Cover na cover, wie komt daar mee weg? De Britse softrocker Rod Stewart rustig, in zijn carrière van bijna zestig jaar naast zijn eigen hits leunend op minstens zo veel covers. Met grote vanzelfsprekendheid begint de 79-jarige zanger zijn uitverkochte show in de Ziggo Dome met ‘Addicted to Love’, de grote hit uit 1986 van Robert Palmer. Met een stoïcijnse blik wiegen de blonde zangeressen uit Stewarts band – net als in Palmers beroemde videoclip – met gitaren én keytar om. Ertussen trekt een uiterst energieke Stewart op de maat aan de panden van zijn tijgercolbertje, of hangt in een theatrale rockpose in de microfoonstandaard. Vrolijk nahijgend in zijn eigen rockcliché: „Deze show is twee uur lang mensen, geniet er maar van. Het leven is te kort.”
Optredens in Vegas-sfeer (bladgoud, discoballen, rode rozen-decor, grote band) met het pop- en rockrepertoire dat hem groot maakte in de jaren zeventig en tachtig; Stewart heeft al jaren patent op. Begin dit jaar kwam hij echter weer terug bij zijn tweede liefde: zijn al op vele albums lucratieve jazzflirt met het Great American Songbook. Witte smoking aan en hup: op het album Swing Fever met pianist en BBC-presentator Jools Holland en diens Rhythm and Blues Orchestra stikte Stewart weer van de bigbandkoorts.
Niks nieuws – just fun. En weken op 1 in Engeland.
Rod Stewart gaf een gesmeerde van rockkitsch omgeven show in de Ziggo Dome. Foto Andreas Terlaak
Golden oldies-show
Wonderlijk genoeg kwam daar woensdagavond helemaal niets van. In de show die weliswaar is aangekondigd als zijn afscheid (One Last Time), maar vast het begin is van een afscheidstournee die nog jaaaaren kan duren, was Stewart gewoon terug bij zijn voor grote zalen opgepompte golden oldies-show.
In een immens videodecor – het mag wat kosten – met een flinke, witgekostumeerde band en zes zingende of vioolspelende danseressen zwierde een covercarrousel (zeventien stuks maar liefst) waaruit vooral zijn gevoel voor rock, pop, blues, folk en boogie sprak. Twistend en maaiend met zijn armen in Sam Cooke’s ‘Having a Party’ bijvoorbeeld ging het naar zijn coverhit van Bonnie Tylers ‘It’s a Heartache’. De sterke rocksfeer uit zijn Faces-tijd bracht hij in herinnering met ‘Stay With Me’. ‘Rollin’ and Tumblin’ was een lekkere bluesrock-ode aan zijn jeugdheld Muddy Waters.
Daarnaast waren er zijn eigen hits. Het leverde een massaal deinen op bij ‘Downtown Train’ en de jaren zeventig meezinger ‘Tonight’s the Night’, inclusief harpgetinkel in een decor van verlichte wensballonnen. Wat een heerlijk jarentachtigliedje toch, zijn eigen ‘Young Turks’.
Hoogtepunt
Een hoogtepunt werd het liedje dat hij misschien wel het meest in zijn carrière speelde, ‘Maggie May’ – „Toen ik nog geïnteresseerd was in seks”, was de gevleugelde grap. De drummer gaf nog net geen roffel.
Rod Stewart. Foto Andreas Terlaak
Je moest het hem nageven: van mod, glamrocker tot crooner eiste Stewart, vader van acht kinderen (van vijf moeders), alle aandacht op als een u-vraagt-wij-draaien, niets aan levenslust ingeleverde entertainer. Zag hem eens huppelen over het podium in zijn zwarte skinny jeans, het ver openstaande panterbloesje, met het diamanten klokkie en armband nonchalant om de polsen goed in het zicht en windmachines op het geblondeerde gepiekte rockhaar. Wat een figuur.
En dan die stem. Zou je bij elke andere zanger vrezen voor een nu wel erg rasperig-hese stem, het fijnkorrelige schuren van Stewart kwam haast als een geruststelling. ‘Forever Young’ was niet voor niets een van de hoekstenen van zijn show, terwijl doedelzakspelers op het scherm aan zijn Schotse jeugd refereerden.
In de gesmeerde van rockkitsch omgeven show, slim opgeknipt in blokjes met pauzes (ademrust en weer een kledingwissel), schoot Rod Stewart alle kanten op. Dat kon een serieus blokje zijn met een ode aan Oekraïense soldaten (‘Rhythm of My Heart’) tegen de oorlog. Of werd hij toch weer belegen ‘ondeugend’, in onderonsjes met de zangeressen – al zijn ‘pikante’ oude nummers als ‘Hot Legs’ van de setlist. Gelikt evengoed: ‘Da Ya Think I’m Sexy?’, de feestelijke uitzwaaier van een kwieke rockroutinier.
De Oekraïense regisseur Andriy Zholdak zou tijdens repetities van de opera Fidelio van De Nationale Opera een danseres bij haar bil hebben betast, maar het Openbaar Ministerie hoeft hem niet te vervolgen stelt het Amsterdamse gerechtshof. Dat meldt Het Parool.
Afgelopen oktober publiceerde de Amsterdamse krant een reconstructie van Andriy Zholdaks bewind als regisseur van de opera Fidelio voor De Nationale Opera. Zholdak zou zich vrouwonvriendelijk en grensoverschrijdend gedragen hebben. Als regisseur verbood hij solisten en figuranten naar de wc te gaan tijdens zes uur durende repetities. Een figurant moest een seksscène wel 15 keer over doen, ook al stond deze niet in het script. Nadat Zholdak een Argentijnse danseres betast had bij haar bil, deed zij aangifte.
Vorig jaar besloot het OM niet te vervolgen, maar de danseres startte een artikel 12-procedure. Dan bekijkt het gerechtshof of het OM alsnog moet vervolgen. Over de betasting deed het hof nu uitspraak: Zholdak hoeft niet vervolgd te worden. Dat komt omdat de betasting niet in een seksuele context gebeurde, zo heeft het Amsterdamse gerechtshof besloten op basis van vier getuigenverklaringen, onder wie het het hoofd artistieke zaken van De Nationale Opera, Damìa Carbonell Nicolau.
In de afgenomen verklaringen is te lezen hoe Zholdak zich onbehoorlijk en ongewenst gedroeg tegenover alle medewerkers van het operagezelschap, maar ook dat hij na de betasting is aangesproken op zijn gedrag en dat Zholdak toen zelf gezegd zou hebben geen seksuele intentie bij de betasting te hebben, schrijft Het Parool. Om die reden hoeft het OM hem niet te vervolgen, zo bepaalt het hof.
De advocaat van de danseres, Sophie Eijsbouts, is teleurgesteld over de uitspraak. Volgens haar is Zholdak niet opgeroepen als getuige, omdat hij in het buitenland zit. Susanne Herrnleben, de agent van Zholdak, reageert namens hem dat „er een fantastische artiest verwoest is” en dat „nooit sprake is geweest van enige misdaad”. Zholdak kwam al eerder in opspraak in 2017 in Hongarije nadat hij een actrice mishandeld had. In oktober 2024 zou hij naar Georgië zijn gevlucht. Daar zou hij zich nu nog bevinden. Verdere juridische stappen zullen de danseres en haar advocaat niet nemen.
Soms vraag ik me af hoe het met kunstenaar Bas Jan Ader zal zijn. Of beter: wat Ader nu doet als hij nog leeft. Hij hield van gevaar, van racen met sportauto’s, van de randen van de nacht – wat zou hij nu uitspoken, op z’n 83ste, als hij inderdaad ergens voortleeft met een nieuwe, geheime, verborgen identiteit? Woont hij op een tropisch eiland? Op een boerderijtje met zo’n houten veranda, met een lange baard, een beetje stiekem ergens in de Amerikaanse midwest? Of ga ik nu te ver met m’n fantasie?
Deze week, op 9 juli, is het precies vijftig jaar geleden dat Bas Jan Ader (Winschoten, 1942) vertrok voor het werk dat hem in de kunstwereld tot een legende heeft gemaakt: In Search of the Miraculous (1975). In foto’s en performances uit de jaren daarvoor had hij al vaker de grenzen opgezocht. Bekend is bijvoorbeeld het prachtige I’m Too Sad to Tell You, een film en foto waarop we Ader hartstochtelijk zijn tranen de vrije loop zien laten (we weten niet waarom), en Fall I en Fall II, waarin hij zichzelf respectievelijk van het dak van een huis laat rollen (en in de bosjes eronder belandt) en in een kloek vaartje op zijn fiets een Amsterdamse gracht in rijdt. Dit alles culmineerde in In Search. Een ambitieus, driedelig werk, waarvan het eerste deel bestond uit een performance in Aders galerie in Los Angeles: een studentenkoor dat zeemansliederen zong. De dag erna, op 9 juli, vertrok Ader in een klein bootje, de Ocean Wave, type Guppy 13, vanaf Cape Cod om de Atlantische Oceaan over te steken. Bij aankomst, zo’n veertig dagen later in Falmouth, Engeland, zou hij worden opgewacht door een tweede zeemansliederen zingend koor, waarna het project zou worden afgesloten met een tentoonstelling in het Groninger Museum. Alleen: Ader kwam nooit aan. Ergens begin 1976 werd de Ocean Wave gevonden voor de kust van Ierland. Van Ader zelf ontbrak ieder spoor. Hij was van de aardbodem verdwenen.
Still uit ‘I’m too sad to tell you’.
Beeld nalatenschap Bas Jan Ader
Natuurlijk, het moge duidelijk zijn dat de kans groot is dat Ader is verdronken. De tocht was gevaarlijk, Ader was een onervaren zeiler, en een Guppy 13 is met z’n vier meter lengte veel te klein voor zo’n grote reis. Alleen: was de verdwijning misschien wel Aders bedoeling? Dat klinkt misschien absurd, maar wie In Search of the Miraculous overziet in combinatie met Aders oeuvre en vooral: met alle aanwijzingen en hints die in het werk zelf zitten, maakt het wel héél verleidelijk dat te overwegen.
Uiterste consequentie
Allereerst is In Search de perfecte uiterste consequentie van Aders oeuvre: het huilen, het vallen, de lange dwaaltochten door Los Angeles, het voortdurend jezelf in de waagschaal van je kunst stellen. Dan de titel: hoe kun je nu beter op zoek gaan naar ‘the miraculous’ dan door welbewust de grenzen op te zoeken, misschien wel die van gene zijde – wie weet wat je daar zult aantreffen? Ook niet onbelangrijk dat domineeszoon Ader exact 33 jaar oud was toen hij begon aan zijn tocht, dezelfde leeftijd als Jezus, die ook zo opsteeg in onzichtbaarheid. De zangkoren, de sirenen, die de zeiler eerst uitgeleide doen om hem vervolgens aan gene zijde van de werkelijkheid weer op te wachten. Het feit dat de tocht zo’n veertig dagen zou duren, bijna precies evenveel als de tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Dat de Ocean Wave, nadat die door vissers (!) vanaf de Ierse kust was afgevoerd naar Spanje óók spoorloos verdween.
Hoeveel toeval is nog toeval?
Met In Search of the Miraculous liet Bas Jan Ader zien dat kunst echt de allerhoogste inzet kan hebben – je eigen leven
Voor de kracht van In Search of the Miraculous is het echter vooral belangrijk dat Ader alle interpretaties had opengehouden. Geen afscheidsbrief, geen nagelaten statement, alleen die aanwijzingen, die de toeschouwer voor eeuwig blijven uitnodigen om te speculeren wat er is gebeurd. In Search of the Miraculous wordt zo een perfecte artistiek-conceptuele puzzel met de allerhoogste inzet: het leven van de kunstenaar. En daardoor groeide In Search of the Miraculous voor veel mensen uit tot het ultieme moderne kunstwerk: een krachtige, overtuigende opeenstapeling van aanwijzingen, ideeën, gestes, waarvan tegelijk nooit zeker is of die ook echt zo waren bedoeld.
Kan zoveel toeval bestaan? Of was Aders tocht eerder een meta-commentaar op allerlei romantische zoektochten (we zaten tenslotte in de eerste hoogtijdagen van het conceptualisme) en ging er simpelweg iets mis? Hoe het ook zij: met In Search of the Miraculous liet Bas Jan Adert zien dat kunst echt de allerhoogste inzet kan hebben – je eigen leven. Dat je met goede kunst altijd ‘in search of the miraculous’ bent. En dat dat tegelijk ook helemaal niet zo bedoeld hoeft te zijn. Zo schiep Ader met In Search of the Miraculous het zwarte vierkant van de conceptuele kunst: een kunstwerk waarin de kunstenaar, als ultieme daad, zichzelf fysiek onzichtbaar maakt. Waarmee het werk in de geest juist des te krachtiger wordt.
Still uit de film ‘Fall 2’, 1970.
Beeld nalatenschap Bas Jan Ader
En dat werkt, natuurlijk werkt het – zie Jezus, zijn evenknie, die op hetzelfde principe best een leuke publicitaire carrière heeft gebouwd. In de eerste jaren na Aders verdwijning bleef het relatief stil, hij was als kunstenaar nog te onbekend, het verhaal had tijd nodig om aan te slaan. Maar al snel verwezen steeds meer collega-kunstenaars naar In Search, met bewondering, met verbazing, met een lichte zweem van afgunst ook wel. Tacita Dean maakte bijvoorbeeld de prachtige film Disappearance at Sea (1996), waarop we van heel dichtbij de lamp in een vuurtoren zien die wanhopig de kust aftast naar een spoor van leven. Of neem Ahmet Ögüt die in 2010 een Guppy 13 in het IJ in Amsterdam neerlegde en bezoekers uitnodigde in de boot plaats te nemen om zo te ervaren hoe vermetel Aders onderneming wel niet was geweest – diezelfde Guppy hangt nu als sculptuur in de vide van het Van Abbemuseum in Eindhoven. En nog steeds blijven kunstenaars gefascineerd door Ader: vanaf 9 juli presenteert het Groninger Museum de installatie Bound to the Miraculous van Edward Clydesdale Thomson waarin hij Aders tocht over de oceaan ‘live’ reconstrueert, vanaf de datum van vertrek.
Ultieme conceptuele geste
Toch blijft de grootste kracht van In Search dat het werk de verleiding van onzichtbaarheid zo goed laat zien – of beter: dat een onzichtbaar kunstwerk dat zo nauwkeurig lijkt te zijn geconstrueerd als hier, geen beeld nodig heeft om toch vol te lopen met verhalen en betekenis. Niet voor niets begon Ader aan In Search pas zeven jaar nadat Sol LeWitt de tekst had gepubliceerd die doorslaggevend zou zijn voor veel van de kunst van de rest van de twintigste eeuw: zijn Paragraphs on Conceptual Art (1967) waarin hij stelde dat voor het maken van een kunstwerk een gedachte, een idee in principe al genoeg is – als die gedachte goed is hoeft het werk niet meer te worden uitgevoerd. Met als uiterste consequentie: een goed kunstwerk kan onzichtbaar zijn. Zo bekeken verrichtte Bas Jan Ader met In Search de ultieme conceptuele geste, niet alleen door een onzichtbaar kunstwerk te maken, maar door daarbij bovendien zelf te verdwijnen – de kunstenaar die zelf tot een geest transformeert, tot een enigma, tot alles en niks tegelijk.
Zo is er sinds LeWitt en Ader een rijke traditie ontstaat van kunstenaars die op allerlei manieren met onzichtbaarheid flirten – vaak uit onvrede met het romantische kunstenaarsidee dat de kunstenaarspersoonlijkheid in hun ogen té belangrijk maakt, maar ook gewoon omdat ze genoeg hebben van de kunstwereld of de kunstmarkt. Die traditie loopt van Stanley Brouwn, die elke vorm van biografische informatie rücksichtslos uit zijn werk sneed naar Ian Wilson, die alleen nog maar kunstwerken in taal maakte. Of van Lee Lozano en Charlotte Posenenske, die daadwerkelijk jarenlang stopten met het maken van kunst, tot Cady Noland en Trisha Donnelly die al jaren alle publiciteit vermijden en slechts heel summier werk de wereld in sturen. En dan heb je ongetwijfeld nog heel veel kunstenaars wier praktijk zozeer wordt opgeslokt door de banale dagelijkse wereld, dat zo’n verdwijningsfantasie een lonkend perspectief is om weer toe te komen aan het maken van kunst. En vergeet Banksy niet: de aantrekkingskracht van zijn kunstenaarschap zit voor het grootste deel in het mysterie dat hij door zijn onzichtbaarheid heeft opgeroepen.
‘In Search of the Miraculous (One Night in Los Angeles) #1’
Beeld nalatenschap Bas Jan Ader
Maar niemand van deze kunstenaars was bij benadering zo radicaal als Bas Jan Ader. Of hij het nu zo heeft bedoeld of niet, Ader heeft de kunstwereld geleerd dat je het fysieke kunstwerk daadwerkelijk kunt vervangen door een verhaal, een reputatie, een pakket van gedachtes en ideeën – als dat pakket maar krachtig en verbeeldingsrijk genoeg is. En dat je mag falen, dat schijnbare mislukkingen ook tot een meesterwerk kunnen leiden. Ader heeft een kunstwerk als een mythe geconstrueerd, waar toeschouwers eeuwig en vrij over kunnen fantaseren.
Zelf bedenk ik graag dat Ader het allemaal misschien wel perfect voor elkaar had. Dat hij ergens voor de kust van Ierland op een andere boot is gestapt, dat hij zich naar Amerika, Ierland of Barbados heeft laten vervoeren en daar een ander leven is begonnen – als garagehouder, als bootjesverhuurder of als strandtenteigenaar die in zijn vrije tijd af en toe een landschapje schildert. Een kunstenaar die vrij is. En wiens geest nog eeuwen over de aarde blijft zweven.
Trump zit in de gevangenis. „De beste president die we ooit hebben gehad. Het is ongelooflijk. Nu hebben ze me opgesloten.” Op de (nep)video is te zien hoe hij klaagt vanachter de tralies. Hij snapt niet hoe het kan, na alles wat hij heeft gedaan voor Amerika, voor de wereld. „Ik heb prachtig land in het Midden-Oosten vergaard, ik heb alle Arabieren laten verwijderen. Allemaal.” En nu hebben ze hem in Guantanamo Bay gegooid. „Can you believe it? Het is een schande. Ze spelen de hele dag salsamuziek en jazz. Verschrikkelijk, vreselijk. Ik bedoel, wie doet zoiets?’’
De Amsterdamse pianist Tony Roe (1979) integreerde deze AI-video van Trump, die in de toekomst speelt, eerder dit jaar in zijn show in het Bimhuis toen hij de Boy Edgarprijs ontving. Aan het einde van het fragment zegt Trump dat zijn vriend ‘Bibi’ (Netanyahu) in de cel naast hem zit. Die is ter dood veroordeeld en moet tot die tijd ook de hele dag naar jazz en salsa luisteren.
De video past in een traditie. Jazz is altijd verbonden geweest met verzet: tegen racisme en uitsluiting, voor burgerrechten. Hetzelfde geldt voor soul, blues en hiphop, verwante genres die komend weekend volop te horen zijn op North Sea Jazz Festival, waar ook Roe met zijn trio Tin Men and the Telephone speelt. Voorgaande edities traden bijvoorbeeld veel artiesten op die een soundtrack leverden voor de massale Black Lives Matter-protesten van 2020 en twee jaar geleden stond het Nederlands koloniaal verleden centraal, met ook een duidelijk geëngageerde boodschap.
Jazz is altijd verbonden geweest met verzet: tegen racisme en uitsluiting, voor burgerrechten
Op popfestivals als Glastonbury, Best Kept Secret en Down the Rabbit Hole klinkt dit jaar de pro-Palestijnse en anti-radicaal-rechtse boodschap steeds luider vanaf de podia. Muzikanten spreken zich uit, verschillende artiesten trokken zich ook terug van Zwarte Cross vanwege de banden tussen hedgefonds KKR en de staat Israël. De programmering van een aantal muzikanten op North Sea Jazz geeft aanleiding om ook daar statements te verwachten, maar in vergelijking met de pop lijkt het deze ronde toch wat stilletjes in de jazzscene. Of klinkt jazzverzet anders, kleurt het protest de dissonante noten?
Zeldzaam uitgesproken
De Amerikaanse dichteres en muzikant Aja Monet is een zeldzaam uitgesproken stem in de jazzscene. Volgens haar wordt het verzet onderschat. „Het protest is misschien minder zichtbaar in Europa dan tijdens Black Lives Matter, maar het is er wel. Je moet begrijpen dat we bij Trump een uitvergroting zien van iets wat zwarte muzikanten in Amerika altijd al hebben gevoeld. Ik ben altijd nerveus als ik de grens overga, omdat we in een politiestaat wonen. Onder Trump is de repressie absoluut toegenomen, maar het is niet nieuw. Hetzelfde geldt voor de steun aan de oorlog in Gaza. Die was er ook onder Biden.”
De Amerikaanse dichter en muzikant Aja Monet. Foto Fanny Chu
Zelf staat ze met haar poëzie in de traditie van spoken word-artiesten die muziek als vehikel voor hun geëngageerde woorden gebruiken. In haar nieuwe bundel Florida Water schrijft de zelfverklaarde ‘blues poet’ veel over migratie en protest. Ze is zeer actief bij manifestaties en burgerinitiatieven. „Maar ik wil mezelf geen activist noemen. Het is toch belachelijk dat je opeens een uitzondering bent zodra je je uitspreekt tegen onrecht. We moeten ons eerder afvragen waarom andere artiesten dat niet doen.” Ze weet dat sommige muzikanten stiller zijn omdat ze bang zijn om optredens te verliezen. „Veel mensen zijn progressief, totdat het om Palestina gaat.”
In Nederland merkt pianist Tony Roe ook terughoudendheid in de jazzscene. „Ik ben daar best wel teleurgesteld in. Zeker gezien de geschiedenis van jazz en de burgerrechtenbeweging vraag ik me af waarom jazzmusici zo stil zijn. Het verbaast me, want in de pop zie je veel meer uitgesproken artiesten.” Hij hoort van collega’s dat er soms financiële overwegingen zijn. „Dat snap ik niet. Ik vind het onbegrijpelijk dat je je druk maakt om het verlies van een paar volgers terwijl er in Gaza genocide plaatsvindt met goedkeuring van onze regering.”
Een van de weinigen die hij er, internationaal, wel over hoort is drummer Antonio Sanchez, die ook op het festival staat. De Mexicaanse Sanchez bekritiseert Trumps uitspraken over Latin Americans. Roe: „Je ziet dat Sanchez er op social media op aangesproken wordt. Alsof hij zich als muzikant niet met politiek mag bemoeien. Maar politici gebruiken hun podium voor zoveel lelijke dingen. Wij hebben ook een platform, ik vind dat je verplicht bent dat te gebruiken.”
Een mogelijke, niet ongegronde reden om stil te zijn, is angst. Roe weet dat muzikaal verzet consequenties kan hebben. Hij kon een tijdje niet optreden in Turkije omdat hij een liedje over Erdoğan had gemaakt. „Ik denk ook niet dat ik voorlopig in Amerika zal optreden. Ik heb Trump inmiddels zo vaak online belachelijk gemaakt… als ze dat gaan opzoeken, weet ik niet of ik er wel in mag.”
Ook Monet hoort angst om haar heen, omdat de repressie toeneemt zoals bij de No Kings-protesten in Amerikaanse steden de afgelopen maand, onder meer tegen uitzettingen van migranten. „Maar ik zie het zo: de regering grijpt naar steeds hardere maatregelen juist omdat het protest aanzwelt. Dit zijn stuiptrekkingen van een regime in het nauw. Artiesten en muziek kunnen helpen bij het aanvuren van dat protest. Daar betaal je een prijs voor, maar misschien is het niet erg als je een of twee optredens verliest.”
Wilde jazz
Jazz is misschien een wat onhandige vorm van protest, omdat het vaak instrumentaal is. Monet heeft als dichteres de beschikking over taal en Roe gebruikt video’s. Een van de meer geëngageerde projecten op North Sea Jazz is een herinterpretatie van drummer Terri Lyne Carrington van ‘We Insist’, het protestalbum van Max Roach uit 1960, ook een plaat die op vocalen leunt. Andere namen die in de programmering opvallen vanwege hun engagement zijn rapper BLK Odyssey en bijvoorbeeld de afrofuturistische band Mourning [A] BLKSTAR, die net als Monet de geschiedenis van de onderdrukking van zwarte Amerikanen koppelt aan het heden.
Jazzdrummer Terri Lyne Carrington (links) en zangeres Christie Dashiell. Foto Erik Bardin
„Misschien moeten we het jazzprotest meer in de noten zoeken”, zegt Roe. „Het lukt mij in elk geval nu niet om lieve, mooie liedjes te schrijven. Ik voel te veel frustratie. Ik denk ook wel dat we steeds meer wilde jazz horen. De klank verandert.”
Tijdens zijn show in het Bimhuis onderbrak Roe zijn concert voor een telefoontje van Wilders, of tenminste diens AI-kloon. Die noemde jazz ‘verschrikkelijke muziek’. „Het is chaotisch en past niet bij onze Nederlandse normen en waarden. Daarom kondig ik hierbij aan dat ik een motie zal indienen om jazz en andere vormen van geïmproviseerde muziek in dit land te verbieden. Jazz hoort thuis in gevangenissen en martelkampen.” Uiteindelijk vraagt AI-Wilders: „Willen we nou meer of minder noten?”. Daarna speelt Roe verder met zijn band. Op het scherm loopt een teller van het aantal noten mee, die schiet al snel in de duizenden. De notenteller stopt bij 17.492, het aantal gedode kinderen in Gaza tot dat moment.
Aja Monet: Zaterdag 17.45-18.45 in Murray; Tin Men & the Telephone: Zondag 15.30-16.45 in Missouri; Terri Lyne CarringtonWe Insist 2025!: Zaterdag 18.15-19.30 in Madeira; Antonio Sanchez/Bela Fleck/Edmar Castaneda: Zaterdag 20.15-21.30 in Hudson; Mourning [A] BlkSTAR: Zondag 17.30-18.45 in Congo; BLK Odyssy: Zaterdag 22.45-23.45 in Darling