Ik doceer mijn leerlingen tijdens de lessen Nederlands doorgaans dat veel van de beste literatuur geen tot weinig antwoorden aanreikt en vooral veel vragen oproept – het is een kunst die de formerende partijen met het hoofdlijnenakkoord lijken te hebben afgekeken. Nog afgezien van wat literaire vernuftigheden als ‘baas in eigen bedrijf’ en ‘programkabinet’, vatten PVV, VVD, NSC en BBB de uitkomsten van hun riante halfjaar overleg al op de eerste pagina van het akkoord samen met een gedicht: „Nederland is een prachtig land./ Een land om trots op te zijn. / Wij moeten hard werken om het vertrouwen van Nederlanders te verdienen./ Iedere dag opnieuw.”
Hadden al die kritische journalisten dan niet begrepen dat de partijleiders samen literatuur hadden geschreven? – vroeg Caroline van der Plas zich waarschijnlijk af. Net zoals in de literatuurwetenschap sinds de jaren zestig het mantra geldt dat ‘de auteur dood is’ (de intentie van de schrijver is niet belangrijk voor de interpretatie), ageerde Van der Plas tegen de pers dat kritische vragen over de uitvoerbaarheid van het akkoord vooral zouden moeten worden gericht aan de toekomstige kabinetsploeg. Zij gaat het hoofdlijnenakkoord immers lezen en interpreteren. Het verhaal is in elk geval geschreven: de partijen slaan in Brussel met hun vuist op tafel en de zon zal ‘weer’ in Nederland gaan schijnen.
Experimenteel proza
Nu alle stoffige rechtse kastjes worden opengetrokken om ook nog een paar ‘extraparlementaire’ bewindslieden te vinden die bereid zijn zich te wagen aan het interpreteren van deze 26 pagina’s experimenteel proza, zou het wellicht geen slecht idee zijn om van de aanstaande hoorzittingen met de Tweede Kamer dan toch maar een mondeling tentamen verhaalinterpretatie te maken. Dat blijkt sterk nodig, nu het ruttiaanse ‘als je visie zoekt, ga je naar de oogarts’-tijdperk bijna op zijn einde komt en de partijen er nogal mee lijken te worstelen een vernieuwend verhaal te presenteren. Want wat is ‘visie’ anders dan een verhaal dat je aan de burgers van Nederland vertelt, in de hoop het tot een werkelijkheid om te vormen? Nederland ‘is’ eigenlijk helemaal niets, afgezien van wat arbitraire landsgrenzen, totdat een verteller burgers een narratief aanreikt en bindt.
De literatuurwetenschap weet als geen ander wat de kracht is van verhalen: ze houdt zich in de breedte bezig met verhalen die in de maatschappij circuleren. Hoewel deze verhalen zich altijd als een logisch geheel presenteren, gaan literatuurwetenschappers juist op zoek naar de momenten waarop dubbelzinnigheden naar voren komen; momenten waarop het verhaal zichzelf tegenspreekt.
Lees ook
Patriottische poëzietips voor Bosma
In een alternatieve werkelijkheid waarin Dick Schoof geen ‘apolitieke’ ambtenaar is, maar met vlag en wimpel een studie Nederlands heeft afgerond, zou hij wellicht meteen de literaire dubbelzinnigheid hebben ingezien van een akkoord dat beoogt om ‘daadkrachtig’ op te treden tegen onder meer moslimhaat, maar tegelijkertijd vrijwel alle problemen in Nederland gooit op de fictie van een gigantische asielinstroom uit ‘intolerante’ culturen. Wellicht zou hij ook zien dat de metafoor van een ‘instroom’ (en die van een ‘asieltsunami’) ervoor zorgt dat vluchtelingen impliciet minder als mens worden weergegeven. Misschien zou hij ook sneller zien dat de ‘nareis-op-nareisclaim’ van Yesilgöz ook ‘maar’ een verhaal is, dat niettemin een weerslag heeft op de werkelijkheid: bijvoorbeeld dat empathie voor vluchtelingen desastreus is gedaald. Heel misschien zou hij ook zien dat het neoliberale verhaal over de ‘hardwerkende’ Nederlander impliceert dat er ook niet-hardwerkende Nederlanders zijn – die wellicht dan ook ‘minder Nederlands’ zijn.
Wat is ‘visie’ anders dan een verhaal dat je aan de burgers van Nederland vertelt
Verhalen maken ons tot mens, laten ons de ander als mens zien of ze ontmenselijken juist. Laat dat besef indalen bij de nieuwe kabinetsploeg. We kunnen niet leven in verhalen, maar wel in een werkelijkheid die niet aan de kracht van verhalen kan ontsnappen. Ze rekken de grenzen van de politieke verbeelding op, maar gaan ook juist daarom samen met de verantwoordelijkheid om medeburgers als gelijken – als mensen – te blijven beschrijven: dat is, kort gezegd, cruciaal voor een gezonde democratie.
Zorgwekkend
In een van de meest zorgwekkende scenario’s maken de coalitiepartijen welbewust gebruik van de ontmenselijkende kracht van verhalen – al moeten we wellicht nog ongeruster zijn als het tegenovergestelde waar blijkt en ze deze ontmenselijkende verhalen de wereld in slingeren zonder enig bewustzijn van hun ontbindende kracht.
Afgaande op de rigoureuze bezuinigingen op de cultuursector, evenals die op de geesteswetenschappen, lijken de aanstaande coalitiepartijen de onmisbare rol van verhalen in een democratie nog te onderschatten. Een voorstel: als we de ‘extraparlementaire’ helft van het kabinet vullen met schrijvers, heb ik wellicht nog wat optimisme voor de toekomst. Laat ze maar een nieuw verhaal schrijven dat vooruit- in plaats van terugkijkt, en dat verhaal beschouwen in haar volle complexiteit. Ook kiezers zijn lezers en willen, zelfs als ze het vanuit een droog nutsdenken ontkennen, literair worden geprikkeld.