Column | Plastic afval

Een tijdje terug vierden we de verjaardag van mijn oudtante. Ze had om de kaarsjes te kunnen uitblazen wel een pufje nodig, maar los daarvan verkeert ze nog steeds in topvorm. Na afloop dronken we op haar balkon een kop thee. „Wat is je nou het meest bijgebleven van de afgelopen 88 jaar”, vroeg ik.

Daar moest ze even over nadenken.

„De verschillende manieren waarop je onzichtbaar bent”, zei ze uiteindelijk.

„Hoezo?”

„,Als kind voelde ik me compleet onopgemerkt. Mijn ouders zijn een keer mijn verjaardag vergeten. Pas bij het avondeten zei mijn moeder van heej, volgens mij was onze Riet vandaag jarig.”

„Auw.”

„Meestal vond ik die onzichtbaarheid wel prettig. Boeken lezen, nooit opgeroepen worden voor klusjes en op straat besteedde niemand aandacht aan je. Helaas veranderde dat toen ik in de puberteit kwam. Opeens zag iedereen je. Vrouwelijke familieleden kwamen met allemaal ongevraagd advies, ooms werden vervelend, de buurtjongens lieten je niet met rust, je kent het vast wel. Het stomme was alleen dat ik in zekere zin nog steeds ongezien bleef. Men reageerde alleen op mijn buitenkant. Het interesseerde niemand wat ik zelf verder dacht of voelde.”

‘Ik heb lang gedacht dat dat het lot was van alle vrouwen’

Ze rekte zich uit. „Nu ik een oud wijf ben, ben ik al helemaal onzichtbaar. Want bejaarden vindt niemand nog interessant.” „Ik vind je interessant”, zei ik. „Maar dat is omdat je nog geld van me krijgt.” „Dat helpt natuurlijk wel.”

Ze grinnikte.

„Ik heb lang gedacht dat dat het lot was van alle vrouwen”, zei ze ten slotte. „Dat niemand je echt ziet, zelfs niet wanneer je in de bloei van je leven bent. Maar het gebeurt ook bij jongens en mannen. Neem mijn kleinzoon. Van kinds af aan het meest gevoelige joch van de wereld, maar omdat hij gebouwd was als een hunebed dacht iedereen dat hij wel tegen een stootje kon. En toen hij als tiener helemaal in een meteoriet van een vent veranderde ging men er maar van uit dat hij ook van binnen zo sterk was. Daar loopt hij inmiddels voor bij een therapeut.”

Ze pulkte aan haar omslagdoek.

„Er zijn zoveel vooroordelen op basis van je lichaam, en men neemt zelden de moeite om die opzij te schuiven. Het meeste contact vindt plaats op basis van aannames, in plaats van op doorvragen en de ander echt proberen te zien. Waardoor veel sociale ervaringen toch een soort plastic afval zijn. Nutteloos en vaak zelf schadelijk, maar vooral onafbreekbaar.”

„En nu?”

Ze pakte haar shag.

„Nu ben ik toe aan een borrel.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.