Dirigent Raphaël Pichon: ‘Ik voel me religieus dankzij Bach’

Raphaël Pichon: „Er is een beroemde uitspraak: God heeft veel te danken aan Bach. Daar kan ik me goed in vinden. ”


Foto Piergab

Interview

Raphaël Pichon De Franse dirigent Pichon is dromer én rasperfectionist. In Amsterdam volgt hij met zijn Ensemble Pygmalion de voetsporen van Bach in een monsterproject.

Cd na cd, prijs na prijs: de naam van de Franse dirigent Raphaël Pichon (38) prijkt op alle actuele top 5-lijstjes. Het afgelopen jaar: 5 ballen voor zijn opname van Bachs Matthäus-Passion, nog eens vijf voor het romantische concept-album Mein Traum, en recent ook weer 5 voor zijn concert in naspeuring van de muzikale wortels van J.S. Bach. Als je luistert naar één van die albums of dat concert bekijkt, word je geraakt door de helderheid van het ensemble, de tekstuele finesse, de warmte. Raphaël Pichon, denk je dan, is de eigentijdse opvolger van de legendarische (barok)dirigent en muziekvorser Nikolaus Harnoncourt.

Amsterdam is voor de in Parijs gevestigde Pichon bekend terrein. In 2015 leidde hij de opmerkelijke voorstelling Trauernacht: Bach-cantates verhakseld tot eigentijds muziektheater. Een zomer later was er een surround-productie van Monteverdi’s Mariavespers. En vorige winter was hij er langere tijd, voor de al net zo aparte opera Le lacrime di Eros bij De Nationale Opera – een voorstelling die 48 uur voor de première door corona werd uitgesteld tot 2024.

Le lacrime di Eros is mijn droomproject, ik ben er al vijftien jaar mee bezig, dus die implosie op het laatste moment was heel pijnlijk”, zegt Pichon. „Het idee achter de voorstelling is te laten horen dat er eind zestiende eeuw, vóór de Orfeo van Monteverdi, ook al multi-disiplinair muziektheater bestond. Met dans, theatermachinerieën, exotische dieren, parfum sproeien, water op het podium, commedia dell’arte, enzovoorts. Daar hebben we een reconstructie van gemaakt. Fantastische, universele en spectaculaire Gesamtkunst, in dit geval over de liefde.”


Lees ook: Mariavespers is bij vlagen subliem muziektheatraal ritueel

Rolkoffertje

Op ‘gewone’ concerten door het Ensemble Pygmalion is het korter wachten. In (o.a.) het Muziekgebouw aan ’t IJ onderzoekt het ensemble dit seizoen de sporen van J.S. Bach in drie concerten; volgende week staan diens leermeesters centraal. In april en volgend seizoen volgen meer Bach-concerten, in de lente van 2024 uitmondend in een voetreis door het hele ensemble van Arnstadt naar Lübeck, dezelfde als Bach zelf maakte in 1705.

Met projecten als dit reist Ensemble Pygmalion voortdurend rond. De routine heeft een ritme. ’s Middags aankomst, ’s avonds concert, de volgende dag weer door. „We zijn het wel gewend”, lacht Pichon, met zijn sleetse rolkoffertje (licht verkreukeld concertpak, partituur) net per trein uit Frankrijk aangekomen. Zijn wangen gloeien; de podiumrepetitie is net een uur vervroegd. „Onze tenor is ziek, het programma moest omgegooid. Ik vond vannacht pas een vervanger.”

Tijdens de repetitie merk je niks van spanning. Pichon schaaft gefocust aan details – alsof tijd geen thema is. Veel zingt hij voor, van alles weet hij hoe hij het wil laten klinken. De barokke retoriek van Bachs voorvaders wordt gepeperd opgediend door woordschilderingen als „hete pijnen” met accenten aan te zetten. Invaltenor Laurence Kilsby krijgt meermaals een arm om de schouders, of een ruggenklopje. „Neem je tijd om de frase te ontwikkelen, maar bereik dan ook wél een echte climax. Het is ontzettend mooi wat je doet.”

Ik vind het uitdagend dat onze tijd creativiteit vereist

Conceptprogramma’s als ‘Wegen van Bach’ zijn een trend in de oude muziek. „We leven in een andere tijd dan de eerste generatie barokpioniers”, zegt Pichon. „Harnoncourt en later Ton Koopman, John Eliot Gardiner en Masaaki Suzuki namen allen de verzamelde tweehonderd cantates van Bach op in dikke cd-boxen. Dat gaat niet meer, de markt is veel meer verzadigd. Maar is dat erg? Nee, ik vind het uitdagend dat onze tijd creativiteit vereist. De pioniers hebben oude muziek mainstream gemaakt, het is aan ons te experimenteren met nieuwe manieren van overdracht. Ik ben graag een pionier 2.0.”

Het gaat daarbij om een paar centrale vragen, zegt Pichon. Hoe raak je eigentijds publiek met oude muziek? Hoe bereik je nieuw publiek? Hoe blijf je de tijd nemen voor je specialisatie in een geglobaliseerde wereld, waar musici die op oude instrumenten spelen inmiddels een breed repertoire omvatten – van renaissance tot Stravinsky? En hoe zet je eigentijdse mogelijkheden – streaming, clips, sociale media – in zonder uit het oog te verliezen dat het uiteindelijk draait om de chemie van de live-ervaring?

Eén sleutel vond hij in een multi-disciplinaire benadering. Muziek laten botsen en vervloeien met andere kunstgenres of muziek uit andere tijden, experimenteren met ruimtelijke opstellingen, nieuwe belichtingsvormen; het kan „niet immersief genoeg zijn.” „Vaak leidt het ook tot nieuwe inzichten. Als je muziek van Pretorius, Schütz en Buxtehude hebt uitgevoerd, verscherpt dat je blik op Bach – en van daaruit in één lijn je visie op Mendelssohn, Brahms en zelfs Alban Berg. Hoe dan ook: ik vind elk experiment het overwegen waard als het de impact van muziek op de luisteraar vergroot.”

Ik geloof juist in weerbarstigheid, in risico’s nemen

Jongenssopraan

Sinds hij als 9-jarige jongenssopraan in de ban raakte van Bach, heeft Pichon in meer gedaanten (dirigent, zanger, violist, klavecinist) tijd doorgebracht met diens muziek. Het overkoepelend gevoel nu, dertig jaar later, is vooral „schatplichtig”, zegt hij. „Er is een beroemde uitspraak: God heeft veel te danken aan Bach. Daar kan ik me goed in vinden. Ik voel me religieus dankzij Bach, en hoe hij in muziek onze menselijke twijfel, zwakte en kwetsbaarheid tot uitdrukking brengt.”

Mede daarom vindt hij de „perfectie” die recensenten in zijn opnames prijzen een moeizaam begrip. „Ik geloof juist in weerbarstigheid, in risico’s nemen. Schoonheid is voor mij een kwestie van ‘incarnatie’; jezelf uitwissen in dienst van de muziek, terwijl je er tegelijkertijd het beste van jezelf in stopt – mét alle andere musici. Bach gaat over meerstemmigheid. En goede meerstemmigheid vraagt om een diep gevoel van solidariteit en verbonden zijn.”

Nog een signalement dan: Pichons musici zijn allen geweldig – én overwegend jong. Sommige oudere barokorkesten, met musici die soms al meespelen sinds de ensembles decennia geleden werden gesticht, worstelen met die solidariteitskwestie. Hoe koppel je verbondenheid aan artistiek perfectionisme?

Pichon kijkt geschrokken en is dan een volle minuut stil. „Het is een duivels dilemma. Het idee van samen een ‘ensemble’ vormen is een van de belangrijkste erfenissen van de oudere generatie oude-muziekspecialisten. Daar hoort het nodige bij: een manier van repeteren – echt samen – en een filosofie.

„Een ensemble is geen instituut, zoals symfonieorkesten, maar een flexibele entiteit. Het reist veel, is flexibel en in wezen kortstondig. Dat laatste is essentieel. De vraag is wat je als ensemble moet doen wanneer je oprichter sterft. Daar gaan ensembles wereldwijd verschillend mee om, maar ik vind zelf dat de groep dan moet verdwijnen, opdat er weer nieuwe initiatieven kunnen ontstaan. Sommige ensembles willen graag instituten zijn, maar dat is in tegenspraak met hun eigen grondslag.”


Lees ook: Bij Raphaël Pichon lijkt alle muziek aangeraakt door het genie van Bach