In het prachtige ‘Hardkoor’ bekvechten schaamte en woede in het moederbrein

Een paar jaar geleden viel theatermaker Naomi Velissariou ten prooi aan een burn-out. Van de ene op de andere dag hield haar lichaam het voor gezien. Ze besloot er, met het beetje energie dat ze ervoor op kon brengen, een voorstelling over te maken: Hardkoor. In een poging grip op haar ziekte te krijgen, wellicht, maar ook om via die weg iets bloot te leggen over de wereld waar we in leven.

Want de burn-out waar ze aan leed, lijdt, is niet louter een privé-aangelegenheid. Net als de angst, de opgekropte woede en het gebrek aan verbinding waar ze zich in haar Permanent Destruction-reeks (2018-2020) mee bezighield, ontmaskert ze ook haar burn-out als een manifestatie van een maatschappelijk probleem.

Permanent Destruction, het duo dat ze vormde met soundproducer Joost Maaskant, was nogal een belevenis. Theatrale technofeesten waren het, waarin Velissariou imponeerde met een krachtige vrouwenrol die haar eigen narratief vormgeeft, maar tegelijkertijd ook voelbaar maakte hoe schier onmogelijk het is om in deze maatschappij, in het bijzonder als vrouw, tot een liefdevol zelfbeeld te komen. De teksten waren in het Engels, Velissarious zangstem werd vervormd door een elektronische autotune. Ook met de nadrukkelijke vormgeving en een ironie die uit haar houding leek te spreken, hield ze het publiek op veilige afstand – een afstand die het, paradoxaal genoeg, mogelijk maakte zich des te directer en weerlozer op te stellen.

Theatraal concert

Haar nieuwe voorstelling Hardkoor, waarmee ze dit weekend te zien is op het Holland Festival, lijkt een voortzetting van deze reeks. Ook dit is een theatraal concert, al is de bezetting wat gewijzigd. Maaskant stond wel aan de basis van de door Frank Wienk uitgewerkte muzikale compositie, maar is niet live te zien. In plaats daarvan wordt Velissariou geflankeerd door drummer Jens Bouttery en acht zangers van het Nederlands Kamerkoor.

Het hoofdthema van Hardkoor blijkt Vellisarious moederschap te zijn. Ze is alleenstaande moeder, vertelt ze; zij en haar ex gingen, uit naam van de liefde, uit elkaar. (‘Een niet wenselijke situatie’, schreef haar therapeut erover in zijn notitieboekje. Hij zag de breuk als de aanleiding voor de burn-out.) In haar monoloog spreekt Velissariou haar vijfjarige zoontje in de tweede persoon toe, soms in het Engels, soms nu ook in het Nederlands, wat kwetsbaarder aandoet.

Dit zorgzame kind, en alles wat dat zinnetje impliceert, verscheurt je hart

Schaamte en zelfkritiek wedijveren met systeemkritiek en woede in Velissarious prachtige, zeer muzikaal en ritmisch door haar vertolkte teksten – al die stemmen representeren het gebekvecht in het moederbrein. Ze vertelt hoe gebroken nachten haar opbraken in haar eerste jaar als moeder, hoe onmogelijk het was om in de paar vrijgekochte uurtjes tot ontspanning te komen. Over de woede die de kop opstak nadat ze te lang voorbij was gegaan aan haar eigen behoeftes. De onmogelijkheid om een sociaal leven in stand te houden, de eenzaamheid die dat teweegbracht. De huichelarij van de happy family. Het onafwendbare gevoel continu te falen.

Velissarious teksten zijn eerlijk, slim, raak, en soms onverwachts geestig. („I wanted to write a song called Maybe, but I wasn’t really sure about it. So instead I wrote a song called Happy Family.”)

Wat het diepst raakt in Hardkoor, is het korte moment waarop uit een van de speakers de stem van Velissarious zoontje opklinkt. „Ga maar lekker slapen mama”, zegt hij, zijn stem licht vervormd (en beschermd) door de autotune. „Dan word je gauw weer beter.” Dit zorgzame kind, en alles wat dat zinnetje impliceert, verscheurt je hart. Het besef dat zich op dit moment in de voorstelling opdringt, is dat het naast elkaar kan bestaan: de wanhoop én de liefde. Die twee sluiten elkaar niet uit. Wat in werkelijkheid tegenover de moederliefde staat, is de romantisering ervan.


Lees ook

Theatermaker Naomi Velissariou: ‘Mijn werk is fundamenteel onbevredigend’

Theatermaker Naomi Velissariou: ‘Mijn werk is fundamenteel onbevredigend’