Elke Bad Boys-film probeert de voorgaande te overtoepen. De reeks begon in 1995 met een standaard politiekomedie. Tegenpolen Mike Lowrey (Will Smith) en Marcus Burnett (Martin Lawrence) bevochten de drugshandel in Miami. Bad Boys II klopte de actie op tot een tweeënhalf uur durende explosie, en deel drie voegde een kwaadaardige zoon en wat over-the-topgrappen aan de formule toe. Met deel vier, Bad Boys: Ride or Die, is de filmserie officieel losgezongen van de realiteit.
Niks in de film is logisch. De zon gaat permanent onder óf komt op. De agenten hebben voorspellende Dali-achtige dromen. Een mythische albino-alligator hongert naar mensenvlees. De slechteriken hebben jaren-tachtigplannen en jarennegentigkleding, maar gadgets die eruitzien alsof ze uit 2100 komen. En Will Smith lijkt niet ouder geworden. Het lijkt ongelofelijk, maar het werkt beter dan ooit.
Er ís een plot – al kan dat je ontgaan tijdens het kijken. Een crimineel met sikje probeert de geliefde, dode politiebaas postuum te laten opdraaien voor drugshandel. De Bad Boys moeten zijn naam zuiveren. Handig: Marcus heeft in zijn bijna-doodervaring gezien dat hij niet kan sterven. Onhandig: Mike is net getrouwd. Veel meer wordt het niet. En dat maakt niet uit. Het verhaaltje is slechts een oude stoomlocomotief, bedoeld om voort te slepen wat er écht toe doet: de chemie tussen de twee agenten en de actie.
Martin Lawrence en Will Smith zijn geweldig op elkaar ingespeeld. Lawrence krijgt carte blanche voor alle stemmetjes, piemelmetaforen en gekke bekken die hij kan bedenken. Will Smith reageert altijd feilloos met een variatie op: „Waar de fuck heb je het over Marcus?” Het werkt bijna altijd. Daarnaast ontfermt Smith zich over het drama. Hij slaagt erin je te emotioneren zonder dat je weet waarom – een echte filmster.
De actiescènes van de Belgische regisseurs Adil El Arbi en Bilall Fallah zijn extravagant. De kleuren hebben een bijna psychedelische gloed. De camera slingert rond door neerstortende helikopters of neonverlichte expositieruimtes. Soms volgt-ie een kogel, soms zit-ie óp een pistool. Het is op het belachelijke af. Maar ook inventief en energiek. Met als bijvangst dat het maskeert dat Lawrence en Smith inmiddels richting de zestig gaan, en Lawrence niet zo fit oogt.
El Arbi en Fallah hebben de Bad Boys-films ontleed en wat effectief is, overgehouden en uitvergroot. Is een albino-alligator grappig? Gooi ’m erin! Je krijgt soms het gevoel dat bioscoopgangers in 1995 ook hadden: dit is verfrissend, hier kunnen ze er nog wel drie van maken.
Jammer dus dat de regisseurs menen constant te moeten refereren aan grappen of personages uit eerdere delen. Dat Marcus houdt van Skittles is één keer grappig. Niet drie keer. En dat het nog steeds niet gelukt is één vrouwelijk personage met diepgang te schrijven. Toegegeven, ze zijn niet meer slechts prostituees en zeurende huisvrouwen zoals in 1995, maar ze hebben wel altijd hulp nodig óf zijn genadeloze moordmachines. Laten we hopen dat dát in Bad Boys 5, die er zo goed als zeker komt, eindelijk wordt opgelost.
Eindelijk is er weer eens een nieuwe naam tussen de grote pop- en rockveteranen die Pinkpop al zo lang afsluiten en bezoekers de nacht insturen. De 22-jarige Olivia Rodrigo komt maar net kijken, maar wringt zich naadloos tussen de Bruce’s, Eddie’s, Mick’s, Billie Joe’s en Dave’s in deze categorie acts. Rodrigo’s balanceeroefening tussen volvette pop en springerige punkrock kwam geen moment over als vreemde eend of wild experiment, maar als logische en sterke headliner.
En dat terwijl ze nog maar net komt kijken. Ze stond ineens op één met de onweerstaanbaar goeie hit ‘Driver’s License’, ging snel door naar de Afas Live in 2022, verkocht vorig jaar twee keer de Ziggo Dome uit. Nu speelde ze haar eerste show van haar eerste Europese festivaltour met de energie, passie en het enthousiasme van iemand die héél erg blij is dat ze daar mag staan – ze zei het meerdere keren zaterdagavond. Maar wel zelfverzekerd, geloofwaardig, volledig live én met een verzameling nummers waar veel van de geijkte rockheadliners jaloers op zouden moeten zijn: ‘So American’, ‘Traitor’, ‘Bad Idea Right?’, ‘All-American Bitch’, ‘Good 4 U’, nogal een oogst met slechts twee albums.
Ze rende heen en weer tussen rock en pop. Soms kon ze zoet en klein ballads brengen, zoals die superhit ‘Driver’s License’, het aansluitende ‘Traitor’ of later het door haarzelf op piano begeleide ‘Happier’. Vaak liet ze die dan mooi opbollen tot knallende rocksongs die een groot deel van het publiek uitstekend kon meebrullen, tot ver op het veld. Olivia werd met open armen ontvangen.
Tate McRae en The Last Dinner Party.
Foto Andreas Terlaak
Toekomst
Zonder meer een dappere boeking van Pinkpop, dat afgelopen jaar veel kritiek te verduren kreeg. Onder meer van mij, in een essay in deze krant („De vinex-wijk onder de festivals”), maar ook intern waren ze niet blij. Dat blijkt wel, want het management is op de schop en de directeur van Down the Rabbit Hole, Ide Koffeman, is nieuw in de Pinkpop-directie. Het terrein is een beetje onder handen genomen (de fastfoodketen met de grote gele M is alweer vertrokken) met betere looproutes en minder foodtrucks, en bij de boekingen lijkt er dus ook iets in beweging te zijn.
En ja, met Olivia Rodrigo zul je wat minder tickets verkopen dan met Bruce Springsteen of Eddie Vedder. Misschien was het inderdaad wat rustiger op het terrein. Maar inhoudelijk is dit wel de toekomst, en dat zag je vrijdag en zaterdag helder terug: ontzettend veel jonge meiden. Vaders met meiden, moeders met meiden, grote zussen en broers met meiden en meiden met meiden. En dan ook nog veel jongens. Ze kwamen niet alleen voor Rodrigo, maar ook voor Tate McRae, The Last Dinner Party, Hannah Mae, Girl in Red, Hiqpy, Joost en Ronnie Flex, en konden en passant kennis maken met Weezer, Amyl & the Sniffers en oudgediende Sticks, die allemaal met sterke concerten ongetwijfeld nieuwe fans hebben gemaakt.
De meegereisde ouders konden op vrijdagavond wegdromen bij de fijne, zwoele show van Justin Timberlake. „Nog een liedje? Ik weet niet of ik er wel zoveel heb hoor!” Ha, in tegendeel: indrukwekkend om weer even te beseffen hoeveel hits die gozer in anderhalf uur uit z’n koffer kan trekken, en ook hoe achteloos en relaxt hij zo’n showtje geeft. Nee, de 44-jarige Amerikaan is niet de meest vloeiende danser meer, en hij liet het zware werk soms over aan zijn band. Maar dat was niet zo erg want die was geweldig: de extra lagen die ze met de blazers en vier stemmen toevoegden aan nummers als ‘Sexy Ladies’ en ‘Sexyback’ was buitengewoon, nou ja, sexy. Je zou ’m alleen kunnen kwalijk nemen dat er in het begin van de set wel erg veel hits uitvlogen, waardoor het midden een beetje inzakte. Maar dan aan het einde stuurt hij met ‘Until the End of Time’ toch iedereen zwijmelend de tentjes in.
De meegereisde ouders konden op vrijdagavond wegdromen bij de fijne, zwoele show van Justin Timberlake.
Foto’s Andreas Terlaak
Een paar uur eerder stonden veel jonge fans al lang klaar voor Tate McRae, het vanilleijsje van het moment. Sterker nog, omdat ze bij het opengaan van het terrein om elf uur in de ochtend al naar dat podium waren gerend, stonden ze eerst ook nog vooran bij Pommelien Thijs, het heerlijk eigenzinnige Weezer en de meeslepende show van Mika met z’n enorme blauwe vogelvleugels. Het waren fans die niets wilden missen van de indrukwekkende choreografie van de 21-jarige Canadese McRae die in veel doet denken aan Britney Spears. „Haar muziek is misschien niet geweldig, maar kijk gewoon naar de show, ok?”, bezweert een van de jonge fans haar vader. Een heel redelijke inschatting: de dans is goed, muziek en zang minder spannend. En dat terwijl ze soms zelfs zónder microfoon bleek te kunnen zingen…
Veel jong publiek ook bij de Britse barokpopgroep The Last Dinner Party op zaterdag, die tegelijk intellectueel en frivool klinken, uitdagend en catchy – zo’n beetje tussen Black Country, New Road en Wet Leg in. Een band, zou je denken, die veel beter past op een connaisseursfestival als Best Kept Secret, maar dat kon dus ook in Landgraaf, waar het veld vol bleef meewiegen met deze intrigerende groep. Óók zonder meer een dappere boeking, en dat uit de koker van de mensen die Radiohead vorig jaar in Oor nog ‘te moeilijk’ zeiden te vinden voor Pinkpop.
Bezoekers van Pinkpop 2025 zoeken schaduw.
Foto’s Andreas Terlaak
Hitte
Maar wacht, er is best wat te zeuren. Vrij veel veilige, beetje gezapige ‘Mannen Met Gevoelens’ bijvoorbeeld: Nick Mulvey, Tom Odell, Mark Ambor, Inhaler van Bono-zoon Elijah Hewson en Matt Hansen. Veel rimpelloze folkrock, gaap. We hoopten meer van de terugkeer van Faithless, maar die viel volledig in het water. De band die in 1998 nog de videoclip voor monsterhit ‘God is a DJ’ deels in Landgraaf opnam, kwam veel te laat op (Sister Bliss: „Because of Brexit, which is shit!”) en hun verwaaiende kabbelhouse steeg vervolgens totaal niet op. Het helpt niet dat frontman Maxi Jazz in 2022 overleed, en zijn gezicht op groot scherm met invalstemmen echt geen (vol)waardige vervanger is. De leuke Noorse zangeres Sigrid moest haar zondagsshow helemaal afzeggen vanwege een geannuleerde vlucht. En ook technische problemen bij het begin van de show van Cypress Hill („When the shit goes down, better be ready!”), om vervolgens een lekker doorrollende hiphopshow te geven, met DJ Lord van Public Enemy achter de draaitafels.
De echte publieke vijand was de hitte: 32 graden werd het zaterdag. Pinkpop had wat schaduwplekken gemaakt met een aantal tarps, gespannen doeken die beschutting boden, in het veld, maar dat was niet genoeg en de EHBO had het druk. Er waren wel genoeg (gratis) drinkwaterplekken, maar nergens zonnebrandcrème terwijl smeerpalen tegenwoordig zo alomtegenwoordig zijn bij stranden en parken. Volgens nieuwe directeur Ide Koffeman is de „Pinkpopbezoeker een beetje een bikkel”, zo zei hij in de Volkskrant. Maar hoeveel bikkels blijven er over als ze ook door de bomen en langs het water van Best Kept Secret en Down the Rabbit Hole kunnen wandelen, of vlinderend tussen de film- theater- en danstenten van Lowlands?
MIKA op Pinkpop 2025.
Foto Andreas Terlaak
Nou ja er is nog wat te winnen. Maar toch, je moet het Pinkpop nageven: er is echt wel wat veranderd. Het oudste, onafgebroken gehouden festival van de wereld kan de toekomst optimistisch tegemoet zien. Wie op zondag wakker werd met de stervormige confetti van Olivia nog in het haar weet: deze frisse douche had het festival echt even nodig.
Het gaat om veiligheid en het gaat om geld, komende week op de NAVO-top in Den Haag. Maar het gaat inmiddels ook om waardigheid en fatsoen. Vanaf het begin van zijn presidentschap heeft Donald Trump laten zien dat er weinig is waaraan hij als staatshoofd van het belangrijkste land ter wereld géén lak heeft. Diplomatieke mores, gerechtelijke uitspraken, basale burgerrechten, internationale akkoorden, militaire toezeggingen, adviezen van de eigen inlichtingendiensten: het gaat allemaal in rap tempo overboord. Behalve voor zijn eigen ego en voor politieke bullebakken – ‘sterke leiders’ als de Russische president Vladimir Poetin – lijkt Trump voor weinig respect te hebben.
Regeringsleiders uit de hele wereld wringen zich al maanden in allerlei bochten om de Amerikaanse president niet tegen zich in het harnas te jagen en, idealiter, te bewegen tot verstandig en redelijk beleid op het internationale toneel. Het enige wat ze er tot nu toe voor hebben teruggekregen zijn klappen in het gezicht. Trump legde hoge handelstarieven op aan bevriende naties. Rusland werd hierbij juist ontzien. De Oekraïense president Volodymyr Zelensky werd in het Witte Huis vernederd. Trump en zijn entourage proberen actief en openlijk verkiezingen in Europa te beïnvloeden, ten faveure van populisten en nationalisten. Er wordt geflirt met territoriale expansie. En de NAVO, ooit opgericht als afschrikking van een externe vijand en om vrijheid en democratie te beschermen, wordt nu van binnenuit bedreigd door het machtigste lid van het militaire bondgenootschap.
Ook afgelopen week liet Trump weer zien dat hij bondgenoten naar believen schoffeert en negeert. Hij vertrok voortijdig van de G7-top in Canada, zonder oog voor gastheer, gasten of de enorme thema’s die op tafel liggen, zoals, om maar wat te noemen, een wereldwijde handelsoorlog. Een G7-verklaring over Iran werd op zijn aandringen gewijzigd en aangescherpt, maar dat leverde geen bonuspunten op: de Amerikaanse president vertrekt wanneer het hem behaagt. Op weg naar Washington volgde een denigrerende sneer naar de Franse president Macron die er niets van zou begrijpen. „Emmanuel zit er altijd naast.” Trump riep, via sociale media, ook op tot een volledige evacuatie van Teheran, alsof hij op het punt stond om een stad van 9 miljoen mensen in de as te laten leggen. En dit was nadat Trump al had gezegd dat Rusland weer tot de G7 toegelaten zou moeten worden, alsof Poetin een beste kerel is.
Dit is niet het gedrag van een wereldleider, maar van een geopolitieke pyromaan. Eentje die in Den Haag met alle egards zal worden ontvangen, de stad gaat er om veiligheidsredenen zelfs vergaand voor op slot. Met het risico dus dat Trump het na een halve dag welletjes vindt en het vliegtuig naar huis neemt. Hoe om te gaan met zoveel politiek-diplomatieke vernielzucht?
Trump wil graag de geschiedenis ingaan als de man die minder oorlog bewerkstelligde. „De nalatenschap die mij het meest met trots vervult, zal die van een vredestichter en vereniger zijn”, zei hij tijdens zijn inaugurele speech in januari. Hij zal echter de boeken ingaan, die conclusie kan nu al worden getrokken, als de president die de internationale orde vernielde en daarbij weinig maalde om mensenlevens. Het stilzetten van USAID leidt tot tienduizenden extra doden. Het matigen van de steun aan Oekraïne op een cruciaal moment in de oorlog kost extra mensenlevens, omdat Poetin het gevoel heeft gekregen dat hij straffeloos zijn gang kan gaan. De aanvallen op Oekraïne, en vooral ook op burgerdoelen in het land, gaan onverminderd door. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu heeft het door Trump beleden isolationisme als groen licht geïnterpreteerd om verder zijn gang te gaan in het Midden-Oosten, na eerder al in Gaza, Libanon en Syrië, nu ook in Iran. Het leger dat Trump naar eigen zeggen niet langer in de wereld wenst in te zetten, wordt intussen in stelling gebracht tegen de eigen Amerikaanse bevolking.
De vraag is natuurlijk of dat isolationisme ooit wel heeft bestaan, want ook dat is Trump: onvoorspelbaarheid. „Misschien doe ik het, misschien niet. Niemand weet wat ik ga doen”, reageerde hij deze week op de vraag of de VS mee gaan doen met de oorlog tegen Iran. Zijn inaugurele woorden blijken niets waard. Dat wil zeggen: deze week. Volgende week is het weer anders. De wens van Westerse leiders om Trump te plezieren en aan boord te houden is begrijpelijk, gezien de dominante rol van de VS in militaire en economische zaken. Tegelijkertijd kan de zelfvernedering ook niet oneindig doorgaan. Meelachen is één, kruipen voor de grote baas is van een andere orde. De NAVO-top is kortom ook een diplomatiek examen voor de aanwezige leiders. Zij moeten laten zien, ook richting de eigen landgenoten, dat ze er zelf ook nog toe doen.
Deze week was het weer zover: ik stelde mezelf teleur. Ik realiseerde me dat ik niet ben wie ik wil zijn, of zou moeten willen zijn, volgens mijn eigen idealen.
Ik heb hier vaker last van. Zo hecht ik aan spontaniteit en avontuur, althans op papier. In werkelijkheid ben ik niet echt flexibel en eet ik al zeven jaar lang zeven ochtenden per week hetzelfde op mijn brood. Wat moet ik hiermee? Moet ik het accepteren? Of moet ik mezelf dwingen meer te leven naar mijn ‘waarden’, zoals dat tegenwoordig heet?
Het inzicht van deze week is erger dan het broodbeleg-issue, omdat het gaat om iets groters, met meer morele lading. Het gaat over mijn favoriete onderwerp, de democratie. Die behelst meer dan alleen de politiek, stelde bestuurssocioloog Mark van Ostaijen deze dinsdag in zijn Volkskrant-column. Voor de democratie is onderling vertrouwen nodig, en dat ontstaat in verenigingen, vakbonden en andere vormen van civil society, aldus Van Ostaijen. „Zodoende is niet de grootste uitdaging om onze partijpolitiek te professionaliseren maar om onze democratie beter te vermaatschappelijken.”
Het donderdag verschenen SCP-rapport over sociale cohesie in Nederland sloot hierbij aan. Hoewel het sociaal vertrouwen in Nederland stabiel hoog is, is „de manier van samenleven” onder respondenten het meest genoemde maatschappelijke probleem. Als negatief punt noemen mensen onder andere „ik-cultuur en individualisering”.
Ik was het er helemaal mee eens. Ja, dacht ik, we moeten elkaar ontmoeten in de publieke ruimte, gedachten uitwisselen, ons verenigen, waar nodig in actie komen.
En toen kwam het inzicht: hoewel ik dit allemaal echt vind, heb ik er zelf geen zin in. Ik ben nogal individualistisch ingesteld en heb een hekel aan samenwerken en verplichtingen. Ik probeer heus wel een goede burger te zijn: de buschauffeur, de caissière en de wegwerker te groeten, deuren open te houden, omgevallen fietsen recht te zetten. Ik heb wel eens een burenborrel georganiseerd, en boodschappen gedaan voor een zieke buurvrouw. Maar dit zijn eenmalige of tijdelijke dingen, met een gunstige verhouding tussen moeite en beloning. Zou ik bereid zijn om voor onbepaalde tijd te koken voor een eenzame buurman? Zou ik vrijwilligerswerk willen doen in het buurthuis? In theorie heel graag, maar in de praktijk…
Het inzicht van deze week is erger dan het broodbeleg-issue
Ook over burgerparticipatie, zoals burgerberaden en buurtbudgetten, heb ik een dubbel gevoel. Ik geloof erin dat burgers meer vertrouwen hebben in de politiek, en misschien zelfs meer zin in het leven, als ze handelingsvrijheid hebben. Maar zelf moet ik er niet aan denken om op een vrije middag te delibereren met een groepje land- of buurtgenoten. Het lijkt me inefficiënt, frustrerend en ronduit irritant. Daar is de politiek toch voor, denk ik: zodat wij níét hoeven kissebissen over waar ons geld naartoe gaat.
Kortom: ik mag dan wel instemmend knikken bij pleidooien voor meer gemeenschapszin, in de praktijk wil ik iets anders. Ik gedij goed in onze anonieme, bureaucratische verzorgingsstaat. Ik betaal belasting, breng mijn stem uit, en in ruil daarvoor kan ik mijn gang gaan en met rust gelaten worden. Het systeem heeft absoluut nadelen, maar niet voor mij, althans niet direct. En mijn maatschappelijke betrokkenheid, die ik wel degelijk voel, kan ik uiten via mijn werk: als journalist kan ik met precies de gewenste afstand met mensen praten, demonstraties bijwonen, burgerberaden observeren. Zolang ik maar één voet buiten de deur heb.
Dit is natuurlijk een typisch voorbeeld van privilege. Het comfort van iemand met een goede baan, een groot netwerk en een prima gezondheid. De civil society is er voor wie niet genoeg heeft aan de staat: mensen die zorg, hulp of gezelschap nodig hebben die de overheid niet biedt, of mensen die via een vakbond of brancheorganisatie iets van de staat gedaan willen krijgen. Voor mij geldt dit allemaal niet. Ik kan mij met een relatief schoon geweten terugtrekken in mijn eigen kring: ik betaal toch belasting? Ik houd mij toch aan de regels?
Maar ook voor mij houdt dat ooit op. Als ik zelf hulpbehoevend word, natuurlijk, maar mogelijk al eerder. Het punt is: mijn vorm van leven veronderstelt vrede en democratie. Als de democratie wordt aangevallen, zoals in de VS, of als je land wordt binnengevallen, zoals in Oekraïne, kun je je zulk individualisme niet meer permitteren. Ik moet nog vaak denken aan een Volkskrant-column waarin Kustaw Bessems schreef dat „je aan anderen verbinden” het beste tegengif is tegen buitenlandse dreiging en onderlinge vijandschap. „Het klinkt gek, maar je aansluiten bij een coöperatie met zonnepanelen, als vrijwilliger meehelpen met ouderenvervoer, een buurtmoestuin oprichten, jongeren uitnodigen op de sportvereniging of stukken schrijven in de buurtkrant: dat zijn allemaal dingen die je kunt doen om ons als land sterker te maken.”
Ik denk dat hij gelijk heeft. Ik denk ook dat veel mensen hier net zo weinig zin in hebben als ik. Zal ik, zullen zij, die tegenzin op tijd overwinnen?