Een stille reus staat langs de Zuid-Willemsvaart in het Limburgse Weert: een rijzige torenkraan, gemaakt door de Franse firma Richier-Weitz. Vanaf de jaren zeventig werd hij ingezet bij de bouw en reparatie van schepen. Maar sinds de sluiting van de scheepswerf in 1995 gebeurde er bitter weinig mee en dreigde vergetelheid. Ten onrechte, vinden de vrijwilligers van de Nederlandse Stichting Erfgoed Kranen (NedSEK).
Het 28 meter hoge gevaarte met z’n giek van 30 meter is een symbool van cruciale bedrijvigheid die de Midden-Limburgse stad groot maakte. Voordat de kraan werd ingezet op de scheepswerf aan het Weertse kanaal was de kraan van Wilma, een lokaal bouwbedrijf met landelijke activiteiten. De eerste eigenaar van de in Frankrijk gebouwde kraan was een Utrechtse aannemer. Wilma kocht de Richier-Weitz in 1965.
Volgens NedSEK-oprichter Jurre Kingma is het waarschijnlijk het laatste overgebleven exemplaar van dit type ‘zelfopbouwende’ kraan in West-Europa: „Niet alleen een monumentaal stuk techniek, maar ook kenmerkend voor de eerste decennia na de oorlog waarin in relatief korte tijd veel gebouwd moest worden in Nederland.”
Monumentale waarde
Bij mensen en organisaties met een groot hart voor erfgoed waren de torenkranen, te zien bij scheepswerven, industrieterreinen en bouwlocaties, tot voor kort niet erg in beeld. „Ze zaten een beetje tussen het aandachtsgebied van NedSEK en de clubs voor mobiel erfgoed in”, bekent Kingma. „Toen we op zoek gingen naar meer informatie over de Richier-Weitz in Weert en torenkranen in het algemeen, bleek er weinig tot niets voorhanden. Dat maakte het lastig om de historische en monumentale waarde te onderbouwen.”
De liefhebbers van NedSEK besloten daarop zelf een boek te schrijven,Torenkranen in Nederland. De schrijvers hopen dat de publicatie bijdraagt aan een breder draagvlak voor behoud en herbestemming van torenkranen.
Kingma: „Zoiets kost tijd. Tot in de jaren tachtig verdwenen de meeste oude bedrijfsgebouwen ook onder de sloophamer. Men vond ze niet mooi en de brandweer vond de veiligheidsrisico’s vaak te groot. Veel zijn er niet over. Totdat de eerste voorbeeldprojecten bewezen wat je ervan kon maken.
„Of kijk naar het succesvolle behoud van een belangrijk deel van de bruine vloot, of wat Keep Them Rolling heeft kunnen betekenen voor historische legervoertuigen. De torenkranen verdienen in elk geval alle aandacht. Al is het alleen maar vanwege de revolutie die ze teweegbrachten in de bouw. Daar maakten ze grootschalige projecten en hoogbouw mogelijk.”
Inventarisatie door NedSEK in Nederland leverde een totaal van 42 historische torenkranen – ouder dan vijftig jaar – op. Dat hadden er meer kunnen zijn, als in de aanloop naar het boek snijbranders en schroothandelaren niet hun werk waren blijven doen. Daardoor verdwenen in Gorinchem, Ridderkerk en Zaandam vijf exemplaren. Zo kan het snel gaan.
Drie torenkranen hebben al een monumentale status: twee in Den Helder, een in Amsterdam. Kingma heeft niet de illusie alle nu in kaart gebrachte torenkranen te kunnen redden, „maar een flink aantal zou mooi zijn”. Hij merkt dat het draagvlak voor behoud het grootst is op plekken waar de kranen langdurig bepalend waren in de skyline. „Bijvoorbeeld in havengebieden. Als die terreinen worden herontwikkeld, lukt het soms ze in te passen als landmark, als blikvanger voor zo’n nieuwe wijk. Dat is bijvoorbeeld in Vlissingen en Den Helder op een mooie manier gebeurd.”
Hotel met jacuzzi
Een nieuwe bestemming vinden is niet makkelijk. Maar het kan. Succesvol voorbeeld is de Faralda-torenkraan op de voormalige NDSM-werf in Amsterdam-Noord, die nu dienstdoet als hotel met drie suites en een jacuzzi.
Ook kan het lastig zijn een plek te vinden voor de kranen, en potjes om het opknappen en de instandhouding uit te bekostigen.
„Daarnaast moet je kunnen voorkomen dat onbevoegden zomaar in de kraan kunnen klimmen”, zegt Gerard Hendriks, lid van NedSEK en medeauteur van het boek. Hij komt uit Limburg, werkte lange tijd bij Wilma en klom zelf kort geleden nog eens naar de cabine van de monumentale kraan in Weert. Hij zag er veel duivenmest en een oude thermoskan. „Inmiddels met lauwe koffie.”
Een stiefkindje was het, de Richier-Weitz. Bouwbedrijf Wilma ging met andere kranen werken en verkocht deze aan de Weerter Scheepsbouw Maatschappij. Die werf verkocht de kraan uiteindelijk voor een gulden aan een schroothandelaar. Die zag daarna pas dat demontage en transport van alle stukken kraan meer zou kosten dan het oud ijzer ooit zou opbrengen. De kraan ging – opnieuw voor een gulden – terug naar de verkoper. Terrein en kraan zijn inmiddels eigendom van een transportbedrijf.
Weert zelf leek aanvankelijk ook niet veel trek te hebben in behoud van de torenkraan. Hendriks: „De gemeente had niet zulke goede ervaringen met het behoud van een laad- en loskraan van het voormalige Landbouwbelang; de opslag heeft veel geld gekost. Daarna ging er nog flink wat geld naar een kunstenaar die een beeld maakte waarbij vier figuren uit de plaatselijke historie de cabine op de schouders nemen als symbool voor de geschiedenis waarop Weert is gebouwd.”
Verplaatsing
Na een artikel over de Richier-Weitz en het belang ervan in De Limburger toonden B en W nog altijd weinig enthousiasme. Maar de Weerter gemeenteraad nam unaniem een motie aan die de gemeente opriep tot een actievere rol bij het behoud van de historische kraan.
Volgens NedSEK is verplaatsing naar een ook aan de Zuid-Willemsvaart gelegen voormalig industrieterrein nu het meest voor de hand liggende scenario. Daar zijn nu diverse megaloodsen gepland. De torenkraan zou er kunnen dienen als blikvanger. De gemeente Weert heeft beloofd actief te zoeken naar een nieuwe plek. Maar waar de reus neerstrijkt, is nog niet bekend.
Lees ook
Is er nog plaats voor industrie in het dichtbevolkte Nederland?