„Mijn langverwachte zon!” – „Licht van mijn leven!” In de Theaterzaal van het conservatorium van Amsterdam sluiten de Griekse strijder Odysseus en zijn vrouw Penelope elkaar eindelijk in de armen. Na twintig jaar rondzwerven over de door mythologische monsters geteisterde Middellandse Zee (Odysseus) en hoop houden dat haar door iedereen overleden gewaande geliefde toch nog thuiskomt (Penelope) bezingt het koningspaar op gesmoorde toon hun happy end. Eind goed, al goed?
Toch niet helemaal. „Ja, ze zijn long lost lovers, maar dit is geen melodrama”, zegt regisseur Mart van Berckel tegen het in elkaar gestrengelde duo, mezzosopraan Rommie Rochell en tenor Marcelo Alexandre – beiden student aan de Dutch National Opera Academy (DNOA). „Op papier gaat het over twee mensen die elkaar terugvinden. Maar er is iets niet pluis aan dit einde. Maak het dus niet te dramatisch, maar juist iets afstandelijker.”
De dertien masterstudenten van de Dutch National Opera Academy repeteren deze woensdagmiddag hun eindejaarsvoorstelling. Deze keer is het de barokopera Il ritorno d’Ulisse in patria van Claudio Monteverdi (1567-1643). Daarmee begaf de 73-jarige componist zich in het carnavalsseizoen van 1639-1640 voor het eerst op de ontluikende Venetiaanse operamarkt. Schommelend tussen tragedie en komedie volgt het libretto deel twee van Homerus’ Odyssee. Daarin is Odysseus’ thuisbasis Ithaka verworden tot een soort Temptation Island, waar drie verleiders er met Penelope vandoor willen gaan. Wat zal er gebeuren als manlief plots toch ten tonele verschijnt?
Verrassend on-monteverdiaans
Het paleis van Odysseus moeten we er vandaag nog even bij fantaseren. Groen en geel tape laten de contouren zien van het decor, dat voor drie voorstellingen zal worden opgetuigd in het Haagse concertpodium Amare. Tijdens deze laatste studiorepetitie is voor het eerst het continuo aanwezig, de instrumenten die het fundament van de orkestbegeleiding vormen: kistorgel, theorbe, cello en gitaar. Een piano vult vanmiddag de rest van de partituur in, en dat klinkt zo nu en dan verrassend on-monteverdiaans.
Deze Il ritorno d’Ulisse heeft dan ook niet de typische klankwereld van de barok. De DNOA gebruikt een bewerking van de Australische componist Elena Kats-Chernin (1957). In 2012 zette ze voor de Komische Oper Berlin drie Monteverdi-opera’s om naar een nieuwe instrumentatie, die ‘de muziekdrama’s laat aansluiten bij de hedendaagse, geglobaliseerde context’. De zanglijnen bleven intact, maar in plaats van een barokkig strijkorkestje klinken hier fluit, hobo, fagot, hoorn, piano, harp, cello en contrabas. En de muziek is ‘gekruid met tango-smaken’, naar Odysseus’ reislust en Monteverdi’s interesse in andere (klank)werelden.
„Barokpuriteinen zullen door deze productie zeker verrast worden”, zegt regisseur Van Berckel voor de repetitie in de cafetaria van het conservatorium. „Ik ben zelf ook dol op de barokke klankwereld. Maar soms kan die een bepaalde afstand creëren. Met zo’n nieuwe orkestratie ga je met frisse oren luisteren. En je afvragen: waar gaat dit verhaal eigenlijk over? Wat zeggen die personages eigenlijk?”
„Het genie van Monteverdi zit er nog steeds in,” vindt sopraan Hannah Gries, die de godin Minerva vertolkt. „Kats-Chernin benadrukt vaak Monteverdi’s muzikale lijnen. Alsof ze zegt: laten we hier een stapje verder gaan. Ons zangers geeft dat een bepaalde vrijheid. We doen geen gespecialiseerde oudemuziekmaster. In dit project kijken we dus: op welk moment willen we de oudemuziekpraktijk benadrukken en wanneer gaan we full operatic mode?”
Lees ook
Hoe meer risico de jonge operazangers nemen, hoe leuker het is om naar ze te kijken
Hersenspinsels en verlangens
In de Theaterzaal spoelen we van het slotduet terug naar de proloog. Een clubje goden sleept tenor Alexandre over de grond; hij is nu even geen Odysseus, maar de personificatie van de menselijke kwetsbaarheid. Bas-bariton Fabian Homburg loopt als de allegorie van de tijd rond met grote grijpgrage vingers van karton. „Rijkdom en roem deel ik naar willekeur uit”, zingt sopraan Samantha Faina als lotsgodin Fortuna. Vergankelijk, ongelukkig, en gekweld door liefde: de mens is een speelbal van de goden, wordt de toeschouwer hier ingepeperd.
Maar daarna neemt de versie van Kats-Chernin een afslag. Waar in het origineel de goden zich continu met het wel en wee van de menselijke personages bemoeien, krijgen ze hier een kleinere rol. Oppergod Jupiter en zeegod Neptunus hebben het veld moeten ruimen. Alleen Minerva speelt nog een actieve rol. Zo komt de nadruk te liggen op de mensen en hun psychologische beslommeringen. De allegorische figuren uit de proloog krijgen in Van Berckels regie wel een extra functie in de rest van de opera: als de hersenspinsels, angsten en verlangens van de hoopvolle Penelope.
Dat betekent veel personages op het toneel. Van Berckel: „Voor een regisseur is het heerlijk om dertien personages te hebben die je overal in een decor kan plaatsen. Zo kan ik het paleis echt tot leven wekken. Maar van de zangers vraagt het wel veel om door te moeten spelen terwijl ze niet hoeven te zingen.” Sopraan Hannah Gries beaamt dat: „Bij het zingen stromen de emoties al een beetje. Als je op de achtergrond bent en niet zingt moet je goed weten hoe jouw personage zich verhoudt tot waar de focus van de handeling ligt. Je moet er niet maar een beetje bij staan.”
Voor die situaties hebben de studenten lessen Body and Space Awareness. Maar die komen ook van pas voor tijdens het zingen zelf: hoe zing je als je plat op je rug ligt op een tafel met een tegenspeler boven je? Gries: „Hoe je je lichaam ervaart en hoe je je stem gebruikt is dan opeens anders. Je grounding is een beetje verdwenen. En dan hangt er ook nog iemand boven je. Samen ga je op zoek: moet je je hoofd bewegen? Hoeveel? Welke vrijheid krijgen we daarbij van de regisseur?”
Intens
Af en toe krijgt Odysseus een andere Penelope als tegenspeler. Mezzo’s Stefanie Bruggeling (eerste jaar) en Rommie Mitchell (tweede jaar) zijn een van enkele duo’s die de voorstellingen verdelen.
Bruggeling: „Het is niet zo dat tweedejaars studenten automatisch de hoofdrollen krijgen. Het repertoire en de rollen worden echt afgestemd op de studenten.” En dus leerden beide zangeressen zowel de rol van Penelope als die van haar huishoudster Euryclea. „Dat is intens”, lacht Bruggeling. „Beide personages staan vrijwel voortdurend op het podium. Maar beide rollen spelen helpt me ook om de relatie tussen Euryclea en Penelope te begrijpen. Ze hebben veel interactie; na Odysseus is Penelope het meest close met Euryclea. Het leuke is dat Rommie en ik hen op een totaal andere manier spelen. Dat is het mooie aan zo’n voorstelling maken met verschillende casts. Eigenlijk krijg je elke avond een ander verhaal.”
Lees ook
Deze opera in Paradiso was een gok met groot succes