Hoe leer je zingen in een koor? Samen zingen is vooral een oefening in goed luisteren

‘Rek je maar eens zover mogelijk uit, alsof je het laatste potje jam van de bovenste plank wilt pakken.” Stemcoach Albert Jan de Boer doet het even voor. Met een vijftal amateurzangers staan we om hem heen in een klein zaaltje van het Dordtse poppodium Bibelot. „Door je spieren aan te spannen adem je namelijk automatisch in, dat doen we ook als we straks gaan zingen.”

Over vijf weken mag ik meezingen in een heus concert op het Bachfestival Dordrecht, begeleid door vier beroepsinstrumentalisten. Hoewel de les van de stemcoach mijn allereerste zangles is, mag ik toch meedoen aan een participatieproject waarbij amateurzangers uit de regio (en dus ook beginners) in vier weken samen een koorwerk instuderen onder professionele begeleiding. Het biedt een laagdrempelige kans om eens te ervaren hoe dat is om samen te zingen in een koor.

Voor deze gelegenheid heeft de componist des vaderlands Anne-Maartje Lemereis een nieuw werk geschreven. Een moderne reflectie op de Johannes-Passion van J.S. Bach, die precies driehonderd jaar bestaat. Lemereis’ driedelige stuk is maar kort stuk, zo’n zes minuten. Ze heeft namelijk alleen het begin op muziek gezet van wat uiteindelijk een volledig passieverhaal moet worden. De hoop is dat amateurkoren door het hele land de handschoen oppakken en de componist een opdracht geven voor steeds een nieuwe schakel in De Ketting-Johannes.

Lemereis schrijft graag voor amateurmusici, zodat nieuwe muziek niet alleen aan professionals blijft voorbehouden, maar dat vraagt wel een bijzondere aanpak. Zeker in dit geval, waar ze van tevoren niet precies het niveau van de zangers kende, of het aantal deelnemers dat zich op zou geven. Lemereis: „Als er honderd mensen zingen schrijf je anders dan wanneer het er twintig zijn. Ik heb bewust geprobeerd om iets heel helders te componeren waarin de schoonheid van de klank centraal staat.”

Ik ben het met Lemereis eens: de samenklank van menselijke stemmen bevat een ongelooflijke schoonheid. Speel je een C-akkoord op de piano, dan is dat nog niet zo bijzonder. Maar wanneer een paar mensen datzelfde akkoord zíngen dan ontstaat er meteen energie. Die verschillende stemmen, het contrast van klankkleuren bij elkaar, dat heeft bijna iets magisch.

Begin van het einde

Voor de eerste repetitie van De Ketting-Johannes meld ik me in de mainstage van Bibelot, omringd door een mix van amateurzangers uit omgeving Dordrecht. Aangevuld met leden van het Drechtsteden Bachkoor komt het aantal op vijfenvijftig deelnemers in totaal. Ietwat onwennig wachten we op nadere instructie. „Zo, het begin van het einde is begonnen”, doorbreekt een van de bassen grappend de stilte – het is een versregel uit de bladmuziek die we thuis hebben ingestudeerd.

Die woorden zijn geschreven door Swendeline Ersilia, de stadsdichter van Dordrecht. In haar tekst heeft ze de Johannes-Passion bewust van zijn christelijke lading ontdaan. Samen met Lemereis zoekt ze naar een bredere, op zichzelf staande interpretatie van het verhaal, waarin niet Jezus maar het lijden van mens en natuur de kern vormt.

Wie de oorspronkelijke tekst van Bachs Johannes kent, ziet overigens wel degelijk parallellen doorschemeren in Ersilia’s opening: „De lantarens fonkelden / de fakkels flikkerden / en de zwaarden glommen” – het is een duidelijke parafrase op de arrestatie van Jezus in de Hof van Getsemane, waar Bach zijn passie mee laat beginnen.

Per stemgroep gaan we uiteen, om met professionele zangcoaches aan de muziek te werken. Onder de tenoren lopen de niveaus wat uiteen: sommige deelnemers zingen al jaren in een koor; één iemand heeft wel zangles gehad maar kan geen noten lezen. Ik ben de enige echte beginner. Muzikaal gezien helpt het wel dat ik piano kan spelen, maar zingen is toch een hele andere exercitie: je bent immers zelf je eigen instrument. Om goed te kunnen zingen moet je haarfijn aanvoelen wat er in je lichaam gebeurt, en wáár.

Satéprikker

De plastische uitleg van stemcoach Albert Jan helpt: „Stel je voor dat je een satéprikker horizontaal in je beide oren steekt, en eentje in je neus. Daar waar ze elkaar raken is precies het punt waar je de ng-klank zingt, van ‘honing’, en van waaruit je de klinkers laat beginnen.” We doen een oefening op de familie van de i-klank: ng-i-ee-è-ee-i-ng, aan elkaar gezongen op dezelfde noot. De uitdaging is om alle klinkers op het satéprikkerkruispunt te houden, en de klanken niet uit verschillende plekken in je mond te laten komen.

Na een paar andere stemoefeningen gaan we aan de slag met de bladmuziek van Lemereis. „Het zijn geen hele uitdagende noten”, bromt een van de tenoren die al wat meer ervaring heeft. Inderdaad, de ritmes zijn goed te behappen en er zitten geen grote sprongen in onze partij. Toch is er een passage in het eerste deel die ik best moeilijk vind om te zingen. Zodra de melodie van een G omhoog klimt, via de Bes naar een D, is het lastig om mijn volume constant te houden. Het voelt alsof ik tegen een soort plafond aan zing.

Een week later, bij de tweede repetitie, begrijp ik waarom: precies rond die Bes zit mijn ‘passaggio’, de overgang van mijn ene stemregister naar het volgende. Elk register – borststem, middenstem, kopstem – resoneert op een andere plek in je lichaam, en het vergt training om die soepel in elkaar te laten overvloeien.

We oefenen vandaag in de Trinitatiskapel, een oud Luthers kerkje in het hart van Dordrecht. Meteen bij het opwarmen voel je waarom koormuziek al eeuwenlang met kerken wordt geassocieerd: in zo’n galmende akoestiek is het heerlijk zingen; je hoort jezelf van alle kanten terug. Wat een verschil met het droge studiozaaltje van vorige week.

Trillen met je rug

We staan met zijn zessen in een kringetje, de ruggen naar elkaar toe. „Let eens op je rug en voel waar het trilt”, zegt Jonathan Ploeg, onze coach in deze sessie. Door ons zo op te stellen laat hij ons nadenken over waar we eigenlijk naartoe zingen: niet alleen recht vooruit, maar ook achter je en om je heen. Onze stemmen vullen de hele ruimte.

„Probeer deze oefening nu eens tegelijkertijd in te zetten en ook weer samen te stoppen”, vervolgt hij . Dat is nog niet zo gemakkelijk als je elkaar niet kunt aankijken, maar het lukt verrassend goed. De truc is om scherp naar elkaars ademhaling te luisteren: samen zingen betekent samen ademhalen.

Het is in de koorwereld een geliefd wapenfeitje: niet alleen je ademhaling, maar ook je hartslag synchroniseert met die van je koorleden tijdens het zingen. Uit wetenschappelijke studies blijken diverse positieve gezondheidseffecten: samen zingen werkt stressverlagend en stimuleert de aanmaak van het ‘knuffelhormoon’ oxytocine, dat voor een gevoel van verbondenheid zorgt. „Als ik niet meer mag zingen, dan ga ik dood”, vat een van mijn mede-tenoren het bondig samen.

De derde repetitie is een spannend moment: voor het eerst zijn we met het hele koor bij elkaar in de Wilhelminakerk, de locatie waar het concert over twee weken plaatsvindt. We zingen nog een beetje onwennig. Omdat de Ketting-Johannes speciaal voor deze gelegenheid is geschreven, heeft niemand deze muziek ooit horen klinken – zelfs Lemereis niet, die vandaag even komt luisteren. Ersilia, die ook is aangeschoven bij de repetitie, lijkt haast een beetje beduusd na de eerste doorloop: „Ik hoor mijn eigen werk eigenlijk nooit uit de mond van iemand anders.”

Stomme ‘e’

Er is werk aan de winkel met onze uitspraak en intonatie. Een van de zangcoaches grijpt in: „Dames en heren, ik hoor bij u allemaal ‘ZWAAR-duhn’, ‘FLIK-kuhr-duhn’, ‘FON-kuhl-duhn’. Het gesproken Nederlands heeft veel stomme e’s, maar als u zingt moet u ze wel mooi uitspreken.” Ik denk aan de satéprikkers: tegen de bovenkant van het gehemelte horen ze te zitten, die klinkers, en niet zo lui naar beneden gezakt zoals in het dagelijkse spraakgebruik. Iedereen grinnikt, maar de gezongen tekst wordt direct beter verstaanbaar.

„Tenoren, ik wil graag alleen even jullie ‘ah’ horen vanaf maat 25, met opmaat”, verzoekt koordirigent Johannes Gierl, die het project leidt. De lange noot die wij daar zingen heeft naar zijn smaak nog niet helemaal de juiste kleur: „Luister goed naar elkaar.” Grappig, door alleen al onze oren goed te spitsen, leeft de toon meteen op. Bijna als vanzelf lijkt mijn stemklank zich ineens af te stemmen op die van mijn buurmannen. Samen zingen is vooral een oefening in goed luisteren.

We hebben nog twee sessies te gaan tot het concert, maar nu al, aan het einde van deze eerste tutti-repetitie, is onze koorklank strakker dan aan het begin van de avond. Wat smelten al die stemmen geweldig samen in het wiegende slot van het derde deel. Het heeft bijna iets magisch hoe we het woordje ‘stilte’ op Lemereis’ harmonieën door de ronde kerk laten echoën. Dat koorzingen, dat zou iedereen moeten doen.

Het Bachfestival Dordrecht vindt plaats van 21 t/m 29 juni. De Ketting-Johannes van Anne-Maartje Lemereis en Swendeline Ersilia is te horen in de Wilhelminakerk (Dordrecht) op zondag 23 juni. Info en tickets: bachfestivaldordrecht.nl