Speuren naar vogels: ‘Ik zag hem! Die met dat gele kontje!’

Reportage

Tuinvogeltelling Vanaf vrijdag kan iedereen met een tuin of balkon meedoen aan de Nationale Tuinvogeltelling door een half uur vogels te tellen. Laat mensen kijken en ze gaan vanzelf van vogels houden, is de gedachte.

Klaas de Jong (r.) met zoon Gideon en deelneemster Amber Koehoorn.
Klaas de Jong (r.) met zoon Gideon en deelneemster Amber Koehoorn.

Foto Simon Lenskens

„Kijk, dat zijn wulpen, die herken je aan hun snavel die naar beneden wijst”, zegt Klaas de Jong (50), een van de bekendste vogelaars van Texel (jaren geleden was hij winnaar in het tv-programma In de ban van de condor). Op een gure maar zonnige januari-ochtend zijn de acht deelnemers aan zijn Vogelsafari net uit zijn vrolijk beplakte busje gestapt, de snijdende wind trotserend bij de Mokbaai, niet ver van de veerboot.

De Jong heeft leenkijkers uitgedeeld en zet nu ook een telescoop neer om de wulpen van nog dichterbij te kunnen bekijken. Dat laten twee vriendinnen zich geen tweemaal zeggen: ze buigen zich als eersten om beurten over de telescoop, al valt het kijken door zo’n ding de eerste keer nog niet mee („Ik zie alleen maar zwart!”). Debora Bulthuis (69) komt uit het Groningse Zuidhorn, ze is een weekje op Texel op vakantie met haar vriendin Greetje Otto (66) uit Groningen en samen boekten ze deze vogelexcursie. „We zijn niet heel beste lopers, dus we wilden iets doen met niet te veel lopen”, zegt Otto. De vogelsafari’s van Klaas de Jong bleken voor hen ideaal: in een busje rijdt hij de deelnemers rond langs plekken waar het goed vogels kijken is op het eiland. Echte vogelaars zijn ze nog lang niet, lacht ze: „We weten er eigenlijk heel weinig van.” Des te meer een reden om toch eens met zoiets mee te gaan, besloten ze.

Klaas de Jong kijkt mee met Debora Bulthuis tijdens zijn Vogelsafari.
Foto Simon Lenskens

Bulthuis en Otto zijn exemplarisch voor een grote groep Nederlanders: het vogels kijken zit al jaren enorm in de lift. Wat ooit een hobby was voor oudere mannen in legerkleding wordt elk jaar hipper: jongeren en vrouwen haakten aan, en bij bijvoorbeeld de Vogelbescherming in Zeist vlogen de verrekijkers – zeker in coronatijd – de winkel uit. Reden te meer om de jaarlijkse Nationale Tuinvogeltelling, die de Vogelbescherming dit weekend samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland organiseert, weer flink te promoten: nu zoveel mensen vogels kijken is het mogelijk nog meer gegevens op te halen.


Luister ook de podcast Onbehaarde Apen uit 2020: Waarom zou je de tuinvogels tellen?

Die Tuinvogeltelling werkt heel simpel: mensen wordt gevraagd één half uurtje geconcentreerd alle vogels die in de tuin of op het balkon neerstrijken te noteren en in te voeren in een app. Geen strakke wetenschap deze methode, maar het geeft wel degelijk een beeld van hoe het met de verschillende soorten gesteld is. Belangrijker nog: wie naar vogels kijkt wordt vanzelf enthousiast en zal die vogels en de natuur die ze nodig hebben dan vanzelf ook meer willen beschermen, is de gedachte. Leer dus vooral zoveel mogelijk mensen kijken, is het credo.

Aan Klaas de Jong zal het niet liggen: tijdens zijn vogelsafari slaat hij veelvuldig zijn beduimelde vogelboek open om te wijzen op de verschillen tussen vogels; ondertussen vertelt hij diverse wetenswaardigheden. Het educatieve gehalte is hoog, maar wel op een laagdrempelige, toegankelijke manier: vogelen voor beginners.

Vriendinnen Debora Bulthuis (l.) en Greetje Otto kijken in het vogelboek van Klaas de Jong.
Foto Simon Lenskens

En dat is nog best lastig, verzucht Otto: „Ze zijn vaak zo snel weer weg!” We lopen langs een van de twee Horsmeertjes. De Jong wijst naar het water, waar van alles drijft. „Veel wilde eenden, maar vooraan ligt een tafeleend, en daarachter slobeenden. Die zijn makkelijk te herkennen: slobeenden hebben een buitengewoon grote snavel.” Hij wijst hem aan in zijn boek, daarna volgt bestudering door de telescoop. „Zo leer je toch weer een hoop hè”, zegt Bulthuis. De Jong wijst op een groepje krakeenden, „die kwaken niet, maar ‘krakken’, vandaar de naam”. Otto: „Deze heeft dan weer niet zo’n grote snavel hè.”

Het fenomeen tuinvogeltelling is de dames bekend. Bulthuis woont vlak bij een park en dus ziet ze van alles in haar tuin: niet alleen roodborstjes, kool- en pimpelmeesjes en mussen, maar ook de grote bonte specht. Ze is zeker van plan ook dit jaar weer mee te gaan doen: „Lekker een half uur zitten kijken, en dan alles op de app invoeren.”

Richting het uitkijkpunt bij de Horsmeertjes op Texel.
Foto Simon Lenskens

Even verderop ligt een uitkijkpunt over het andere meertje. De Jong ziet een wintertaling. Een best bijzonder en mooi eendje, zegt hij, wijzend naar de tekening in het boek. Bulthuis, na geconcentreerd boven de telescoop te hebben gehangen: „Ik zag hem! Die met dat gele kontje!” Dan wordt een opstijgende grote zilverreiger gespot – de zon laat hem nog witter stralen dan hij toch al was. „Wauw”, klinkt het meerstemmig. Bulthuis: „Ik word dus echt helemaal enthousiast nu hè! Dit is echt leuk!”

Meteen de tegels de tuin uit

Ondertussen tuurt Gert van Elderen (30) door zijn kijker. Hij komt uit Zwijndrecht en blijkt de partner van de met een imposante telelens behangen Amber Koehoorn (28). „Ik fotografeer landschappen, zij zoomt in”, lacht hij. Zijn vriendin was al vogelaar toen hij haar leerde kennen. Hijzelf was dat niet, al maakten zijn ouders vroeger regelmatig wandelingen met hem, „en daar krijg je al wat van mee”. Nu wordt het steeds serieuzer, ook voor hem. „Op een gegeven moment ontdek je dat je toch veel meer weet dan anderen.” Het is leuk om te merken dat je iets herkent, zegt hij. Die ene keer dat ze samen naar een Friese vogelhut gingen en zijn vriendin ineens omhoog schoot omdat ze een zeearend in de boom zag zitten vergeet hij nooit meer. Het enorme beest, ook wel ‘vliegende deur’ genoemd, vloog prachtig over hen heen. „Ik kan daarvan zo genieten, van háár genieten”, zegt Gert. Als hij op de vrachtwagen rijdt, vindt hij het zelf ook heerlijk om langs de weg buizerds op een paaltje te zien. „Ja, ik ben wel een beetje van het grote werk”, lacht hij. „Dan gaan die vleugels open en zie je zo’n beest glijdend op de wind: ik vind dat prachtig.”

Amber Koehoorn tijdens de Vogelsafari van Klaas de Jong met haar telelens in een vogelkijkhut.
Foto Simon Lenskens

Of hijzelf aan de tuinvogeltelling mee gaat doen weet hij nog niet, „maar Amber sowieso wel. Het staat al in de agenda.” Hij vertelt over de vogels in hun tuin, het zijn er heel wat. „Zwijndrecht is nogal grauw, het eerste wat we deden in ons nieuwe huis was alle tegels eruithalen.” Groen ervoor in de plaats: „En dan zie je pas wat er allemaal zit. Ineens is het druk in de tuin.” Je gaat dan ook bewuster zitten kijken, zegt hij. Veel vogelvoer, dat wil ook wel. „En veel boompjes en heesters”, vult Koehoorn aan, „waar ze kunnen schuilen.” Nu genieten ze vanaf de bank van zo’n beetje alle bekende tuinvogels, en zelfs van puttertjes.

Greetje Otto speurt naar vogels.
Foto Simon Lenskens

Gideon, het zoontje van Klaas de Jong, is 10 jaar maar loopt al met een professionele camera rond of het niks is – mét verrekijker om z’n nek. Bij alles wat de moeite waard is richt hij zijn telelens en schiet niet-onverdienstelijke foto’s, die na afloop naar de deelnemers worden gemaild. Hij doet zéker mee aan de tuinvogeltelling, antwoordt hij desgevraagd, sterker nog: „Ook nog in andere tuinen!” Beschouwt hij zichzelf al als een echte vogelaar? „Ja, eigenlijk wel, ik weet er al best veel vanaf.”

Jonger publiek

Dat steeds meer kinderen en zelfs tieners en jongeren geïnteresseerd raken in vogels kijken is iets dat ook het Vogelinformatiecentrum in De Cocksdorp, helemaal in het noorden van het eiland, signaleert. Het bezoekerscentrum, dat eveneens vogelexcursies organiseert en waar je onder meer opgezette vogels vindt, een bord met actuele waarnemingen, talloze hebbedingen met vogels erop, kleding en verrekijkers, heeft zeker sinds coronatijd de clientèle drastisch zien toenemen, vertelt eigenaar Marc Plomp. Hij is groot voorstander van de tuinvogeltelling: „Het is misschien niet heel wetenschappelijk, maar door de grote aantallen en de lange reeks, sinds 2001, zie je wel leuke variaties optreden, en kun je er toch wel trends uithalen.” Maar het belangrijkste is, benadrukt hij, „dat er veel aandacht voor is en dat het laagdrempelig wordt gemaakt om mensen naar vogels te laten kijken”.

Foto Simon Lenskens

Je „neemt mensen mee in die verwondering”, legt hij uit. „Laat ze door een verrekijker naar een willekeurige vogel kijken; niemand die zegt: wat een lelijk beest. Iedereen vindt dat prachtig! Zelfs een huismus, vol in beeld, in volle pracht: mensen hadden hem nog nooit zo gezien, ze worden er meteen door gegrepen.” Het gaat erom dat ze ervan genieten, zegt hij. „Dat is zo belangrijk omdat ik zeker weet dat ze er daarna ook anders mee omgaan, dat ze meer respect zullen hebben voor vogels, voor de natuur.”

Foto op app ‘Vogels van Nederland en België’ (Agami / Alain Ghignone)

Om mensen te helpen bij het sneller kunnen identificeren van vogels ontwikkelde hij samen met twee ervaren vogelaars een nieuwe vogelapp, die voor iedereen gratis te downloaden is. Dat je foto’s ziet in plaats van tekeningen maakt het nog duidelijker. Plomp: „Alle details zijn écht. Je ziet precies waar de streepjes zitten waar je op moet letten. En je kunt extreem inzoomen op elke vogel.” Voor wie echt alles wil zien en weten is er ook een betaalde variant met nog meer snufjes (zoals geluiden en filmpjes, de vogel in 3D), maar ook onbetaald krijgt de beginner toegang tot een enorm arsenaal, handig ingedeeld en waarbij je vogels die op elkaar lijken naast elkaar kunt zetten. Apetrots is Plomp op de app, mede gebouwd door een jong iemand voor een zo optimaal mogelijke aansluiting bij jongeren. Daarvoor tekende Rodny Stolk (21), voormalig student bedrijfskunde, nu werkt hij in het Vogelinformatiecentrum.

Foto Simon Lenskens

En dat werpt zijn vruchten af: zo kwam er onlangs een schoolklas met pubers langs, „de tweede klas van de middelbare school, in principe vollédig ongeïnteresseerd”, lacht Plomp, „maar ik liet ze even spelen met die app en wat bleek: ze vonden het geweldig”. Stolk merkt al een tijdje dat het publiek steeds gemengder en dus jonger wordt. ‘Ik ben geen vogelaar hoor, maar kijk wel graag naar vogels’, hoort hij veel bezoekers zeggen. Velen van hen lopen uiteindelijk met hun eerste verrekijker weer naar buiten – „en dat hoeft echt niet meteen een dure te zijn”. Hij heeft het afgelopen jaar het aantal bezoekers alleen maar verder zien stijgen, zegt hij. „De twee jaar daarvoor ging de curve ineens een stuk steiler wegens corona. Nu is het weer normaal, maar nog altijd zien we die stijgende lijn.”

Vindt Plomp het niet zonde dat zijn app, waarin zoveel tijd en moeite is gaan zitten, gratis is? Hij schudt van nee: „Ik vind het juist fantastisch. Steeds meer mensen raken erdoor aan het vogels kijken, gaan de natuur in. Uiteindelijk zal iedereen toch meer informatie willen over vogels. De mix uitbreiden, een heel grote groep bereiken met vogels kijken: dát was onze drive.” Hij wilde hier graag in investeren, zegt hij. „We maken zoveel gebruik van de natuur, we genieten daar zó van, we krijgen zoveel – dat we nu iets terug kunnen doen, dat is geweldig.”

Dat genieten is in de praktijk soms een understatement. Terug bij de bus aan de Mokbaai roept De Jong: „Jongens, een blauwe kiekendief!” Alle kijkers draaien tegelijk dezelfde kant op. „Let op zijn witte stuit, daaraan zie je dat het geen bruine is maar een blauwe.” De vogel duikt het riet in. Gideon is stellig: „En nu wachten we tot hij weer opvliegt. Ik blijf hier gewoon uren staan.” Die tijd is er niet, het busje gaat rijden. Dan volgt een cadeautje: de blauwe kiekendief vliegt op en is ineens maar een paar meter van ons verwijderd. De deuren gaan open, ijskoude wind of niet. De zon schijnt vol op de vleugels. Gelukzalig gezucht in de bus.

De blauwe kiekendief tijdens de Vogelsafari.
Foto Amber Koehoorn

Hij loopt!

Over de ‘Vogelboulevard’, zoals de weg langs de dijk aan de Waddenzee in het oostelijk deel van het eiland wel wordt genoemd, worden vervolgens nog kleine zwanen gespot, net als twee perfect gecamoufleerde watersnippen.

Foto Simon Lenskens

Dan stopt Klaas de Jong de bus bij een grote groep brandganzen verderop in een weiland. „Hier zou een roodhalsgans tussen moeten zitten, ééntje.” Ga er maar aan staan bij een paar duizend ganzen, maar na één minuut roept hij: „Ik heb hem!” De gans zit ver weg, maar is door de telescoop net te zien. Het mooie beest met roodbruine hals zit schijnbaar tevreden in het gras. Net als de meesten weer in de bus zitten de uitroep: „Hij is gaan lopen! Hij loopt!!” Prompt zwaait de deur van de bus weer open, iedereen springt eruit.

Op de terugweg kijken Bulthuis en Otto tevreden uit het raam. Otto: „We hebben echt veel gezien vandaag. Ik moest er heel erg inkomen, maar het ging steeds makkelijker. In de loop van zo’n ochtend leer je toch hoe je beter kan kijken.” Voor de vriendinnen is het duidelijk na hun eerste vogeltrip. Bulthuis: „Ik wil dit nog wel een keer doen. Het is echt leuk. Hoe meer je het doet, hoe meer je ook ziet.”

Precies wat ook Marc Plomp van het Vogelinformatiecentrum merkt bij zijn excursies: „Vooral beginners boeken een excursie. Die zeggen: ik wil nu weleens kijken wat dat is, dat vogels kijken. En ja, dat is een geluksmomentje, om daar onderdeel van te zijn. Je kan ze hun allereerste soorten door een verrekijker zo aanwijzen.”