Tv-recensie | WK 1974 was een nationale röntgenfoto

Er zijn mensen, ik ken er ten minste één, die de fatale finale nog altijd opnieuw bekijken, om zich ervan te vergewissen dat Nederland toen inderdaad terecht verloor. De twijfel daarover moet bezworen, keer op keer. Raar? Je hebt vreemdere obsessies dan die met voetbal, de belangrijkste bijzaak in het leven, naar men zegt.

Ook in het nationale leven, kun je toevoegen. Dat blijkt weer eens uit het „nostalgische feelgood-programma” Het Oranjegevoel van ’74 dat de NOS deze week uitzendt. Vijftig jaar na het legendarische WK van dat jaar en de traumatische ondergang van het Nederlands elftal in de finale – tegen West-Duitsland. Het was de abrupte domper op een onverwachts opgestoken euforie over het nationaal elftal, destijds omschreven als „een virtuoos jazz-ensemble”, „voetbal dat de wereld nog nooit had gezien” of simpelweg „samba”.

Dit soort nostalgie aan de stamtafel, compleet met Nederlandse vlaggetjes, kan een hoge cringe-factor hebben; je kunt bij wijze van spreken door de ramen en in de ondertiteling het OK, boomer al horen dreunen. Maar dat pakte anders uit: onder leiding van veteraan Dione de Graaff werd het een lichte, maar onderhoudende en (ook voor voetbal-agnosten zoals deze recensent) leerzame terugblik op een WK dat diepe sporen trok door het nationale gemoed. Sport zegt ook altijd iets over de gevoelstemperatuur van een samenleving, over de verhouding tussen individu en collectief – dus over politiek.

Dat geldt bij uitstek voor ‘1974’. Het effect van de competitie én nederlaag was enorm; de aanloop zag het spontane begin van het Oranjegevoel, een doorbraak in de ontzuiling van de Nederlandse sportwereld. De – in eigen ogen – onverdiende nederlaag („We waren de besten”, bevestigde De Graaff nog maar eens) bestendigde vervolgens het zelfbeeld van een fijn, klein land dat wordt gepiepeld in de grote wereld.

In de eerste aflvering gaf Auke Kok (1956), auteur van het WK-standaardwerk Wij waren de besten (2004), maandag rake en droge toelichting op de geïmproviseerde vorming van het elftal en de aanloop naar het toernooi. Popjournalist Leo Blokhuis (1961) draaide, op zijn lollige manier, plaatjes uit 1974, ook Vader Abrahams Den Uyl is in den olie met Boer Koekoek, een helemaal niet zo lollig nummer dat het sentiment vertolkte tegen het ‘drammerige’ kabinet-Den Uyl.

De tijdgeest schoof zo ook aan tafel, zij het kort: het was het jaar na de oliecrisis, van buitenlandse vakanties (met vreemd openhartige klachten uit het archief over „diarree”) en een Mediawet die piratenzender Veronica tot zwijgen bracht. Misschien geen erg dikke salami in de feelgood-sandwich, maar genoeg om het geheugen te prikkelen. Bovendien, het regende op Oerol, waar NPO 2 verslag deed van de inspanningen van de culturele voorhoede, dus een potje nostalgisch huiskamervoetbal is dan nooit weg.

Gimmick

Boeken (of tv-programma’s) over één jaartal (1491, 1493, 1066, 1215, 1776, 1812, 1913, 1939) zijn al jaren een trend. Het suggereert een spannend verhaal, bondig overzicht en, goed voor de verkoop, geen stoffig huiswerk. Soms is het een gimmick, soms een goede greep. Hoe dan ook moet je de keus voor een jaartal kunnen waarmaken.

Dat 1974 een historisch jaar in de sport was, staat al een halve eeuw buiten kijf. Maar onnadrukkelijk – en ondanks het Hilversumse dogma dat alles leuk moet zijn, zelfs Vader Abraham – raakt Het Oranjegevoel van ’74 aan een dieper nationaal gemoed: het onbevangen optimisme van de vroege jaren zeventig, het Hollandse gevoel van voortreffelijkheid, het idee dat tegenvallers oneerlijk zijn, een vorm van onrecht. Kijk die finale dus nog eens terug – en oordeel zelf.