Wij zijn geen vriendjes, ik kan hooguit op zo iemand stemmen.
Nu kennen wij Nederlanders, zeker sinds Fortuyn het idee dat de bescheiden presentatie verdacht is, want een uiting van ‘valse bescheidenheid’. Laten we wel wezen: honden kunnen vals zijn, vooralsnog bijt bescheidenheid niet.
Natuurlijk zet de politicus een publiek gezicht op, niemand gaat de politiek in zonder het idee te hebben iets toe te kunnen voegen. De politicus moet opstaan voor de speech terwijl de rest van de tafel blijft zitten. Zonder geldingsdrang gaat het niet. Maar de machtigste man op aarde die telkens zegt: „Ik ben de machtigste man op aarde”, die moet je mijden.
Omdat wij in een coalitieland leven, en de egomane stijl van Wilders alleen daarom al zo detoneert, wil ik twee politici voordragen die ik op die wankele schaal van geloofwaardigheid hoog houd: Jesse Klaver en Henri Bontenbal.
De eerste schikte zich in zijn derde plek op de lijst GroenLinks-PvdA en liet Timmermans voorgaan, en Bontenbal nam een failliete winkel over zonder meteen alles in de totale „uitverkoop” te gooien.
Beiden beschikken over een stijl, die doorgebakken democratisch is. En soms komt het zelfs voor, dat de zelfreflectie het even wint van de politieke bluf.
Ze is gepensioneerd en kan naar haar tuin komen wanneer ze wil, maar het voelt na 35 jaar nog steeds als vakantie. Soms blijft ze er slapen. Als ze vroeg wakker is, en de vogels ook nog maar net, als je de stad nog niet hoort en alles bedauwd is – dat is het mooiste moment, zegt ze. „Dan is het hier een paradijsje.”
Elke tuin, zelfs die plant in de vensterbank, staat vermoedelijk voor het verlangen terug te keren naar die ene tuin waaruit we destijds zijn weggestuurd. Martine Haxe (77) heeft hem hervonden bij De Pioniers, een vereniging van amateurtuinders, die aan de oostzijde van Utrecht 122 tuinen beheert en dit jaar de negentigste verjaardag viert.
‘Tuin’, met Germaanse wortels, betekende ooit ‘omheining’. Het Duitse Zaun is nog steeds een hek. In het Engels werd het de ommuurde ruimte van een town. De Nederlandse tuin is afgebakend land om te bewerken. Ooit keken De Pioniers hier uit over de polder. Nu zijn ze omheind door nieuwbouw.
Een enkele tuin bestaat nog uit de strakke bedden sla of kool waarmee het volkstuinieren rond 1900 begon. Met een ‘nutstuin’, beschikbaar gesteld door een liefdadigheidsvereniging, konden arbeiders hun loon met zelfverbouwde groente aanvullen. „Het opent hem een kring van gedachten en gevoelens van hogere orde, het [laat hem] geduldiger de last van het dagelijks sloven en zwoegen verdragen”, schreef de Volksbond tegen Drankmisbruik. Wie schoffelt zit niet in de kroeg.
In die geest begonnen De Pioniers op eigen grond in 1935, maar pas sinds 1960 hier, aan de Kögllaan. Al een paar keer moesten ze plaatsmaken voor stadsuitbreiding. Er was streng toezicht, gele en rode kaarten. Een ‘schouwcommissie’ beoordeelt nog steeds op onkruid, ‘tuinnummer zichtbaar’, ‘algehele indruk’ en ‘status slootkant’. Maar geen tuin ligt meer langs de liniaal. Piet Oudolf, die andere pionier, van Het Nieuwe Tuinieren met vaste plant en siergras, regeert ook hier. „Maar een wilde tuin is niet hetzelfde als een verwilderde tuin”, zegt Martine, die in de zorg heeft gewerkt als trainer in communicatie met dementerenden.
Het verenigingsleven, met klaverjas- en zangavonden, plus de sociale controle, is ook minder intens geworden. De volkstuin lijkt iets om je in terug te trekken. Maar het is geen zomerhuisje. „Ik heb vijf jaar op de wachtlijst gestaan en het bestuur heeft me duidelijk gemaakt dat ze allereerst een enthousiast tuinier willen”, zegt Ton Bakker (61), zelfstandig eindredacteur.
Hij is bezig zijn nieuwe tuin te ontdoen van struiken en wortels, om met een schone bladzij te beginnen. Hij weet al hoe: vruchtbomen, een kleine moestuin en bij het huisje – nog een van de eerste generatie – een zitje. Echt terugtrekken kan niet, en mag niet. Want het complex is overdag ook opengesteld voor „recreatief medegebruik” door niet-leden. Er is een educatieve tuin met vergeten groenten, een ringslangschuilplaats en een ‘bij-topia’, er wordt aan tai chi gedaan en op de Groen moet je-Doen!-dag komt de hele buurt. Gezellig. En welbegrepen eigenbelang. Het scheelde al eens weinig of ook hier hadden ze moeten verkassen. En nog steeds hebben projectontwikkelaars een oogje op dit groene eiland. „We kunnen maar beter aantonen dat we meerwaarde hebben voor de stad”, zegt Bakker.