Column | De weemoed van het Westen

Vorige week werd ik geïnterviewd voor een bescheiden gezelschap in een mooi, klein kerkje in Eindhoven. Hier kwam de Remonstrantse gemeente samen. Ze hadden koffie en koekjes en ik moest vooraf opzoeken wat het betekent om Remonstrants te zijn, want dat soort dingen weet ik nooit. Het was een prettige bijeenkomst met geïnformeerde vragen uit het publiek. Een meneer vertelde mij dat hij net een boek had gelezen waarin uitgelegd werd hoe de beste tijd voor de mensheid achter ons ligt. Waarschijnlijk ging dat dan over de achttiende eeuw, die vaak wordt gezien als zijnde de beste eeuw in de geschiedenis. Dit etiket zou die periode verdienen door de ontwikkelingen die zich toen hebben aangediend: de Verlichting, opbloeiende kunst- en muziekstromingen, de industriële revolutie. Beter dan toen, wordt het nooit meer.

We moesten allebei een beetje lachen om dat standpunt, want die meneer begreep ook wel dat het een idee is dat vooral resoneert bij weemoedige westerlingen, en dat de achttiende eeuw niet voor alle mensen in de wereld de beste eeuw was. Mijn voorouders leefden toen in elk geval niet in de beste aller werelden, om Voltaire maar weer eens te parafraseren.

De manier waarop we naar het verleden kijken, heeft veel invloed op ons wereldbeeld. Ik las ergens dat politiek linkse mensen in de huidige tijd het gevoel hebben dat hun toekomst wordt afgepakt, terwijl zij die extreemrechtse sympathieën hebben, het gevoel hebben dat zij hun verleden zijn verloren. Ik vond het een treffend beeld, waarin veel waarheid zit. Ik kan me voorstellen dat je kan rouwen om het idee dat onze beste tijd achter ons ligt, en dat we dat nooit meer terugkrijgen. Sterker nog: ik denk dat ik me dat beter kan voorstellen dan een gemiddelde autochtoon. Immigranten zijn immers afgescheiden van een land en daarmee van een verleden dat ze nooit meer terugkrijgen. Steeds wanneer we terugkeren naar dat land, ligt het er anders bij. Ons verleden bestaat dan alleen nog maar in onze herinnering en als we niet oppassen, verheerlijken we het en dichten we het magische eigenschappen toe. De tijd en het land waarin migranten in het heden leven, verliest het dan per definitie in schoonheid en waarde van de tijd en het land dat ze hebben achtergelaten.

Ik vond het bijzonder om een gesprek over heden en verleden te hebben, in een kerk. Het deed me denken aan wat Anil Ramdas eens schreef; over dat migranten die blijven hangen in hun traditionele gemeenschappen, uit hun gebedshuizen gesleept zouden moeten worden, opdat ze meegaan in de moderniteit van het Westen. Op dezelfde manier, vind ik zelf, zouden weemoedige westerlingen naar het heden moeten kijken. In plaats van te verlangen naar wat zij beschouwen als een volmaakt verleden, en hun rug naar de toekomst te keren, moeten zij naar het heden kijken als iets dat hier en nu bestaat, en dat we samen moeten vormgeven. Daar is een samenspel voor nodig. Een kritische reflectie op jezelf, en een dialoog met de ander.

Ik denk dat ik zoiets heb geantwoord, die avond in Eindhoven. Iemand voegde eraan toe: en liefde. Liefde helpt.

Dat vond ik mooi. En het voelde ook logisch dat die toevoeging juist door een religieus persoon, in een kerk, werd gedaan. Onderweg naar huis bedacht ik dat, anders dan wat Ramdas destijds schreef, mensen niet per se uit hun gebedshuizen gesleept moeten worden. Net zomin hoeven weemoedige westerlingen uit hun geliefde verleden gedwongen te worden. Wel moet de deur opengezet worden naar nieuwe perspectieven. In de mengvorm die dan ontstaat, daarin kunnen wij dan nu, in ons gedeelde heden, leven. En dat klinkt misschien naïef, maar ik ben liever goedgelovig dan weemoedig.

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.