Percussionist Vinsent Planjer vindt dat slagwerk ook moet kunnen ontroeren: ‘Ik wil een verhaal vertellen’

Er hangt een wat zonderling aura rond slagwerkers en drummers. Ze vormen de hartslag van muziek, het fundament waarop de anderen kunnen voortbouwen, maar toch horen ze er vaak niet helemaal bij. Hun plek wordt treffend verwoord in de staande uitdrukking: „We komen met vier muzikanten en een drummer.” Met zijn album Warm To The Touch wil jazz-percussionist Vinsent Planjer (52) laten horen dat slagwerk zich ook staande kan houden in dialoog met één – soms twee – muzikale gesprekspartners uit verschillende artistieke windstreken.

En om het bonte gezelschap dan maar even allemaal op te noemen: violist Liza Ferschtman, pianist Celia García-Garciá, contrabassist Dominic Seldis en cellist Benjamin Glorieux wagen de oversteek vanuit de klassieke wereld. Uit Planjers eigen jazzbiotoop horen we de trompet van Teus Nobel, de mondharmonica van Hermine Deurloo en de twee muzikanten met wie hij het Rembrandt Trio vormt: pianist Rembrandt Frerichs en contrabassist Tony Overwater. En tenslotte zijn er nog harpist Remy van Kesteren, marimbaspeler Tatiana Koleva en saxofonist Ties Mellema die zich aan genregrenzen onttrekken. Met een deel van hen houdt Planjer zondagmiddag zijn album ten doop in het Amsterdamse Splendor.

De status van drummers wordt treffend verwoord in de uitdrukking: „We komen met vier muzikanten en een drummer”

Fanfare

Een paar straten van Planjers huis staat een kleine boekenkast in een voortuin. Middenin het zicht ligt de roman Jazz van Toni Morrison. In het voorwoord vertelt de zwarte Nobelprijswinnares over de liederen die haar moeder voor haar zong. „Een prachtig geluid dat ik met de vanzelfsprekendheid van het ademen in me opnam”, schrijft Morisson. „Zoals de muziek die bekend werd als jazz haalde ze haar inspiratie overal, kende alles – gospel, klassiek, blues, hymnen – en maakte er iets eigens van.”

Dat laatste is precies wat Planjer doet op Warm To The Touch: het vermengen van alle denkbare stijlen. „Ik laat mij voor het openingsnummer ‘The Hilltop’ begeesteren door het begin van Gustav Mahlers Tweede Symfonie”, vertelt hij aan de keukentafel. „‘The Western Lands’ draagt de sporen van de symfonische rock uit de jaren zeventig. En ‘Escape from Wonderland’ drijft op mijn fascinatie voor de ongrijpbare en spookachtige atmosfeer van de moderne Franse componist Olivier Messiaen.”

De kleine jongen uit Zwolle die aanvankelijk lange tijd monogaam de liefde voor The Beatles beleed, verbreedde zijn muzikale hartstocht in de loop der jaren. Zijn ouders brachten hem op zijn achtste naar de drumband van de fanfare, want ze werden er gek van dat hun zoon altijd met zijn bestek op tafel trommelde. Zijn eerste eigen compositie – zo’n vier jaar later – noemde hij niet voor niets Forks and Knives.

Naast de fanfare drumde Planjer in wat schoolbands. Dat je van muziek een beroep kon maken kwam niet bij hem op. „Ik kende niemand die dat deed”, zegt hij. „Ik koos een studie economie in Amsterdam. Maar dat bleek niks voor mij. En dus ging ik – zoals toen in de mode was – backpacken in Australië. Daar zag ik het licht. In Perth ontmoette ik een stel dat kon leven van muziek. Over geld maakten ze zich niet druk, want ze deden iets waarvan ze hielden. Dat moet in Nederland ook kunnen, dacht ik, en stapte op het vliegtuig terug.”

Via het conservatorium belandde Planjer in de jazz. En van daaruit bleef hij zoeken naar een manier om slagwerk een veelzijdiger aanzien te geven. „Een voorbeeld is Max Roach, de Afro-Amerikaan die dat pad verkende in de jaren vijftig. ‘The drummer plays the traps’, zeiden ze in die tijd, een afkorting voor contraptions, dat zoveel betekent als een vreemd apparaat waarvan je niet weet hoe je dat moet gebruiken. Roach zocht naar wegen om melodie op een ritme-instrument te suggereren.”

Met die zoektocht voelt Planjer zich verwant. „Ik ben een luisterende drummer, wat betekent: meegaan in de klank en stroom van de muziek. Dat is atypisch. Ik kreeg hier op het conservatorium kritiek op. De meeste muzikanten zetten zich toch liever af tegen een drumstorm. Dat doe ik ook vaak en graag, maar daarin kan mijn gevoel voor expressie zich niet uiten. Ik wil soms, net als anderen, een verhaal vertellen.”

Spanningsboog

Om zijn melodische droom te verwezenlijken bouwde Planjer door de jaren heen aan een verzameling van zo’n honderd instrumenten van kleine houten blokken tot koperen pauken. Een vindingrijke geest ontdekt op veel plekken slagwerk. Met sommige ervan kan hij verschillende toonhoogten maken, waardoor de illusie van melodie ontstaat, „van klanken die op reis gaan en terugkomen, een vorm, een atmosfeer, een spanningsboog”.

Dat hij op de goede weg is, merkte Planjer onlangs, toen na een concert een bezoeker hem bekende voor het eerst te hebben gehuild bij een drumsolo. En misschien is dat minder vreemd dan het lijkt, zegt hij, want het slagwerk en de mens delen een lange geschiedenis. „Trommelen en zingen waren tenslotte onze eerste vormen van muziek maken. Waar de stem meer de emotie belichaamt, de melodie van de bloedsomloop, is slagwerk het kloppen van ons hart. Het één kan niet zonder het ander. Ritmes zetten ons in beweging. Dat doen melodieën veel minder. Maar misschien hebben we deze beide grootheden in de muziek te scherp tegenover elkaar gezet – althans in het geval van slagwerk – zoals de filosofie ook lichaam en geest los van elkaar ging zien. Mensen hebben soms de neiging om te scheiden wat ze zouden moeten verbinden. Daarom wil ik op mijn instrumentarium ritme en melodie bij elkaar brengen.”

Vinsent Planjer presenteert zijn album Warm To The Touch op zondag 9 juni om drie uur in Splendor in Amsterdam. Info: spendoramsterdam.com.