Dialoog van tweelingzussen is klein pareltje op Flamenco Biënnale

Recensie

Theater

Flamenco In de voorstelling ‘Antípodas’ demonstreren de tweelingzussen Florencia Oz en Isidora O’Ryan hun eenheid in verbondenheid.

Tweelingzussen Florencia Oz (dans) en Isidora O’Ryan (cello) in ‘Antípodas’.
Tweelingzussen Florencia Oz (dans) en Isidora O’Ryan (cello) in ‘Antípodas’.

Foto Marjom Broeks

Vorige week begon de Flamenco Biënnale met veel gekletter van metaal, maar in de Utrechtse Stadsschouwburg klinkt zacht gefluit en lieflijke zang, vaag gekwinkeleer van vogeltjes. Bij aanvang van hun mooie, kleine voorstelling Antípodas blijven de Chileense tweelingzussen Florencia Oz en Isidora O’Ryan nog even ver weg van flamenco zoals we die kennen.

Gekleed in lange, grijze jassen over wijde broeken draaien ze om elkaar heen, hun hoofden met kleine rukjes bewegend als alerte vogeltjes. O’Ryan zingt zacht en subtiel een Chileens liedje over de hereniging van twee duifjes – ook haar zuivere stem doet in niets denken aan de traditionele, stukgezongen stemmen van de canto jondo.

Met haar liefde voor flamenco en een carrière in Spanje heeft Oz, de danseres van de twee, haar eigen weg gekozen, los van haar wederhelft O’Ryan, cellist en zangeres. Hoe hun eenheid-in-verscheidenheid is ontstaan, hoe zij hun eigenheid hebben ontwikkeld, maken zij in Antípodas tot thema, mede geïnspireerd door de figuur van de dubbelganger uit de Romantiek.

Minicastagnetten

Langzaam doet de flamenco zijn intrede in de choreografie waarmee Oz vorig jaar haar debuut maakte als dansmaker – en meteen tot beste nieuwe artiest werd uitgeroepen op het belangrijke Jerez Festival. In een grotendeels synchrone choreografie beroeren de gezusters de minicastagnetten aan hun vingertoppen, terwijl in de armbewegingen van Oz steeds meer de krullen en arabesken van de flamencodans herkenbaar worden. Ze spreidt haar armen wijd uit, als een vogel die klaar is om uit te vliegen. Haar voetenwerk begint ook voorzichtig en ontwikkelt zich gedurende de voorstelling tot kenmerkende uitbarstingen in de bulérias, met flitsende draaien en roffelend geweld dat ook nog eens wordt versterkt (wat enigszins desoriënterend werkt).

Heel fraai is een beurtzang, de guajira, waarin de zussen elkaar toezingen, over een denkbeeldige oceaan heen, waarin ze het lijden bezingen van de kunstenaar, en daarmee hun pijn over de onderlinge afstand. Maar hun verbondenheid blijft evident, ook als de lieflijk meanderende zang van O’Ryan in scherp contrast staat met de droge voetritmes van haar zus.

Zo is Antípodas een voortdurende dialoog tussen de gezusters, waarbij de toeschouwer gaandeweg verschillende eigenschappen gaat toewijzen: Oz de explosieve en extraverte van de twee, O’Ryan introverter en bescheidener. O’Ryan bezingt aan het einde het leven met een dubbelganger in een interessante bewerking van Schuberts beroemde Lied Der Doppelgänger. Maar wat bij Schubert een gruwel inhield, is bij Oz en O’Ryan een ontroerend, innig verbond.

De Flamenco Biënnale loopt nog tot 9/2. Oz en O’Ryan voeren ‘Antípodas’ nog eenmaal op op vrijdagavond 27/1.


Lees ook dit interview met flamencodanseres Vanesa Aibar: ‘De klank van metaal brengt me terug naar de mijnstreek van mijn jeugd’