Het laatste oerbos van Europa is veranderd van een vreedzaam toeristisch stuk wildernis vol muggen tot een frontlinie. Althans, zo spreekt de Poolse premier Donald Tusk over de grenszone tussen Wit-Rusland en Polen. Maandelijks proberen duizenden migranten de Europese Unie te bereiken door zich onder, door, of over een metershoog hek te manoeuvreren.
Al langer spreken de Polen van een hybride oorlog die Rusland en Wit-Rusland tegen Polen voeren, met als wapen illegale migranten. In de aanloop naar de Europese verkiezingen nam het aantal migranten toe. Evenals het geweld dat ze al dan niet – gedwongen door Wit-Russische grenswachten – gebruiken. Vorige week overleed een jonge grenswacht, Mateusz Sitek (21), aan zijn steekwonden die hij had opgelopen na een mesaanval. Meteen kondigde Tusk zware maatregelen aan tegen „deze hybride oorlogsvoering, gericht op het destabiliseren van de Poolse staat en heel Europa”.
Humanitaire boodschap
Die taal is opvallend aangezien Tusk vorig jaar de parlementsverkiezingen won met een humanitaire boodschap. Migranten waren „arme mensen op zoek naar hun plek op aarde”, zei hij eerder als oppositielid. De verwachting was dan ook dat pushbacks, staande praktijk onder de vorige radicaal-rechtse PiS-regering, zouden worden gestopt. Humanitaire hulpteams moesten de vluchtelingen, die soms wekenlang in het oerbos verblijven, helpen.
Maar die beloftes lijken weinig waarde te hebben. Pushbacks vinden onder Tusk nog steeds plaats, zeggen ngo’s. En het zijn vooral de bewoners van het grensgebied die de vluchtelingen eerste hulp, eten en drinken aanbieden én niet-professionele hulpteams. De enige die wél naar de verkiezingsboodschap van Tusk lijkt te hebben geluisterd is de openbaar aanklager. Drie soldaten werden onlangs gearresteerd nadat ze in de lucht schoten als waarschuwing tegen de migranten. Het in de lucht schieten zou „levens in gevaar brengen”, aldus de openbaar aanklager.
Grenzen bestormen
Dat kwam in Polen op veel kritiek te staan. „Een absoluut schandaal”, noemde voormalig minister van Defensie Mariusz Blaszczak van PiS de aanhoudingen. Volgens hem hadden Poolse soldaten nu te maken met een aanval van migranten én een aanval van de minister van Justitie Adam Bodnar. De extreemrechtse Konfederacja-partij beschuldigde de regering ervan „zich meer zorgen te maken over illegale migranten die op bevel van Poetin onze grenzen bestormen dan over Poolse soldaten”.
De premier sprak niet meer over „arme mensen, maar van „zeer agressieve mannen”
Vlak voor de Europese verkiezingen draaide de taal van Tusk. De premier sprak niet meer over „arme mensen” maar van „georganiseerde groepen zeer agressieve mannen, tussen de 18 en 30”. Coalitiegenoot en parlementsvoorzitter Szymon Holownia, die tijdens kerst nog op de foto stond met een groep migranten die over de grens met Wit-Rusland was gevlucht, spreekt nu over „misdadigers” waar soldaten „het recht moeten hebben om op te schieten”.
Parasieten en andere ziektes
De opvattingen over vluchtelingen zijn in Polen nooit heel liefdevol en barmhartig geweest – op Oekraïners na. Maar in een paar maanden tijd is de taal van de regering Tusk wel verhard. Waarschijnlijk zal het niet het niveau bereiken van de vorige PiS-regering, waarvan de leider Jaroslaw Kaczynski beweerde dat vluchtelingen „parasieten en andere ziektes” met zich meedragen.
Lees ook
Verrassende klappen voor de ‘illiberalen’ in Midden-Europa
Toch ziet Wojciech Sadurski, hoogleraar rechten aan de Universiteit van Sydney, de taal over migranten wel erg snel veranderen in Polen. „De pogrominhoud doordrenkt het publieke debat steeds meer”, schrijft hij in een opiniestuk in Gazeta Wyborcza. Het gaat niet meer over „of vluchtelingen moeten worden neergeschoten maar hoe”. En: „Para-fascistische opvattingen die ooit aan de rand van de samenleving opdoemden worden nu mainstream”.
Ook kritiek op het taalgebruik van de regering-Tusk kan in Polen alleen in harde bewoordingen.
In het gasthuis van stichting INLIA in Groningen hanteert directeur John van Tilborg al 36 jaar één harde lijn: medewerkers liegen nooit tegen hun gasten. Die gasten, dat zijn dakloze vreemdelingen zonder verblijfsvergunning. Toen Van Tilborg twee weken geleden een bijeenkomst organiseerde om te vertellen dat asielminister Faber de financiële steun voor de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) in Groningen, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Amsterdam vanaf januari stopt, kon hij ze dan ook niet beloven dat ze in de opvang kunnen blijven. Dat zou liegen zijn. Hij zei wel dat hij zich niet kon voorstellen dat ze op straat terecht zouden komen.
Hij kreeg gelijk. „Ik kon niet geloven dat Groningen dat zou doen. Dat zit niet in de cultuur hier. Dit is niet de stad om mensen aan hun lot over te laten”, zegt Van Tilborg. Hij zit deze vrijdagmiddag in een lokaal van de opvang, op een bedrijventerrein in Groningen. Aan de muur hangen tekeningen, gemaakt door bewoners van de opvang. Twee dagen eerder stemde de gemeenteraad van Groningen unaniem tegen een motie van de PVV om de LVV-opvang „conform landelijk beleid” te sluiten. „Het standpunt van de gemeente Groningen is dat wij mensen niet zonder enig perspectief op straat willen hebben. Dan kan men geen kant meer op. Dat is de reden dat wij voor het openhouden van de LVV zijn. Als dat ons een aantal middelen kost, dan doen wij dat ook. Dat hebben we er graag voor over”, zei burgemeester Koen Schuiling (VVD).
Vanaf 1 januari stopt minister Marjolein Faber (PVV, Asiel en Migratie) de subsidie voor de bed-bad-broodopvang. In de vijf locaties verblijven nu zo’n zeshonderd mensen. Faber „zet in op terugkeer”, schreef ze vorige maand op X. De mensen in de opvang hadden volgens haar „al lang moeten vertrekken”. Amsterdam en Utrecht nemen de kosten van de opvang, net als Groningen, zelf over. Rotterdam stopt met de regeling. Het college had afgesproken alleen door te gaan als het Rijk daar geld voor geeft. Eindhoven wil opvang en begeleiding blijven bieden.
Geen perspectief
In de opvang in Groningen verblijven momenteel zo’n honderd mensen. Die zijn zelf bij de opvang gekomen of aangemeld door anderen, zoals door Vluchtelingenwerk, het COA of door hun advocaten. In Groningen voert stichting INLIA (Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven met Asielzoekers) de opvang van dakloze vreemdelingen uit voor de gemeente. De stichting, in 1988 opgericht, is een netwerkorganisatie van kerken die asielzoekers en vluchtelingen helpen.
De bewoners hebben spannende weken achter de rug. Een oudere vrouw kon er niet van slapen, vertelt Van Tilborg. Ze had geen eetlust meer en een hoge hartslag door alle stress. „Ze dacht dat ze dood zou gaan. Ik hoop dat het voor haar nu rustiger wordt.”
Een 37-jarige man uit Armenië vertelt dat hij blij is dat hij in de opvang kan blijven. Zijn procedure om op grond van zijn medische problemen in Nederland te kunnen blijven, loopt nog. Hij zit in een rolstoel. „Hier in de opvang is het goed. Ik ben hier nu bijna drie jaar. De mensen hier helpen mij. Sluiten is niet goed. Dat zorgt voor problemen.”
Als Van Tilborg een 51-jarige man uit Mauritanië verzekert dat de gemeente echt doorgaat met de opvang, reageert die opgelucht. „Dat is goed nieuws. Niemand wil op straat belanden.” Hij kan het weten. De man is al dertig jaar in Nederland. Vijftien jaar daarvan bracht hij door op straat. „Ik ben sinds 2018 weg van de straat. Daar wil je niet zijn op mijn leeftijd.”
Hij is al een paar jaar bezig met het terugkeerprogramma. „De IND twijfelt over mijn nationaliteit. Ik moet bewijzen dat ik ben wie ik zeg dat ik ben. Maar de documenten, zoals een geboorteakte en identiteitsbewijs, zijn lastig te krijgen.”
De man wil ook graag terug. „Ik zit nu stuk. Ik kan niet verder en niet terug. Het is lastig dat het zo lang duurt. Ik heb geen perspectief. Teruggaan is een goede oplossing voor mijn situatie. Dan zou ik op een boerderij kunnen werken. Maar we zijn daar nog niet. Als de papieren er zijn, kan ik verder met plannen maken voor de toekomst.”
Een van de zeven zogenoemde perspectiefmedewerkers die bij INLIA werken, begeleidt hem bij het regelen van zijn papieren. Dat zijn vaak lange processen, zegt Van Tilborg. „Deze mensen zitten hier omdat het niet gelukt is om ze terug te krijgen naar het land waar ze vandaan komen. Mensen kunnen vaak de papieren niet krijgen om hun identiteit vast te stellen. Als je weg moet, als je moet vluchten, ben je niet altijd in de gelegenheid om papieren te regelen.”
Medewerkers van INLIA lezen van elke nieuwe gast het dossier na. „We zien soms dingen die bruikbaar zijn, zoals fouten in de procedure”, vertelt Van Tilborg. Sommige mensen krijgen dan ook alsnog een verblijfsvergunning. Anderen kunnen terug naar de reguliere opvang van het COA, omdat ze toch nog recht op opvang blijken te hebben. Een deel van de mensen gaat terug naar het land van herkomst, vertrekt naar andere plekken in Nederland, of verdwijnt. Van Tilborg: „We proberen mensen erbij te houden, maar dat lukt niet altijd.”
Met „veel creativiteit”, houdt Groningen de opvang in het Gasthuis van INLIA in elk geval volgend jaar in stand.
Foto’s: Kees van de Veen
Sinds de start van de LVV in Groningen zijn er 634 mensen opgevangen. 543 mensen zijn weer vertrokken, laat de gemeente weten. Van hen zijn 38 mensen teruggekeerd naar het land van herkomst. 176 mensen zijn uitgestroomd naar de rijksopvang en zestig mensen hebben alsnog rechtmatig verblijf in Nederland gekregen.
Minder mensen op straat
De LVV’s bestaan sinds april 2019. Uit cijfers over de LVV blijkt dat op 1 augustus 2024 sinds de start 2.889 personen zijn toegelaten. 2.293 zijn ‘uitgestroomd’. Voor 886 mensen is een oplossing gevonden. Zo keerden 224 personen terug naar het land van herkomst, kregen 370 mensen asiel na een herhaalde aanvraag en kregen 292 personen verblijfsrecht op basis van overige gronden. Voor 465 mensen was er nog geen uitsluitsel. Voor 942 personen heeft de LVV niet tot een oplossing geleid. 596 mensen zaten op 1 augustus nog in hun traject.
Onderzoeksbureau Regioplan heeft in november 2022 een eindevaluatie van de LVV’s gemaakt. Daaruit blijkt dat de faciliteit „bredere maatschappelijke effecten heeft”. Zo zijn groepen vreemdelingen die in gemeenten verblijven door de opvang beter in beeld, is er meer zicht op de problematiek, is het welzijn van vreemdelingen verbeterd en slapen minder mensen op straat.
In Groningen is het nooit de vraag geweest óf de opvang open zou blijven, maar hóe dat zou moeten, zegt wethouder Manouska Molema (GroenLinks, Asiel). „Als je weet om welke groep mensen het gaat, is het helemaal geen keuze om te zeggen: we stoppen hiermee.
Het zijn mensen die in heel kwetsbare omstandigheden zitten en echt hulp nodig hebben. Ze zitten vast in Nederland, in een soort niemandsland. Het beeld wordt vaak geschetst dat het mensen zijn die niet weg willen, maar het zijn vaak mensen die niet weg kunnen.”
Groningen verwacht dat de kosten voor de opvang voor dit jaar uitkomen op 5,1 miljoen euro . Met „veel creativiteit”, houdt Groningen de opvang in elk geval volgend jaar in stand. De gemeente gaat dat betalen met het geld dat zij vanuit het Rijk krijgt om de opvang af te bouwen en met geld dat zij dit jaar overhoudt op de landelijke vreemdelingenvoorziening. Maar of het lukt om in 2026 de opvang te blijven betalen, weet de wethouder nog niet zeker. „2026 staat bij ons onder druk, omdat de financiën van gemeenten dan minder zijn en we de opvang dan zelf moeten bekostigen.”
‘Een verloren groep’
De gemeente kijkt nu of het de opvanglocatie ook kan gebruiken voor andere groepen, zoals daklozen of ex-gedetineerden, die met spoed een plek nodig hebben. „In de opvang verblijven nu zo’n honderd mensen, terwijl er bijna driehonderd bedden zijn. We gaan kijken of we op deze locatie verschillende soorten opvang kunnen combineren.”
Als de gemeente niet door was gegaan met de opvang en de mensen die daar nu verblijven op straat terecht zouden komen, zou dat in één klap tot bijna een verdubbeling van het aantal daklozen in Groningen leiden, zegt Molema. „Naast dat we zeggen dat het menswaardig is om deze mensen op te vangen, zou het ook enorm veel doen met de rest van de stad als we deze keuze niet hadden gemaakt.”
Van Tilborg is opgelucht dat Groningen de opvang zelf gaat financieren. „Dit is een verloren groep mensen. Ze hebben echt hulp nodig. We hebben hier iedereen binnen zitten. Mensen met psychische problemen, mensen die terminaal ziek zijn. Die kunnen niet de straat op. Ik vind het godgeklaagd om dat zo simpel te zeggen. De straat is nooit een oplossing.”
Lees ook
Mag minister Faber uitgeprocedeerde asielzoekers op straat zetten?
Op vier trajecten is een verhoging van de maximumsnelheid naar 130 kilometer per uur „kansrijk”, zo meldde het ministerie van Verkeer en Waterstaat maandag aan de Tweede Kamer. Het gaat om de Afsluitdijk (A7), de A7 in Groningen tussen knooppunt Zuidbroek en de Duitse grens, de A37 in Drenthe tussen knooppunt Holsloot en de Duitse grens en de A6 in Flevoland tussen Lelystad en de Ketelbrug. Het gaat in totaal om 133 kilometer als je beide richtingen rekent; ongeveer 2,5 procent van het snelwegennet.
1Wie wil dit eigenlijk?
PVV en BBB. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat „daar waar dat kan” de snelheid weer omhoog moet, maar vrijwel direct werden de verwachtingen getemperd door minister Barry Madlener (Verkeer, PVV).
In 2013 werd de maximumsnelheid in veel plekken in Nederland van 120 naar 130 km/u opgevoerd. Toenmalig VVD-leider en premier Mark Rutte noemde in 2019 het terugschroeven naar 100 km/uur (overdag) een „rotmaatregel” die nodig was om stikstofruimte te creëren. In de publieke opinie is het draagvlak daarvoor gegroeid. Voorstanders van een maximumsnelheid van 100 km/u (of lager) waren in 2023 in een enquête van het CBS zelfs in de meerderheid met 52 procent van de ondervraagden. In 2020 was dit nog 44 procent.
2Wat is erop tegen?
Stikstofdepositie is op dit moment het meest prangend, maar ook geluidsnormen mogen niet worden overschreden. De vraag is hoe het kabinet hiermee denkt weg te komen. De stikstofneerslag door autoverkeer is relatief gering: met 6 procent blijft die achter bij die door bijvoorbeeld landbouw en industrie. „Maar het probleem is nou juist dat het om miljarden kleine beetjes gaat”, zegt Valentijn Wösten, jurist van de stichting Mobilisation for the Environment, die door middel van processen de overheid via de rechter heeft gedwongen om zich aan stikstofregelgeving te houden. Hij noemt het Drentse natuurgebied Bargerveen, een paar kilometer onder de A37 aan de Duitse grens, „nu al hyperoverbelast”. „Ik wens ze veel succes.”
3Wat vindt de Tweede Kamer?
Een aangenomen motie van ChristenUnie en CDA riep de regering in juni op om eerst een oplossing te vinden voor zogeheten PAS-melders en garnalenvissers die op een natuurvergunning wachten. PAS-melders zijn boeren die een melding deden volgens de Programmatische Aanpak Stikstof voor een uitbreiding, voordat deze systematiek in 2019 door de rechter werd verworpen.
Volgens het ministerie gaat de snelheid alleen omhoog op trajecten waar dit kan zonder compenserende maatregelen. Er is „überhaupt geen sprake van de inzet van ‘stikstofruimte’/extern salderen”, stelt het ministerie, waardoor niet gewacht zou hoeven worden op een oplossing voor PAS-melders en garnalenvissers. In een reactie noemt CDA-Kamerlid Eline Vedder het „cynisch” dat hun „onzekerheid voortduurt” en de regering „prioriteit geeft aan weer 130 kilometer per uur rijden op vier stukjes snelweg”.
4Hoeveel bedraagt de extra CO2-uitstoot?
Recent onderzoek van TNO, waar het ministerie op wijst, stelde vast dat de CO2-uitstoot toeneemt met zo’n 40 gram per kilometer. Qua brandstof scheelt het zo’n 1,7 liter (benzine) per 100 kilometer. In de praktijk wordt de toename in uitstoot wel iets gematigd. „Grofweg rij je 103 of 104 als je 100 mag, maar vaak niet harder dan 125 als je 130 mag”, zegt hoogleraar transportbeleid Bert van Wee (TU Delft).
Duidelijk is, zo schrijft ook het ministerie, dat de klimaatdoelen verder uit zicht raken. TNO berekende dat het vaststellen van de limiet op 100 kilometer per uur (ook ’s avonds en ’s nachts) drie petajoule brandstof per jaar scheelt. Een bindende EU-doelstelling voor energieverbruik in Nederland betreft een vermindering van 1.800 (2023) naar 1.609 petajoule in 2030.
5Hoe zit het met de verkeersveiligheid?
De verkeersveiligheid lijdt onder een verhoogde maximumsnelheid, daarover zijn deskundigen het eens. „Maar voor specifieke trajecten betreft het gelukkig zo weinig aantallen dodelijke ongevallen dat er geen statistisch betrouwbaar onderzoek te doen is”, zegt een woordvoerder van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. Uit onderzoek naar vijf jaar ‘limietverhoging’ in Nederland bleek dat „de theoretisch verwachte stijging van het aantal verkeersdoden zich niet of nauwelijks heeft voorgedaan.”
Voor de doorstroom van verkeer ligt het optimum tussen 80 en 100 kilometer per uur, zegt professor Van Wee. „Dat is 91 om precies te zijn.” Bij hogere snelheden ontstaan nadelige effecten van onderlinge snelheidsverschillen.
Lees ook
130 kilometer per uur? Blije automobilisten maar meer ongelukken en CO2-uitstoo
Het was afgelopen maandag exact een jaar geleden dat Hamas Israël binnenviel. Mocht het bij u enigszins weggezakt zijn: een groep terroristen pleegde een bloedige aanslag op een dansfestival, vermoordde 364 mensen en infiltreerde kibboetsen om onder andere kinderen te vermoorden voor de ogen van hun ouders, een zwangere vrouw te doden en voltallige families te verbranden in hun huis. Het klinkt niet bepaald als een typische werkwijze van een nobele, heroïsche groep die probeert op te komen voor een gemarginaliseerde groep.
Toch werd er op de dag van 7 oktober gedemonstreerd op, onder meer, 14(!) NS-stations. Op een dag waarop kranten foto’s van gijzelaars op de voorpagina afdrukten en Joodse families rouwen om hun geliefden, menen sommige voorstanders van vrede, vrijheid en liefde dat het gepast is om meer aandacht te vragen voor de benarde situatie van de Palestijnen. En om, langs de neus weg, degenen die de gijzelaars op brute wijze hebben meegenomen als vrijheidsstrijders te bestempelen, en tegengeluiden weg te zetten als afkomstig van kindermoordenaars en genocideliefhebbers.
Lees ook
Op veertien NS-stations een sit-in houden voor Gaza: betogers hebben dat recht, zeggen de burgemeesters. ‘Zolang het maar veilig blijft’
Goed fatsoen
Nu hebben de NS-directie en burgemeesters uiteraard volkomen gelijk dat ze die protesten niet hebben verboden vanwege de datum waarop ze plaatsvonden. De wet schrijft immers voor dat dit louter geoorloofd is als de openbare orde wordt verstoord, de verkeerssituatie wordt belemmerd of als de gezondheid wordt bedreigd. Geen van deze situaties was het geval, en dus was er inderdaad geen reden tot verbieden. Gelukkig maar dat ze niet verboden zijn, want ook de meest schurende demonstraties worden beschermd door de wet, zoals dat onze democratische rechtsstaat betaamt.
Wat wel te denken geeft is het gevoel voor goed fatsoen. Goed fatsoen is wellicht niet het eerste dat een demonstrant tot demonstreren drijft, niettemin een onmisbaar onderdeel van een demonstratie wil deze deugdzaam van aard én effectief zijn in het beoogde doel. In dit geval zijn twee vragen van toepassing, namelijk of (a) deze datum noodzakelijk en/of constructief was en (b) of het demonstreren op deze datum een respectvolle daad was.
Ten eerste: er zijn gedurende dit jaar onnoemelijk veel pro-Palestina-demonstraties geweest. Er is veel aandacht gevraagd en gekomen voor het erbarmelijke lot van de Palestijnen, zowel vanuit de publieke opinie als vanuit de media. Er is veelvuldig kritiek gekomen op de Israëlische manier van handelen en op de duizenden slachtoffers aan de Palestijnse kant. Wellicht is er door 7 oktober zelfs een toename in sympathie voor de Palestijnse kwestie dan voorheen veroorzaakt. Was deze datum dus noodzakelijk voor meer sympathie met de Palestijnen? Nee.
Ondertussen heeft ook het antisemitisme zich behoorlijk gul verspreid. Zo worden Joden door sommigen aansprakelijk gehouden voor beleid van de Israëlische regering. Bijvoorbeeld de jongeman die in het NOS-journaal nog vertelde naar aanleiding van zijn keppeltje ‘Free Palestine’ op straat te worden nageroepen – of erger. Of een Utrechtse studente met een Davidsterkettinkje om de hals, die werd uitgescholden terwijl beveiliging erbij stond en ernaar keek.
362 andere dagen
Zou dit probleem door de protesten minder erg worden, of de onderlinge vrede in Nederland erdoor gestimuleerd worden? Zouden ze ook maar enigszins invloed hebben op vrede in het Midden-Oosten? Ook hierop lijkt het antwoord nee. Op deze datum een demonstratie plannen is, kortom, noodzakelijk noch constructief.
Tot slot is het nog maar zeer de vraag of het van respect getuigt om op de dag waarop ruim 1.200 levens werden weggerukt, een oorlog werd gestart die tot duizenden doden aan beide kanten heeft geleid en 251 gijzelaars (waarvan er nog 101 vastzitten) werden meegenomen, nogmaals aandacht te vragen voor het Palestijnse leed.
Een groot deel van de demonstranten zal er ongetwijfeld staan met goede bedoelingen. Het is het soort goede bedoelingen dat leidt tot echt vreedzame initiatieven, zoals de ontroerende ‘Deel de duif’-actie vanuit een viertal jongeren.
Op 4 en 5 mei zijn er niet of nauwelijks pro-Palestina-protesten geweest. Dit getuigde destijds jegens alle geïnteresseerden van een basale hoeveelheid goede respect.
Waarom zou 7 oktober wel een goede protestdatum zijn? Er zijn voor fatsoenlijke en moreel gemotiveerde activisten nog 362 andere dagen beschikbaar.
Lees ook
Eva Jinek had een Palestijnse en een Joodse vrouw aan tafel, en dat was bijzonder op de dag van uitersten