N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Een bezoek aan het Turkse dorp Köprücük is een reis terug in de tijd. Het ligt diep in de bergen van de mediterrane provincie Adana. De slingerende wegen erheen zijn onverhard en stenig. De huizen zijn van natuursteen, golfplaten en hout. Vrouwen koken buiten in een grote houtoven. Drinkwater wordt vervoerd met pakezels. Er is sinds enkele jaren stroom en internet, maar die vallen vaak uit. Zeker in de winter als er metershoge sneeuw ligt. De moderne miljoenenstad Adana is ver weg.
Dit afgelegen bergdorp was in 2016 landelijk nieuws in Turkije. Elf meisjes uit Köprücük kwamen om het leven bij een brand in een internaat van de islamitische broederschap Süleymancilar. De brand legde bloot hoe kinderen uit arme gezinnen in de armen worden gedreven van religieuze ordes, die kloosters, koranscholen, weeshuizen en internaten of studiehuizen bestieren. Eeuwenlang waren deze ordes onafhankelijk, maar onder president Erdogan zijn ze sterk verweven geraakt met de staat. Ze spelen een sleutelrol bij diens pogingen Turkije te islamiseren via het onderwijs.
De kinderen van Köprücük gingen eerst naar een basisschool in hun dorp, die was gevestigd in een houten noodlokaal. Maar toen het schooldak onder het gewicht van sneeuw was ingestort, moesten ze naar school in Aladag, anderhalf uur verderop. Omdat de weg slecht was, en er geen schoolbus reed, waren de ouders gedwongen om hun kinderen gedurende schooljaar onder te brengen in een internaat in Aladag. Er was een slaapzaal van de overheid, maar die was om dubieuze redenen gesloten. Een ambtenaar adviseerde hen bij de Suleymancilar te gaan kijken, zij hadden uitstekende internaten voor jongens en meisjes.
Turkse kinderen gaan vaker in een andere stad naar school en verblijven dan in internaten. De staat heeft duizenden seculiere instellingen, maar de capaciteit daarvan is ontoereikend. In Istanbul zijn er 32 studenten per bed. Daarom hebben gezinnen vaak geen andere keuze dan hun kinderen onder te brengen in een particulier internaat, waarvan de meeste in handen zijn van broederschappen.
Leden van Süleymancilar brachten een bezoek aan Köprücük om de argwanende dorpelingen te overtuigen. „Ik zei: ‘ik ken jullie niet. Ik kan mijn kinderen niet aan jullie meegeven’”, vertelt Mehmet Ali Bas, een goedlachse man met een gegroefd gelaat, een droevige blik en stoppelbaard. „Maar sommige ouders namen hun aanbod aan. Toen verscheen er een vertegenwoordiger van de gouverneur in ons leven. Hij probeerde ons te overtuigen om onze kinderen naar de internaten van de broederschap te sturen. Hij zei: ‘Ik verbleef daar ook als scholier. Ze zijn beter dan die van de staat.’”
Zonder familie
Vader Bas was niet overtuigd. Hij huurde een auto, bond de spullen van zijn kinderen op het dak en reed naar Aladag. Maar daar bleken ze alleen bij de broederschap terecht te kunnen. Andere internaten waren te duur voor een arme mijnwerker als hij. „De directeur van het internaat beloofde ze om de paar weekeinden met een bus naar huis te brengen”, zegt Bas. Maar de weken verstreken zonder teken van leven. „Toen ik belde, zeiden ze dat ik niet voor de bus had betaald. Mijn kinderen verbleven maanden in Aladag zonder hun familie te zien.”
Op 29 november 2016 brak er brand uit in de meisjesslaapzaal. Het gebouw stond snel in lichterlaaie want de vloer was van hout, er lag vloerbedekking, en de muren hadden lambrisering. De beheerders hadden de klink van de deur naar de brandtrap afgehaald zodat de meisjes niet zouden weglopen. Sommigen wisten te ontsnappen aan de vuurzee door uit de ramen van de tweede verdieping te springen, waarbij ze hun benen braken. Elf meisjes kwamen om, onder wie een dochter van Bas.
De ramp legde het samenspel tussen de staat en de ordes bloot. Een parlementaire commissie deed onderzoek naar de toedracht. Die concludeerde dat de slaapzaal niet voldeed aan de voorschriften, ook al waren alle papieren in orde. Er was sprake van ernstige nalatigheid van de beheerders en de lokale autoriteiten. Acht mensen werden veroordeeld wegens dood door schuld, onder wie de internaatsdirecteur. Maar ze kwamen vrij als onderdeel van een amnestieregeling. De woede bij Mehmet Ali Bas en de andere dorpelingen ligt nog dicht onder de oppervlakte. „Ik vertel mijn verhaal al vijf jaar aan iedereen die het wil horen. Maar het heeft niets opgeleverd. Iedereen heeft zijn straf ontlopen.”
Het was niet de eerste keer dat broederschappen in opspraak raakten, en ook niet de laatste. In december brak er een groot schandaal uit in de Ismailaga-orde, een van de grootste en meest conservatieve broederschappen van Turkije. Dit draaide om de dochter van Yusuf Ziya Gümüsel, leider van een prominente stichting van de orde. Ze zegt dat haar vader haar als zesjarige uithuwelijkte aan een volgeling, die haar langdurig seksueel misbruikte. Dit onthulde de krant Birgün op basis van de aanklacht die ze in 2020 indiende tegen haar man en ouders. De politie stelde pas een onderzoek in na de publicatie. Hierop is Gümüsel opgepakt, zijn proces begint op 30 januari.
Het schandaal leidde tot een groot politiek en maatschappelijk debat over religieuze ordes. De kritiek spitst zich toe op de behandeling van vrouwen en kinderen. De Ismailaga-orde staat meisjes niet toe om te studeren en legt vrouwen tal van beperkingen op. Bovendien zijn broederschappen vaker in het nieuws geweest vanwege kindermisbruik. Maar de stichting hield vol dat de kindbruid een incident was dat los stond van haar werk. De stichting beheert van een groot complex in Istanbul met een moskee en slaapvertrekken, waar honderden kinderen wonen. President Erdogan viel de broederschap bij. „Mensen die de kwestie in verband brengen met de islam en de instellingen die het geloof vertegenwoordigen, hebben kwade bedoelingen”, zei hij.
Seculiere Turken willen dat de ordes aan banden worden gelegd. Zij zien ze als een gevaar voor de in naam nog altijd seculiere staat. Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de Turkse republiek kondigde een verbod af op ordes. Formeel is dat nog steeds van kracht. In Atatürks ogen was vooruitgang alleen mogelijk zonder het verstikkende geloof. Broederschappen werden vervolgd en gingen ondergronds. Maar de repressie verwaterde. Na de militaire coup in 1980 knoopten rechtse regeringen banden aan met ordes om stemmen te werven.
Toch is de cliëntelistische relatie tussen de staat en de broederschappen nog nooit zo sterk geweest als onder Erdogan, zegt politicoloog Salim Çevik van de Duitse denktank Stiftung Wissenschaft und Politik. „Hoewel de ordes zich aan de rand van het religieuze landschap bevinden, hebben ze onder Erdogan onevenredig veel toegang tot de staat gekregen. De financiële steun en de donaties van land voor internaten hebben een enorme vlucht genomen.” Ordes hebben via een overheidsprogramma voor ‘waardeneducatie’ zelfs een officiële rol gekregen in het onderwijs.
Erdogan heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij een vrome generatie wil creëren. Dat doet hij deels via staatsinstellingen als Diyanet, dat imams opleidt en de vrijdagpreken dicteert aan de 90.000 moskeeën in Turkije. Ook is het aantal religieuze Imam Hatip-scholen sterk uitgebreid. Daarnaast zet hij de broederschappen in, die vooral actief zijn op het platteland en in arme buitenwijken van grote steden. „Beiden bereiken andere mensen, en met een ander doel”, zegt Çevik. „Ze vullen elkaar aan.”
Broederschappen concentreren zich van oudsher op onderwijs, dat ze zien als de sleutel tot sociale mobiliteit. Erdogan, zelf een product van de Iskenderpasa-orde, zag onderwijs als middel om een religieuze elite te creëren, als alternatief voor de seculiere elite die de republiek sinds het begin domineerde. Want hij wierp zich dan wel op als de kampioen van de religieuze arbeidersklasse op het platteland en in de arme buitenwijken. Maar hij had hoog opgeleide ondernemers en ambtenaren nodig om de economie en de staatsinstellingen over te nemen van die oude elite.
Daarom vormde Erdogan aanvankelijk een alliantie met de beweging die imam Fethullah Gülen in de jaren zeventig begon in de stad Izmir. De orde had sinds de staatsgreep in 1980 een groot netwerk van scholen, internaten en universiteiten opgebouwd. „Zij waren de enigen die grote aantallen hoog opgeleiden konden creëren voor de staatsbureaucratie”, zegt Çevik. „Dat verklaart ook de overmoed van de beweging, die uitmondde in een machtsstrijd met de regering. De Gülenisten dachten dat ze onvervangbaar waren. En dat waren ze in zekere zin ook.” Het leidde tot de mislukte coup van 2016, waarna de Gülenbeweging werd aangemerkt als een terroristische organisatie.
Toegewijde volgeling
Su (24) kijkt nog steeds met afschuw terug op haar internaatstijd. Ze groeide op in een Gülenistisch gezin en wil daarom alleen met haar voornaam in NRC. In een interview via Zoom beschrijft Su een moeilijke jeugd in een conservatief, gesloten milieu in de industriestad Bursa. Haar vader, een Gülenist, gaf les op een aan de beweging gelieerde school. Zijn sociale leven draaide om bijeenkomsten met ordegenoten.
Su had vooral moeite met haar dominante moeder. Die dwong haar om een hoofddoek te dragen en stuurde haar elke zomer drie maanden naar een religieus kamp om de Koran uit haar hoofd te leren. „Ik had een hekel aan die zomerkampen omdat de sfeer zo repressief was”, zegt Su, een kleine, frêle vrouw met een hoge stem. „We moesten de hele dag bidden en in de Koran lezen. Er stonden hoge muren om het kamp zodat niemand ons meisjes kon zien. Toch moesten we steeds een hoofddoek op. Mijn moeder sloeg me soms met een stofzuiger als ik geen hijab droeg. Hierdoor ben ik van mijn geloof gevallen.”
Haar ouders stuurden Su naar een Gülenistische middelbare school, waar ze ook verplicht was om een hijab te dragen. Maar daar had ze moeite mee. „Ik geloofde wel in God, ik wilde alleen mijn haar niet bedekken”, zegt Su. „Ik begreep nooit waarom vrouwen een hoofddoek moesten dragen en mannen niet. Toen ik dit tegen mijn ouders zei, reageerden ze fel: ‘Dat moet van God, je hebt geen keus’.
We moesten de hele dag bidden en de Koran lezen
Su
In het laatste jaar van de middelbare school woonde Su in een internaat van de Gülenbeweging in Bursa. Er woonden zo’n duizend meisjes, vooral uit arme gezinnen. Ze sliepen met twaalf op een kamer, in stapelbedden. „De internaten van ordes bieden religieuze gezinnen de mogelijkheid het ouderlijk toezicht uit handen te geven”, zegt Su. „Daarom kunnen veel vrouwen in Turkije studeren.”
Op Su’s internaat stormden de zusters vaak de kamer binnen, „om de kast te doorzoeken op onzedige kleding”, vertelt ze. „Bezoek was verboden. Ze namen onze telefoons in beslag als we moesten studeren of bidden. Ze controleerden of we contact hadden met jongens. Als we ongesteld waren, mochten we niet bidden, want dan waren we onrein. Maar als we dat als excuus gebruikten om niet te hoeven bidden wilden de zusters ons maandverband zien. Ik ken niemand die goede herinneringen heeft aan een verblijf in de slaapzaal van een sekte.”
Su had maar één doel: studeren in Istanbul zodat ze haar eigen leven kon leiden. Vlak na de coup begon ze aan een studie sociologie aan de Mimar Sinan Universiteit. Zonder de coup was dat nooit gelukt, zegt ze. „Dan hadden mijn ouders me naar de Fatih Universiteit gestuurd, gelieerd aan de Gülenbeweging, om Turkse literatuur te studeren. Ze vinden dat beter passen bij een vrouw. En dan was ik naar een internaat van de sekte gegaan. Maar na de coup waren ze zo bang dat ze me naar een duurder staatsinternaat stuurden.”
Su is niet de enige van haar generatie die niet meer gelooft. Hoewel betrouwbare statistieken ontbreken, wijzen tal van peilingen op toenemend secularisme, net als het ongeruste rapport dat het ministerie van onderwijs in 2018 publiceerde, getiteld ‘De jeugd glijdt af naar het deïsme’. Volgens experts sluit de dogmatische notie van religie, zoals uitgedragen door de staat en religieuze instellingen, niet aan bij de belevingswereld van jongeren.
Nieuwe generatie
„Het conservatisme is erg repressief in ons land”, zegt de islamitische theoloog Hayri Kirbasoglu in zijn met boeken bezaaide kantoor aan de Universiteit van Ankara. „Gezinnen willen dat hun kinderen hun normen en waarden overnemen. Daarom plaatsen ze hen onder de hoede van broederschappen. Maar ze realiseren zich niet dat de tijden zijn veranderd. De nieuwe generatie ziet internaten als plaatsen van indoctrinatie. Want de wereld van de ordes is niet geschikt voor de 21ste eeuw.”
Bovendien vereenzelvigen jongeren na twintig jaar bewind van een islamitische partij de islam steeds meer met corruptie. „Turkije is een eenpartijstaat geworden, die zich schuldig maakt aan diefstal, corruptie en machtsmisbruik onder de sluier van de islam”, zegt Kirbasoglu. „Drie op de vier afgestudeerde jongeren is werkloos. Een belangrijke reden is dat de staat alleen aan wie loyaal is baantjes geeft. In sollicitatiegesprekken krijgen mensen de vraag: staat u aan onze kant of steunt uf de oppositie? Dit drijft de jeugd tot wanhoop.”
Soms leidt die wanhoop zelfs tot zelfmoord. Enes Kara, een student medicijnen aan de Firat Universiteit in Elazig, beroofde zich een jaar geleden van het leven. Zijn afscheidsvideo baarde die veel opzien. Daarin zei hij dat hij „zijn levenslust had verloren” door druk van zijn familie en vanuit zijn internaat. Gebed was verplicht, net als lezen in de Koran, waardoor hij weinig tijd had voor zijn studie. „Jongeren hebben geen hoop voor de toekomst, dat is een van de grootste problemen van ons land.”
Su was zo geraakt door Kara’s zelfmoord dat ze drie dagen huilde, vertelt ze. „Ik had dezelfde gevoelens als Kara toen ik in dat internaat zat”, zegt Su met zachte stem. „Ook ik heb een zelfmoordpoging gedaan. Mijn ouders reageerden gemeen. ‘Is het leven dat je wil zo belangrijk voor jou?’, zeiden ze.” Su wil haar afstudeerscriptie, over het seculariseringsproces van jongeren die opgroeien binnen een orde, opdragen aan Kara.
Na de coup waren de ouders van Su zo teleurgesteld in de Gülenbeweging dat hun geloof verwaterde. In de zuivering die volgde, verloor haar vader zijn baan. Erdogan liet alle scholen, slaapzalen, en andere bezittingen van de Gülenisten confisqueren. De orde was volgens hem uitgegroeid tot een ‘parallelle staat’.
Wat Erdogan voor het gemak vergat was dat hij zelf de Gülenbeweging de kans gaf om de staatsinstellingen te infiltreren. Zijn doel om een vrome generatie te creëren was na de coup dan ook niet verdwenen. Hij besloot de geconfisqueerde Gülen-slaapzalen niet in staatshanden te houden, maar deze aan andere ordes te schenken.
Verlies van onafhankelijkheid
Toch heeft de mislukte coup de relatie tussen de religieuze broederschappen en de staat ingrijpend veranderd. Andere ordes wilden niet hetzelfde lot ondergaan als de Gülenbeweging, zegt politicoloog Çevik. „En ze konden de verlokking van de middelen die Erdogan aanbood ook niet weerstaan. Zo raakten ze hun onafhankelijke positie kwijt. Erdogan domineert het religieuze domein nu zozeer, dat er vrijwel geen autonome religieuze ordes over zijn. ”
Hoewel Erdogan erin geslaagd is om de ordes te binden aan de staat, concludeerde hij uit de mislukte coup dat hij hun loyaliteit nooit meer voor lief kan nemen. Daarom heeft hij zijn eigen religieuze organisaties opgericht. De belangrijkste zijn TÜRGEV en TÜGVA, die respectievelijk jongens- en meisjesinternaten beheren en worden vertegenwoordigd door Erdogans zoon Bilal en dochter Esra.
Veel internaten van de Gülenbeweging zijn na de couppoging overgedragen aan TÜGVA, onthulde de journalist Metin Cihan in 2021. „Ik noem TÜGVA en TÜRGEV de tweede parallelle staat”, zegt Cihan aan de telefoon vanuit Berlijn. „Deze organisaties imiteren de Gülenbeweging. In veel steden hebben ze de internaten van de orde overgenomen. Het doel is hetzelfde: jongeren opleiden die loyaal zijn. Uit de documenten die ik kreeg toegespeeld, blijkt dat veel leden van TÜGVA posities kregen bij de politie, het leger en de rechtelijke macht. Een nieuwe aflevering van een bekend verhaal.”
TÜGVA en TÜRGEV ontplooien de activiteiten van een orde, alleen hebben ze geen religieuze leider of ideologie. Die leemte wordt opgevuld door de adoratie van Erdogan. Op evenementen van deze organisaties, lezen jongeren uit het werk van islamitische denkers die Erdogans gedachtengoed hebben gevormd. „Erdogan wil zeker zijn van hun loyaliteit, want hij wil niet hetzelfde doormaken als met de Gülenbeweging”, zegt Çevik.
Na zijn onthullingen werd Cihan aangeklaagd wegens de „onrechtmatige inbeslagname en verspreiding van persoonsgegevens”. Hij kan zes jaar celstraf krijgen. Hij moet erom grinniken. „Met die aanklacht geven ze in feite toe dat mijn informatie klopt.” Cihan woont sinds 2019 in Duitsland. Het werd hem in Turkije te heet onder de voeten. „Ik ben een van de vele Turkse journalisten in ballingschap. Nogmaals staat degene die de misdaad onthulde terecht, niet de daders.”