Cultuur hoort weer bij een minister, en dat kan positief zijn, vindt de sector

De kabinetsposten zijn verdeeld, anders dan in het vorige kabinet komt er geen staatssecretaris voor cultuur en media. Die verantwoordelijkheid komt te liggen bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vraagt rijst nu wat die verdeling betekent voor cultuur. In een kabinet dat nadrukkelijk politieke betekenis toekent aan nieuwe ministeries, de bezetting van posten en de namen van ministeries, kan de keuze veelzeggend zijn. En Eppo Bruins, de minister van OCW, heeft zich tot nu toe in zijn loopbaan niet gericht op cultuur, maar op hoger onderwijs.

Toch is het een „misvatting” om te denken dat het afschaffen van de staatssecretaris voor Cultuur en Media een statement tegen cultuur is, vindt Jeroen Bartelse, co-voorzitter van Kunsten’92 en directeur van het Utrechtse concertzalencomplex TivoliVredenburg. Cultuur hoort nu weer bij een minister en dat is goed nieuws, vindt hij: „Het is een taakverdeling die je vaker ziet en die ook onze voorkeur heeft, we hebben op deze manier een plek aan tafel in de ministerraad.”

Cultuur is in de afgelopen tien kabinetten vier keer ondergebracht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in plaats van bij een staatssecretaris. Heel kort was er minister Maria van der Hoeven (CDA), daarna Ronald Plasterk (PvdA), Jet Bussemaker (PvdA – zij deed cultuur, staatssecretaris Sander Dekker was belast met media) en in kabinet Rutte-III vervulde Ingrid van Engelshoven (D66) de portefeuille.

Peter van den Bunder, belangenbehartiger bij de vakbond Kunstenbond, deelt de visie van Bartelse. En dat Eppo Bruins van NSC is (van origine ChristenUnie), daar is Van den Bunder ook blij mee. „Dat is een partij die hecht aan goed bestuur.” Over het cultuurgehalte van minister Bruins zelf is nog weinig te zeggen, concludeert Van den Bunder.

Deze taakverdeling heeft onze voorkeur, we hebben nu een plek aan tafel in de ministerraad

Jeroen Bartelse
co-voorzitter van Kunsten’92, directeur TivoliVredenburg

Conservatorium

Affiniteit met cultuur is in ieder geval af te leiden uit de jaren (1985-1987) dat Bruins in Zwolle aan het conservatorium piano studeerde, of uit zijn deelname aan een gospelkoor dat hem in 1988 richting het christendom bracht. In zijn werk heeft hij zich daarentegen niet bezig gehouden met cultuur, en slechts zijdelings met media: in zijn eerste termijn als Kamerlid (2015 –2017) was hij voor de ChristenUnie woordvoerder voor onder meer media.

Bruins zal het vooral druk hebben met de voorgenomen bezuiniging op hoger onderwijs, verwacht Van den Bunder. Afgezien van de omstreden btw-verhoging van 9 naar 21 procent staan in het hoofdlijnenakkoord nog weinig concrete plannen voor de cultuursector. „Dat er qua cultuurbeleid weinig is opgeschreven, daar ben ik ook blij mee. Dat klinkt tegenstrijdig, maar met dit kabinet is dat goed nieuws.” Geen beleid betekent ook geen schadelijk beleid, is zijn conclusie.

„Te gek voor woorden eigenlijk”, vindt Tweede Kamerlid en cultuurwoordvoerder Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA), „dat je uit angst voor beleid blij bent met een beleidsarme minister.” Het aanstaande kabinet heeft zich met de verhoging van het btw-tarief op cultuur voorgenomen om een ingrijpende verandering door te voeren, vindt ze. Dan zou het kabinet ook een staatssecretaris aan moeten wijzen die dat „met visie en beleid” gaat uitvoeren. Nu kiest het kabinet „voor de makkelijkste weg” door een bewindspersoon aan te stellen die het met meerdere portefeuilles druk heeft.


Lees ook

Waarom moet het geld per se bij kunst en boeken vandaan komen?

Boekwinkel Broese in Utrecht. Als de btw in 2026 verhoogd zou worden van naar 21 %, worden naar verwachting 9,4% minder boeken verkocht.

Veel te doen

Er mag dan niet veel cultuurbeleid in het hoofdlijnenakkoord staan, maar er is wel veel te doen voor een cultuurminister. De manier waarop rijkssubsidies worden toegekend moet de komende jaren grondig worden herzien. Begin dit jaar kwam de Raad voor Cultuur met een breed gedragen advies voor een nieuw landelijk subsidiestelsel.

Een van de belangrijke doelen van die hervorming is betere samenwerking tussen gemeenten en het Rijk. Geld moet meer regionaal worden toegekend, provincies krijgen daarin een belangrijkere rol. „Daarvoor is veel overleg nodig”, zegt onderzoeker Bastiaan Vinkenburg van adviesbureau Berenschot, die gemeenten adviseert over cultuurbeleid. „Het Rijk spreekt zich nu niet uit, gezien het hoofdlijnenakkoord. De regionale overheden hebben hun wensen al kenbaar gemaakt.” De eerstvolgende subsidieperiode van 2025-2028 zal nog volgens het huidige stelsel verlopen. Maar in 2028 moet er een nieuw stelsel klaarstaan. En dat moet in deze kabinetsperiode worden voorbereid.

Maar eerst moet Eppo Bruins „de ruimte krijgen om zich te profileren als echte cultuurminister”, vindt Jeroen Bartelse (Kusten’92). Hij hoopt drie dingen: dat Bruins gaat staan voor de artistieke vrijheid, dat hij „radicaal openstaat voor alle kunstuitingen”, en dat hij de aangekondigde verhoging van het btw-tarief op cultuur van 9 naar 21 procent niet door gaat voeren. „Als dat zijn eerste wapenfeit is, maakt hij zichzelf onsterfelijk.”

Bruins gaat voor zijn beëdiging nog niet in op de inhoud van zijn portefeuille, laat hij NRC weten. Op de website van NSC staat al wel een kort interview, waarin hij zegt „Vanuit mijn diepste overtuiging zal ik de vrijheid van onderwijs, de academische vrijheid en de persvrijheid verdedigen en erken ik de noodzaak van onafhankelijke journalistiek en een bloeiende culturele sector.” En op de vraag wat hij hoopt te bereiken, zegt hij: „Ruimte en vrijheid voor onderwijs, cultuur en media om op een positieve wijze bij te dragen aan onze samenleving.”