Column | De wanhoop van het onzekere leven

Bij het woord bestaanszekerheid denk ik altijd aan de beroemde foto Migrant Mother van Dorothea Lange uit 1936. De zwart-witfoto, genomen tijdens de Great Depression, toont een moeder, haar blik op oneindig, met een baby op schoot en twee kinderen met afgewende gezichten die dicht tegen haar aan zijn gekropen. Deze moeder, van wie de identiteit pas decennia later werd vastgesteld, is het icoon van de seizoenarbeiders die in de jaren dertig van de vorige eeuw naar Californië trokken om in de landbouw te werken. Hoewel de positie van de moeder en kinderen zorgvuldig werd geregisseerd door Lange, heeft ze met haar foto op onnavolgbare wijze de wanhoop van dit onzekere leven betrapt.

Bestaanszekerheid, of liever de afwezigheid ervan, gaat precies daarover: over wanhoop, over de aaneenschakeling van te weinig en gemiste kansen, over foute keuzes, het machteloos staan tegenover je eigen lot en dat van je kinderen en dierbaren. Bestaanszekerheid is een relatief begrip dat pas betekenis krijgt in een sociaaleconomische context. Niet alleen seizoenarbeiders of economische vluchtelingen, ook mensen die ogenschijnlijk veilig wonen en werken, kunnen zich fundamenteel onzeker voelen. Als er steeds meer mensen met een andere achtergrond in je wijk komen wonen, kan je eigen straat mogelijk voelen als een onveilige plek. Als je baan niet meer vanzelfsprekend is, je kennis overbodig blijkt of je inkomen achteruitgaat, dan ondermijnt dat de bestaanszekerheid. Door het afbrokkelen van een sociale structuur en het niet (meer) kunnen aarden, voelt het alsof je in een vacuüm belandt.

Bijna ongemerkt is het onderwerp bestaanszekerheid gekaapt door politiek rechts. Enthousiast richt links zich tegenwoordig niet op verheffing van de armen, maar op grote nieuwe vraagstukken als klimaat en natuur, en exporteert de oplossingen daarvoor (windmolens!) graag naar buitenstedelijke gebieden ver van de spreekwoordelijke havermelkelite. Ondertussen bouwt politiek rechts gretig voort op de groeiende onzekerheid van de gewone burger, de even spreekwoordelijke Henk en Ingrid buiten de Randstad. Voor hen, zo lijkt het, is niets meer zoals het was. Dat bevestigen is uitnodigen tot stemmen op een streng conservatief bewind.

Historisch en collectief gezien zijn we rijker dan ooit, met meer en beter voedsel, meer mobiliteit, meer ondersteuning van ons dagelijks leven (stofzuigers, wasmachines), meer keuzevrijheid en meer (toegang tot) kennis. Toch voelt het niet zo. Voor links door onzekerheid over wereldwijde vragen, voor rechts door een gevoel buitengesloten te zijn.

Onzekerheid over het bestaan heeft vele wortels, maar voor iedere politieke stroming moet gelden dat degenen die de minste keuzes hebben, of ze van hier of elders afkomstig zijn, de meeste steun nodig hebben. Het thema bestaanszekerheid zou boven iedere politieke stroming verheven moeten zijn. Het raakt ook aan ieder ministerie.

In een democratie is bestaanszekerheid niet een kwestie van filantropie maar van verstandig beleid. Het vraagt om een betrouwbare en anticiperende overheid die zich richt op de toekomstige noden en niet met onverschilligheid afwacht. Die preventief denkt zodat nieuwkomers noch ingezetenen in verdere onzekerheid belanden. Hoe een nieuwe regering omgaat met de onmiskenbare economische ongelijkheid is de toetssteen voor haar kwaliteit. Een regering moet het bestaan verzachten van alle burgers, inclusief de nieuwkomers.

Langes foto gaf de 2,5 miljoen Amerikaanse seizoenarbeiders een gezicht. Sociale programma’s volgden mondjesmaat. Pas ettelijke jaren later leidden het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de invoering van de dienstplicht en de werkgelegenheid in de defensie-industrie tot vermindering van de structurele armoede. Laten we hopen dat er niet weer een oorlog nodig is om de bestaanszekerheid veilig te stellen.