N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vorig jaar heeft de Tweede Kamer het recordaantal van ruim vijfduizend moties ingediend. Dat lijkt imposant, maar het gros van de moties ondersteunde bestaand beleid, betrof een al toegezegd verzoek of was een vorm van micromanagement. Ook het aantal moties van wantrouwen, debataanvragen en Kamervragen is afgelopen decennia fors gestegen. Deze overdadige inzet van politieke instrumenten bezorgt ambtenaren een dagtaak terwijl het Kamerleden afleidt van hun kerntaak: het controleren van de inhoud en uitvoering van wetgeving.
Het jaar 2022 was eveneens grensverleggend op het vlak van debatverruwing en nare omgangsvormen. Naast het kleineren van collega’s (PVV-leider Geert Wilders typeerde VVD-fractievoorzitter Sophie Hermans als „tassendrager van Rutte”) wonnen ook intimidatie en verdachtmaking terrein. Zo dreigde FVD-Kamerlid Pepijn van Houwelingen met tribunalen, suggereerde FVD-leider Thierry Baudet dat minister Kaag een spion is en noemde FVD-Kamerlid Gideon van Meijeren RIVM-directeur Jaap van Dissel corrupt. Parallel aan verbale agressie in de Kamer zagen we groepen burgers in het land die hun verontwaardiging fysiek overbrachten. Zo werden ministers De Jonge, Kaag en Van der Wal geconfronteerd met brandende fakkels of brommende tractoren voor hun huisdeur. Minister Yesilgöz van Justitie en Veiligheid (VVD) meldde onlangs dat er in 2022 meer dan duizend meldingen van bedreigde politici waren, bijna een verdubbeling ten opzichte van voorgaande jaren.
2022 was een negatief recordjaar, maar van toenemende polarisatie en een dalend vertrouwen in democratische instituties is al langer sprake. Tegelijk kampen we met complexe vraagstukken als klimaatverandering, sociale ongelijkheid en internationale instabiliteit, die de samenleving doen snakken naar onderlinge verbondenheid en een overheid die bescherming biedt. Helaas is het wantrouwen zo groot geworden dat het niet meer blijkt in te dammen met wapenfeiten als het stikstofcompromis, de koopkrachtinjectie of het energieplafond.
Volgens de Frans-Britse politicologe Catherine Fieschi is er sprake van politieke onmacht, omdat Europa wordt geregeerd door een ‘spookmidden’ van betekenisloze coalities. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel wijt het juist aan politieke onwil, omdat het brede midden collectief de meritocratische mythe volgt, die ten onrechte voorschrijft dat iedereen zijn eigen succes – en dus ook falen – veroorzaakt. Volgens hem heeft juist dit idee geleid tot diepere kloven. In hun Atlas van afgehaakt Nederland stellen Josse de Voogd en René Cuperus dan ook dat steeds meer mensen zich afkeren van de politiek of kiezen voor zogenoemde ‘buitenstaanderspartijen’ aan de flanken. Bij Zomergasten verklaarde econome Sandra Phlippen dit met haar analyse dat de wereld ondanks de toegenomen welvaart te ingewikkeld is geworden waardoor veel mensen in de fuik van een populist zwemmen.
Schuivende machtsverhoudingen
Nu mensen zich steeds meer in de steek gelaten voelen door hun regering worden de politieke randen scherper, neemt de polarisatie toe en groeit de druk op het gematigde midden. In de zoektocht naar dieperliggende oorzaken is steevast een rol weggelegd voor de voortschrijdende globalisering, die met haar schuivende machtsverhoudingen, bijtende afhankelijkheidsrelaties en toenemende migratiestromen voor onzekerheid en ongelijkheid zorgt.
Er is echter nog een belangrijke oorzaak waar beduidend minder oog voor is: de veelvormige invloed van digitalisering. Stemmen die hier aandacht voor vragen zijn er gelukkig al wel. Zo stelt de Franse filosoof Eric Sadin dat we onszelf door het internet, de smartphone en sociale media zijn gaan beschouwen als het centrum van de wereld. En Maxim Februari beschreef in deze krant treffend hoe menig burger tegenwoordig zijn verontwaardiging en onthutsing op de stoep van de maatschappij wil spugen.
Dat digitale technologie in de vorm van sociale media een snelle uitlaatklep vormt voor emoties wordt inmiddels breed onderkend. Maar dat digitale technologie tevens de krachtige aandrijfas is die onze informatie, communicatie en organisatie – en daarmee onze economie, samenleving en democratie – structureel veranderd heeft, ziet menigeen over het hoofd. Daarbij is onze blik beperkt, omdat digitale componenten als data, cookies en algoritmes grotendeels onzichtbaar en ontastbaar zijn. Als Kamerlid heb ik me jarenlang bezig gehouden met de vraag waarom de politiek maar geen grip krijgt op digitalisering, zonder te beseffen dat diezelfde digitalisering de politiek in zijn greep heeft genomen.
Ongekend optimisme
Om te verduidelijken hoe dit zit, moeten we terug naar eind jaren tachtig, toen de komst van het Amerikaanse internet naar Europa samenviel met de afbraak van de Berlijnse muur en de uitbouw van een wereldeconomie. Het samenvallen van digitalisering, liberalisering en globalisering zorgde voor een ongekend optimisme in de jaren negentig, met visioenen van een almaar groeiende economie en een geheel gedemocratiseerde wereld.
Het tij veranderde rond het sleuteljaar 2000. Zo leidde de plotse dotcomcrisis in april 2000 bij de eerste generatie internetbedrijven tot het inzicht dat ze winst moesten maken, hetgeen de kiem zou leggen voor het op online advertenties en dataprofielen gebaseerde verdienmodel van Google, Facebook en Twitter. Een jaar later vormden de terreuraanslagen van 11 september 2001 de start van het surveillancebeleid waarmee overheden overal ter wereld hun burgers digitaal gingen volgen.
In de jaren die volgden deden ook sociale media, de smartphone en algoritmes hun intrede. Steeds met groot optimisme op het vlak van zelfontplooiing, burgerinspraak, arbeidsproductiviteit en publieke dienstverlening. En steeds met te weinig oog voor en kennis van de keerzijden, waardoor politieke bijsturing en begrenzing achterbleven. Pas na een reeks privacyschendingen door grote techreuzen en toenemende digitale sabotage en spionage vanuit landen als Rusland en China drong door dat de digitale revolutie ook ten koste van burgerrechten en westerse waarden kan gaan.
Lees ook: Hoe hou je de democratie gezond? Niet door iemand weg te zetten als dom of fascist
Naast de druk die private en statelijke machthebbers met hun databergen en cyberwapens van buitenaf opleggen, zorgt digitale technologie ook van binnenuit voor uitholling van onze democratie. Namelijk doordat ze het gedrag van onze eigen politici vergaand en structureel verandert.
Ik zie drie systeemfouten in deze door digitalisering aangedreven politieke systeemverandering. De eerste noem ik controledrift: het datagedreven wantrouwen dat naar voren komt in wetten als de hackwet, de Wet gegevensbescherming samenwerkingsverbanden (WGS), de aangepaste sleepwet of de aangekondigde witwaswet. Deze hebben tot doel om de overheid dieper onder de huid van burgers te laten kruipen, in strijd met onze rechtsstaat.
De tweede is scoringsdrang, die de Tweede Kamer tot politieke snelkookpan maakt waarin parlementariërs moties voor de digitale bühne belangrijker vinden dan taaie wetgeving en waarin ze opgefokte Twitterfitties of selectieve Facebookfilmpjes verkiezen boven een genuanceerd wetgevingsoverleg.
De derde systeemfout noem ik werkdwang en gaat over de druk van permanent aanwezige smartphones en iPads die onze bewindspersonen en volksvertegenwoordigers maakt tot nieuwsjunkies of, erger nog, burn-outpatiënten.
Alsof dit nog niet genoeg is, komt er nog iets bovenop. Voor alle politici zorgt de Haagse 24/7 cultuur en permanente crisissfeer dat ze fors bezuinigen op nachtrust, adempauze en reflectie. Daarbij hebben psychologen als Daniel Kahneman en Robert Cialdini overtuigend aangetoond dat alle mensen, dus ook politici, dagelijks allerlei denkfouten maken. En de vatbaarheid voor deze denkfouten – van achterafwijsheid tot zondebokpolitiek en van frame tot drogreden – neemt toe als stress, stoorzenders en slaaptekort het brein verslappen. Deze wisselwerking tussen systeemfouten en denkfouten werkt als een geniepige spiraal die onze democratische rechtsstaat langzaam maar zeker uitholt.
Wantrouwige bestuurscultuur
Wat te doen? Het keren van deze risicovolle dynamiek begint met meer inzicht in de impact van digitale technologie op ons politieke systeem. Op basis van dit nieuwe bewustzijn moeten bewindspersonen, beleidsambtenaren, Kamerleden, journalisten en lobbyisten verandering brengen in de wantrouwige bestuurscultuur, de polariserende debatcultuur en de uitputtende vergadercultuur.
Allereerst zal het gebroken vertrouwen tussen burger en politiek hersteld moeten worden. Daartoe moeten rechtsstatelijke beginselen als de aanname dat de burger onschuldig is en de zekerheid dat de overheid de wet volgt weer het kader vormen voor de relatie tussen de regering en de bevolking. Niet alleen op papier, maar ook in de praktijk. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de staat uitgaat van betrouwbare burgers en deze enkel steekproefsgewijs of evidence based controleert zodat van zwarte lijsten of beschuldigende algoritmes geen sprake meer is.
Ten tweede moeten politici zich weer met volle aandacht kunnen verdiepen in de inhoud en daar in het debat prioriteit aan geven, zonder de voortdurende verleiding om zich te doen gelden voor de bühne. Naast de nodige zelfdiscipline vraagt dit om organisatorische ingrepen om de invloed van sociale media te beperken en het waarborgen van voldoende nachtrust. Bijvoorbeeld door als parlement de gedurfde stap te zetten naar smartphonevrije debatten met een eindtijd van 22.00 uur.
Ten derde is een herwaardering van vertraging en vertwijfeling nodig. De snelle oordelen en stellige overtuigingen die de hedendaagse politiek kenmerken hebben slechte besluiten en kostbare fouten, zoals de Toeslagenaffaire en de gaswinningsschade in Groningen, tot gevolg gehad. Om in plaats van gehaast beleid, groepsdenken en tunnelvisie tot zorgvuldige besluiten te komen, is tegenspraak en tegenmacht nodig. Om dit te realiseren moeten genuanceerde wetenschappers, doorvragende onderzoeksjournalisten, onafhankelijke adviesorganen en kritische toezichthouders een invloedrijkere rol krijgen.
Juist in een tijd waarin dominante techreuzen, assertieve autocraten en een stapel hoofdpijndossiers druk leggen op onze samenleving, kunnen we ons niet permitteren dat onze democratie crasht. Daarom roep ik alle betrokkenen op om samen de verantwoordelijkheid nemen voor een gezond politiek systeem in het digitale tijdperk.