De Amerikanen doen het niet beter dan Europa

Column Bedrijven vergelijken de situatie in Europa met die in Amerika, en klagen over de concurrentiekracht van de EU. Maar dat is lang niet altijd terecht, ziet Marike Stellinga


Illustratie Anniko van den Boog

Is de Europese Unie de kneus van de wereldeconomie aan het worden? De economie groeit nauwelijks, de industrie kwakkelt, op het lijstje met de grootste bedrijven ter wereld domineren Amerika en China. En wat veel politici echt zorgen baart: Amerikanen zijn productiever dan Europeanen. Dat verschil groeit: sinds de coronacrisis zijn Amerikanen per gewerkt uur steeds meer gaan produceren.

Aan doembeelden over de EU geen gebrek. We zitten in een concurrentiecrisis, volgens Isabel Schnabel van de Europese Centrale Bank: onze bedrijven zijn achterblijvers. Grote bedrijven klagen: Europa prijst zich uit de markt. In de VS is energie goedkoper en worden veel meer subsidies en belastingvoordelen uitgedeeld. En wat krijg je in Europa? Steeds strengere groene regels, zeggen ze. In de machtsstrijd met de VS en China zou de EU het zielige broertje zijn. De druk op Europese politici om ook royaal subsidies uit te delen groeit.

Is dit doembeeld terecht? De cijfers zijn in de VS inderdaad beter. Maar is dat een teken van verval in Europa?

Allereerst de vraag hoe slecht de EU het nou echt doet economisch. Overduidelijk herstelt de Amerikaanse economie veel krachtiger van de coronacrisis dan de Europese. Maar in de VS is de welvaart ongelijker verdeeld. De levensverwachting ligt er lager. En in de VS werken nog altijd minder mensen dan voor de crisis, in de EU juist meer.

Een heldere blik op de kracht van de Amerikaanse economie wordt bovendien vertroebeld door de enorme hoeveelheid geld die de overheid uitgeeft om de economie te stimuleren: duizenden miljarden dollars. Ja, dan groeit de economie ook harder.

Om de economische klap van de coronacrisis te verzachten kozen de VS en de EU een ander recept. De VS gaven mensen die werkloos raakten royaal geld, terwijl Europa koos voor loonsubsidies. Dat houdt Europeanen nu wellicht te lang vast in minder productieve banen bij minder productieve bedrijven.

Lokken de VS investeringen weg uit de EU? Ook daarover kan je discussiëren. Martin Sandbu, economisch commentator van de Financial Times, dook in de cijfers en denkt van niet. Andere uitpluizers van de statistieken denken van wel. Overigens constateren álle analytici dat Europa meer investeringen nodig heeft, wil de EU haar klimaatdoelen halen.

Uiteindelijk draait deze discussie om twee vragen: moet je jaloers zijn op de Amerikaanse economie? En op het Amerikaanse beleid?

Oké, de EU hoeft zich geen minderwaardigheidscomplex aan te praten

Een helder ‘nee’ komt van Pieter Hasekamp van het Centraal Planbureau. „De VS zijn in vergelijking met Europa misschien een prettiger plek voor sommige bedrijven, maar dat levert nog geen sterkere economie op, of een betere plek om te leven”, schrijft Hasekamp in een column. Hij wijst op onderzoek van de Franse econoom Thomas Philippon die in 2019 aantoonde dat in de VS bedrijven meer marktmacht hebben en minder concurreren. Dat maakt de Amerikaanse economie minder dynamisch dan de Europese. „De luchtvaart, de bankensector, de zorg: ze zijn lachwekkend inefficiënt vergeleken met hun Europese tegenhangers.”

Maar ook hier valt weer een discussie over te voeren. Want ook in Europa neemt de marktmacht van bedrijven toe, laat onderzoek van de Belgische econoom Jan Eeckhout zien. „We hoeven niet jaloers te zijn op de Amerikaanse economie”, zegt hoogleraar internationale economie Harry Garretsen. „Maar ook in Europa concentreert macht zich bij grote bedrijven. En dat maakt die bedrijven lui. Ze investeren minder, innoveren minder en drukken de loongroei.” Dikke kans dat die marktmacht groter wordt door alle subsidies die de VS nu al uitdelen.

Oké, dus de EU hoeft zich geen minderwaardigheidscomplex aan te praten. Maar de VS en China lopen wel degelijk voorop in de bedrijfstakken waar het gebeurt, zoals kunstmatige intelligentie en groene technologie. De EU móét dus reageren op de economische machtspolitiek en het subsidiegeweld van de VS en China. En in sommige sectoren minder afhankelijk worden van China en de VS. Geavanceerde chips bijvoorbeeld, en de grondstoffen die nodig zijn voor klimaatvriendelijke producten als zonnepanelen en batterijen. Die zijn immers belangrijk voor het functioneren van de hele economie.

„We moeten de industrie door de komende tien jaar helpen,” zegt Diederik Samsom, ex-PvdA-leider en tot voor kort hoge ambtenaar bij de Europese Commissie. „Anders raken we onze industrie, met name de energie-intensieve, kwijt. Energie was altijd al duurder in Europa, maar zonder het Russische gas is het verschil met China en de VS wel erg groot.” Europa heeft relatief weinig eigen energiebronnen. De oplossing: de industrie snel vergroenen met behulp van eigen energiebronnen als zon, wind en kernenergie. Ook belangrijk: hindernissen op de Europese markt wegruimen die het bedrijven moeilijk maakt over grenzen te opereren of financiering te vinden. Vernieuwende bedrijven komen tóch vaak uit de VS.

De kans is dan ook groot dat ook in de EU meer industriepolitiek zal worden bedreven. Maar daarbij is de valkuil dat de EU vergeet wat haar kracht is: de concurrentie op markten bewaken en met strenge normen en regels de economie een groenere en socialere kant opsturen. Grote bedrijven pamperen pompt op het oog de economische prestaties op, maar slechts voor een kleine groep. Europa legde tot nu toe meer nadruk op groene en sociale groei dan de VS. Dat is geen falend economisch model, het is een ander economisch model. En het verdient geen minderwaardigheidscomplex, maar trots.