Extreem geweld tegen het patriarchaat in meerdere nieuwe bioscoopfilms

Drie van de acht uitgekomen bioscoopfilms draaien deze week uit op een afrekening met het patriarchaat.

‘Patricide’ is al jaren een rage. In The Royal Hotel transformeren twee Canadese rugzaktoeristen tot bad ass-chicks die na anderhalf uur spanningsopbouw met een klassiek actiefilm-shot afscheid nemen van hun vakantiebaan. Kitty Green, die in 2020 met het ijzige The Assistent de Weinstein-affaire beklemmend en vol ingehouden woede verfilmde, gooit alle schroom overboord in deze compacte, zinderende film met opnieuw de stuurse Julia Garner in een hoofdrol.

In een notendop: twee backpackers – stugge Hanna en feestbeest Liv – ontdekken op een feestboot in Sydney dat hun geld op is. Ze kunnen aardig bijverdienen als barvrouw in hotel Royal, een kroeg diep in de Australische outback. ‘Fresh meat’ is de slogan waarmee de vriendinnen worden begroet door de clientèle van ruige mijnwerkers.

Dit is Mad Max-territorium. Achter de bar staat het duo bloot aan een continu testosteronbombardement, een glijdende schaal van smachtende blikken, romantische gestes en domme blondjes-grappen, naar kleineren, intimidatie en geweld. Moet je tegen kunnen, en zijn er niet ook aardige kerels zoals de student meteorologie die ze uit zwemmen meeneemt? Al is hij ook uit op seks uiteraard.

Het is slopend: hun voorgangers, twee Britse meisjes, besloten tot de weg van de minste weerstand. We zien ze dansend op de bar afscheid nemen, met een stomdronken wip op hun slaapkamer als finale. Liv, al snel murw gebeukt, neigt daar ook toe: capituleren en zichzelf beneveld wijsmaken dat het vrijwillig is. Zo niet Hanna, die al snel ‘sour cunt’ heet, zuurpruim.

In deze sfeervol luguber, richting laatste ronde escalerende actiethriller, maakt Kitty Green glashelder dat het gevaar niet zozeer provinciale mannen zijn, maar mannen, punt. Zo komt de vrolijke Torsten uit Sydney Hanna en Liv opzoeken; hij blijkt geen redder maar lost als het ware op in het bad van testosteron. De man is hier een veelkoppig monster: de één fleemt, de ander dreigt. Het is niet persoonlijk, ze willen gewoon maar één ding.

Toxische masculiniteit

In thriller The Marsh King’s Daughter is de toxische masculiniteit juist zeer persoonlijk. In idyllische beginshots zien we de twaalfjarige Helena die in een blokhut in de moerassen van Michigan leeft. De oogappel van haar vader Jacob, die haar leert vissen, jagen en overleven. Als Helena ’s winters aarzelt om een wolf en haar pup dood te schieten, krijgt ze straf: het is zij of wij, familie boven alles. Helena aanbidt haar vader, ze heeft minder met haar stille, rancuneuze moeder Beth, tot die met Helena ontsnapt. Beth blijkt op 17-jarige leeftijd door Jacob ontvoerd. De vader is een monster.

Flash forward twintig jaar later: Helena heeft nu zelf een dochter en weet zich omringd door zachtaardige kerels wanneer haar vader uit de gevangenis ontsnapt. Je weet: hij gaat zijn archaïsche patriarchale orde herstellen.

Het voorspelbare The Marsh King’s Daughter laat je te lang wachten op die onvermijdelijke vader-dochter confrontatie in het moeras: fijn begin, spannend eind, uitpuilend middenrif. Maar de aantrekkelijk dreigende Ben Mendelsohn en de fiere krijger Daisy Ridley maken er wel iets interessants van tussen de chique natuurshots.

Filosofisch hebben het Australische The Royal Hotel en het Amerikaanse The Marsh King’s Daughter hun westernethos gemeen: het kwaad bestrijd je alleen met patriarchale middelen, als vrouw moet je zelfredzaam zijn en bereid zijn tot extreem geweld. Een moraal die western The Dead Don’t Hurt deze week ter discussie stelt – om hem in de finale dan toch weer te bevestigen. Want het is fijn als de zachte krachten zegevieren. Maar wel zo spannend als dat met harde, patriarchale hand gebeurt.