N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderzoek door TNO Het aantal huishoudens in energiearmoede is door de Oekraïne-oorlog gestegen, maar zonder overheidsmaatregelen was dat wellicht verdubbeld. De nieuwe cijfers laten vooral zien hoe bepalend de kwaliteit van een woning is.
Energiearmoede is vorig jaar toegenomen in omvang én ernst. Maar de miljarden euro’s aan steunmaatregelen van het kabinet hebben een nog sterkere stijging voorkomen. Dat schrijft onderzoeksinstituut TNO vrijdag in de eerste grote studie naar energiearmoede sinds de Russische inval in Oekraïne, die de energieprijzen heeft opgestuwd.
Tussen 2020 en 2022 nam het aandeel huishoudens in energiearmoede toe van 6,4 naar 7,4 procent, van ongeveer 512.000 naar 602.000 huishoudens. Volgens TNO ben je energiearm als je tot de laagste inkomens behoort én een hoge energierekening of een slecht geïsoleerd huis hebt.
De overheidssteun heeft de groei „enorm afgeremd”, zegt TNO-onderzoeker Peter Mulder. Het kabinet verlaagde energiebelastingen, gaf huishoudens tweemaal 190 euro via de energierekening en kwam met een energietoeslag van 1.300 euro voor de laagste inkomens.
Zonder die hulp was het aantal energiearme huishoudens verdubbeld tot ruim een miljoen, volgens TNO: een op de acht. „De financiële compensatie is een soort stoplap geweest”, zegt Mulder, „waar energiearmoede nog wel doorheen dringt.”
De slechtste huizen
De studie laat vooral zien hoe bepalend de kwaliteit van de woning is voor het risico op energiearmoede. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, zegt Mulder, „maar in onze cijfers komt dat wel heel scherp naar voren”.
Ruim twee derde van de huishoudens in energiearmoede heeft een huis met een zeer slechte energiekwaliteit, wat ongeveer neerkomt op de twee laagste energielabels F en G.
Dat is nuttige informatie voor overheden en woningcorporaties. Energiearmoede wordt het snelst teruggedrongen, blijkt uit deze studie, door de slechtste huizen als eerste te verduurzamen. Mulder: „Woningen verduurzamen kost veel tijd en geld, dus zij moeten prioriteren.”
TNO was anderhalf jaar geleden de eerste instantie die cijfers publiceerde over energiearmoede, op basis van datasets van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op verzoek van het kabinet gaat het CBS deze cijfers nu zelf jaarlijks publiceren, vrijdag voor het eerst.
Maar waar het CBS vrijdag alleen de situatie van 2020 belicht, omdat er geen recentere gegevens zijn over inkomens en woningkwaliteit, is TNO verder gaan rekenen om de situatie van eind 2022 in te schatten. Onder meer door de actuele energieprijs te gebruiken en te corrigeren voor de steunmaatregelen van het kabinet.
En dan blijkt: wie al in energiearmoede leefde, zag de problemen nijpender worden. In 2020 was deze groep gemiddeld 9 procent van het inkomen kwijt aan de energierekening, in 2022 bijna 13 procent. Mulder: „Voor hen was de energiecompensatie van de overheid nog steeds niet genoeg.”
Dat is het lot van generieke steunmaatregelen, zeggen ook instanties als het Centraal Planbureau al maanden. Het meeste geld komt terecht bij mensen die het niet nodig hebben. En wie het wél nodig heeft, is onvoldoende geholpen.
‘Verduurzamen is de oplossing’
Verduurzamen is uiteindelijk de enige oplossing, zegt Mulder. „Je kunt dit niet oplossen, zeker niet structureel, met nog meer financiële compensatie. Bij het verduurzamen van woningen, met name corporatiewoningen en andere huurwoningen, zit de crux.”
Want de meeste ‘energiearmen’, ruim twee derde, huren van een woningcorporatie. Daaruit blijkt niet dat corporaties hun huizen slecht geïsoleerd hebben, zegt Mulder: „Dat hebben zij procentueel juist beter gedaan dan de vrije huursector.” Maar de laagste inkomens zijn simpelweg meestal aangewezen op sociale huur.
Hoe bestrijden gemeenten energiearmoede? ‘Je moet er gewoon op af’
Eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen zijn sterk oververtegenwoordigd in de groep energiearmen. Zij zijn extra kwetsbaar voor stijgende vaste lasten.
Energiearmoede is het sterkst aanwezig in het noordoosten van het land, in Limburg en in de grote steden. Heerlen en Pekela zijn de gemeenten waar verhoudingsgewijs de meeste huishoudens in energiearmoede leven: rond de 15 procent. Daarna volgen Vaals, Oldambt en Veendam. Waarmee de hele top-5 uit Groningse en Limburgse gemeenten bestaat. De minste energiearmoede zag TNO in het Gelderse Rozendaal: 2 procent.
De sterkste toename was de laatste twee jaar te zien in de grote steden, waaronder Amsterdam, Rotterdam, Almere en Enschede. „Daar zit kennelijk een kwetsbare groep huishoudens”, zegt Mulder. „Bij lagere prijzen bleven zij nog boven de energiearmoedegrens, maar nu zijn ze eronder gevallen.”