Dirigente Marin Alsop maakt van het Concertgebouworkest een solide groove-formatie

Een all-American programma. Zo ziet de agenda van de Amerikaanse dirigente Marin Alsop er meer dan eens uit als ze buiten de VS komt gastdirigeren. Vrijdagavond stond ze voor het eerst in achttien jaar weer op de bok bij het Concertgebouworkest. Dat deed ze één keer eerder, in 2006. Een historisch moment: na bijna een eeuw werd het orkest weer geleid door een vrouw.

Alsops cv leest als een aaneenschakeling van eerste keren. De bekendste is dat ze als eerste vrouw chefdirigent werd bij een Amerikaans toporkest, het Baltimore Symphony Orchestra (2007-2021). Haar loopbaan maakte haar recent tot inspiratiebron voor de dirigentenfilm Tár (2022) met Cate Blanchett in de hoofrol. Tegenwoordig is de 67-jarige Alsop vaak in Europa te vinden, als chef bij de Weense en Poolse radio-orkesten.

En nu dus voor een avondje terug bij het Concertgebouworkest. Helemáál Amerikaans is het trouwens niet, want er staat ook een Hongaar op het programma: Béla Bartók met zijn vaakgespeelde ‘Concert voor orkest’. Maar Bartók componeerde dit instant succesnummer in New York, en ziezo, het thematische cirkeltje is rond.

Er is nog een ingrediënt dat dit programma samenbindt: groove. Het begint al met de opener voor strijkorkest, ‘Strum’ van de New Yorkse componiste Jessie Montgomery (1981). De titel van dit catchy werkje laat zich gemakkelijk duiden. Montgomery legt verschillende strijkersttexturen over elkaar heen, zoals een wijdse vioolmelodie die opstijgt boven gitaarachtige, getokkelde akkoorden. De melodische taal doet denken aan het dwarrelende strijkersidioom van begin twintigste-eeuwse Britten als Ralph Vaughan-Williams en William Walton. Maar Montgomery neemt vaak genoeg een andere afslag om ‘Strum’ een eigen kleur mee te geven.

De zich vaak verleggende accenten van Montgomery maken de oren klaar voor de groothandelaar in almaar voortstuwende ritmes: John Adams. Zijn ‘Fearful Symmetries’ (1989) staat hier voor het eerst op de lessenaar bij het Concertgebouworkest. Net als bij zijn wervelende ‘Short Ride in a Fast Machine’ van drie jaar eerder ontketent Adams een opwindende rit bomvol maatwisselingen, tegenritmes en kleurvariaties (saxofoon! synthesizer!). Maar anders dan zijn ‘Short Ride’ (van een kleine vijf minuten) ben je met ‘Fearful Symmetries’ een halfuur zoet. De groove continu puntig houden in de gulle akoestiek van de Grote Zaal is voor de musici nog geen makkelijke opgave. Maar onder Alsop, voor wie dit pulserende repertoire een tweede natuur is, tuft het Adams-treintje onbekommerd langs de vele verrassende wissels die de partituur opwerpt.

Na de pauze is Alsops lessenaar verdwenen: Bartóks ‘Concert voor orkest’ gaat uit het hoofd. Alsop zwaait met zicht- en hoorbare overgave en begeeft zich regelmatig tot aan de randen van het dirigentenpodium. Het levert diep gonzende strijkers op – wat klinken die bassen lekker in de mysterieuze eerste maten – en contrasterende passages die prettig bartókiaans op elkaar afketsen.

Alsop zwengelde vanavond het orkestrale motortje aan en hield het steevast soepel draaiend.